Innovatie en Kwaliteit in Vroegschoolse Educatie: Lessen uit Reggio Emilia en de Nederlandse Context
september 5, 2025
De kinderopvangsector staat voor uitdagingen op het gebied van personeelstekorten en de behoefte aan flexibiliteit in de inzet van personeel. Recente wetswijzigingen en beleidsaanpassingen bieden mogelijkheden om beroepskrachten in opleiding (BBL'ers) en andersgekwalificeerde professionals effectiever in te zetten, met als doel de kwaliteit van de opvang te waarborgen en de personele druk te verlichten. Dit artikel geeft een overzicht van de actuele regelgeving en de implicaties voor kinderopvangorganisaties.
De mogelijkheid om beroepskrachten in opleiding in te zetten is verlengd tot 1 juli 2026. Tot deze datum mag maximaal 50 procent van de formatie van een kindercentrum bestaan uit BBL'ers, zowel student-medewerkers als pedagogisch professionals in ontwikkeling. Deze verlenging biedt kinderopvangorganisaties de ruimte om te investeren in de opleiding van toekomstige professionals en tegelijkertijd de continuïteit van de zorg te waarborgen.
Vanaf 1 juli 2024 is het verplicht om een begeleidingsplan te maken voor elke BBL'er. Dit plan dient schriftelijk vastgelegd te worden en goedgekeurd door de BBL'er, de opleidingsbegeleider van de onderwijsinstelling en de praktijkbegeleider van de kinderopvangorganisatie. Er worden geen specifieke inhoudelijke eisen gesteld aan het begeleidingsplan; het is een maatwerkoplossing die gericht is op de individuele ontwikkelbehoeften van de BBL'er. Het plan kan ook de opbouw van de formatieve inzetbaarheid van de BBL'er omvatten.
De mate waarin een BBL'er formatief ingezet kan worden, hangt af van het individuele ontwikkelplan. Voor opleidingen die vanaf augustus 2021 zijn gestart, is werken met 0-jarigen opgenomen in het kwalificatiedossier, wat het belang van praktijkervaring met baby’s tijdens de opleiding onderstreept. Echter, een BBL-student is tijdens de opleiding nog geen volledig gekwalificeerde pedagogisch professional. Daarom mogen BBL'ers niet formatief ingezet worden op een voorschoolse educatie (VE) groep, conform het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
Er wordt echter een wijziging verwacht per 1 januari 2026, waarbij BBL-studenten die een opleiding volgen tot beroepskracht VE onder voorwaarden formatief ingezet mogen worden op een VE-groep. Dit zou een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van het personeelstekort in de sector. Om dit mogelijk te maken, moeten aan specifieke voorwaarden voldaan worden, die gericht zijn op het borgen van de kwaliteit van het aanbod van voorschoolse educatie.
Naast BBL'ers biedt de recente wetswijziging de mogelijkheid om zogeheten andersgekwalificeerde beroepskrachten formatief in te zetten. Dit betreft professionals met een andere opleidings- of beroepsachtergrond. Deze inzet is bedoeld om een rijk activiteitenaanbod te creëren en de brede (talenten)ontwikkeling van kinderen te stimuleren. Bovendien kan het bijdragen aan het verminderen van de werkdruk en de arbeidsmarktkrapte in de sector.
De berekening van de BKR is gewijzigd van groepsniveau naar kindercentrumniveau. Dit biedt houders van kindercentra meer ruimte om rekening te houden met de voor het kind bekende gezichten bij de indeling van groepen. Het creëren van een emotioneel veilige omgeving wordt als essentieel beschouwd voor de ontwikkeling van kinderen.
De nieuwe rekensystematiek is gebaseerd op een gewogen gemiddelde, waarbij de ratio voor kinderen van 4 tot en met 6 jaar 0,1 is en voor kinderen van 7 jaar tot het einde van de basisschool 0,083. De formule voor het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten is: (A x 0,1) + (B x 0,083), waarbij A het aantal kinderen van 4 tot en met 6 jaar is en B het aantal kinderen van 7 jaar tot het einde van de basisschool.
De wijziging naar een BKR op kindercentrumniveau brengt een nieuwe verplichting met zich mee voor de houders van kindercentra: het aanpassen van het pedagogisch beleidsplan. Dit plan moet de overwegingen beschrijven die zijn gemaakt bij de inzet van de beroepskrachten en de groepsindeling van de kinderen, met aandacht voor de behoeften van het kind, de vormgeving van de basisgroepen en de stabiliteit van de opvang. De wijzigingen in het pedagogisch beleidsplan moeten voorgelegd worden aan de oudercommissie en afgestemd worden met de medewerkers.
De inschatting is dat het aanpassen van het pedagogisch beleidsplan, het voorleggen van de wijzigingen aan de oudercommissie en het afstemmen met de medewerkers, afhankelijk van de grootte van het kindercentrum, eenmalig gemiddeld 4 uur per kindercentrum kost. De totale regeldrukkosten voor alle buitenschoolse opvanglocaties (per december 2022 ruim 7.800) worden geschat op € 1,7 miljoen, gebaseerd op een intern uurtarief van € 54.
Naast de administratieve lasten zijn er ook voordelen verbonden aan de nieuwe regelgeving. Een BKR op kindercentrumniveau kan het makkelijker maken om tot een optimale groepsindeling te komen, wat indirect een tijdswinst kan opleveren voor houders. Bovendien wordt de nadruk gelegd op het creëren van een emotioneel veilige omgeving voor kinderen, wat essentieel is voor hun ontwikkeling.
De Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (Wet IKK), die in 2018 in werking trad, is in 2022 geëvalueerd. Uit deze evaluatie bleek dat de kwaliteit van de kinderopvang in het algemeen gestegen was, onder andere door het concretiseren van de eisen die betrekking hebben op het pedagogisch beleidsplan. Echter, de evaluatie toonde ook aan dat een aantal kwaliteitseisen in de praktijk niet zo uitpakte als beoogd en zelfs een mogelijk negatief effect had op de kwaliteit van de kinderopvang, zoals de aangepaste beroepskracht-kind ratio voor de buitenschoolse opvang, die leidde tot een hogere werkdruk voor beroepskrachten. De huidige wijzigingen in de regelgeving zijn mede gebaseerd op de bevindingen van deze evaluatie.
Om houders te ondersteunen bij de berekening van de BKR op kindercentrumniveau, zal opnieuw een rekentool beschikbaar worden gesteld via www.1ratio.nl.
De recente wetswijzigingen en beleidsaanpassingen bieden kinderopvangorganisaties meer flexibiliteit in de inzet van BBL'ers en andersgekwalificeerde professionals. De verlengde mogelijkheid tot inzet van BBL'ers, de verplichting tot een begeleidingsplan, de aanpassingen in de BKR en de mogelijkheid tot inzet van andersgekwalificeerde professionals zijn allemaal gericht op het waarborgen van de kwaliteit van de opvang en het verminderen van de personele druk. Het is essentieel dat kinderopvangorganisaties zich goed laten informeren over de nieuwe regelgeving en de implementatie ervan zorgvuldig plannen om de voordelen te maximaliseren en de administratieve lasten te minimaliseren.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet