Inzet van BBL'ers en Andersgekwalificeerde Professionals in de Kinderopvang: Recente Ontwikkelingen en Regelgeving
september 5, 2025
De Wet Kinderopvang schrijft de instelling van oudercommissies voor bij de meeste kinderopvanglocaties en gastouderbureaus. Dit artikel geeft een overzicht van de wettelijke kaders, de huidige praktijk en de uitdagingen rondom ouderparticipatie in de kinderopvang, gebaseerd op recent onderzoek en regelgeving.
Volgens de Wet Kinderopvang is iedere kinderopvangorganisatie verplicht een oudercommissie in te stellen voor elke bijbehorende kinderopvanglocatie. Van deze verplichting kan worden afgeweken indien er maximaal 50 kinderen worden opgevangen of maximaal 50 gastouders zijn aangesloten bij een gastouderbureau. De oudercommissie heeft een wettelijk vastgelegd medezeggenschapsrecht en adviesrecht. Dit betekent dat de opvangorganisatie de oudercommissie gevraagd en ongevraagd moet adviseren over in de wet vastgelegde onderwerpen. De houder van de organisatie is verplicht de oudercommissie op bepaalde manieren te informeren en, indien het advies niet wordt overgenomen, een schriftelijke motivatie te geven.
Grote opvangorganisaties kunnen een overkoepelende, centrale oudercommissie hebben. Deze centrale oudercommissie heeft echter geen wettelijke grondslag en is dus niet verplicht. Een centrale oudercommissie kan enkel naast de verplichte lokale oudercommissies bestaan, waarbij de lokale commissies zelf bepalen welke adviesrechten ze eventueel aan de centrale commissie delegeren.
Recent onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft aangetoond dat de ouderinspraak in de kinderopvang niet altijd even goed geregeld is. Dit is problematisch, aangezien ouders vaak niet eenvoudig kunnen overstappen naar een andere opvanglocatie, bijvoorbeeld vanwege wachtlijsten. De Wet Kinderopvang (artikel 1.58 t/m 1.60) legt de basis voor ouderinspraak, maar de implementatie ervan verloopt niet altijd conform de wet.
Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de kinderopvanglocaties (dagopvang of BSO) in Nederland een oudercommissie heeft (73%). Een aanzienlijk deel van de locaties zonder oudercommissie, en waar maximaal 50 kinderen worden opgevangen, maakt gebruik van alternatieve ouderraadpleging (76%). Dit betekent dat 10% van alle locaties geen oudercommissie én geen alternatieve vorm van ouderraadpleging heeft. Bij gastouderbureaus is de aanwezigheid van oudercommissies lager (54%), maar bij bureaus met meer dan 50 gastouders stijgt dit percentage naar 83%. Een derde (36%) van alle opvangorganisaties heeft een centrale oudercommissie, wat vaker voorkomt bij grotere organisaties (10 tot 15 locaties; 65%).
Oudercommissies zijn over het algemeen positief over de samenwerking met de opvanglocatie zelf. De ouderraden zijn echter in veel gevallen minder positief over de samenwerking met de aanbieders. Iets meer dan de helft van de ouderraden geeft aan dat afspraken worden nagekomen. Hoewel het merendeel van de adviezen van oudercommissies wordt overgenomen, ontvangt slechts de helft van de oudercommissies een schriftelijke motivatie wanneer een advies niet wordt opgevolgd, terwijl dit wettelijk verplicht is.
Het proces van het machtigen van adviesrechten van de lokale oudercommissie aan de centrale oudercommissie verloopt niet altijd correct. De wetgeving stelt dat alleen de lokale oudercommissie kan bepalen of en welke adviesrechten zij overdraagt aan de centrale oudercommissie. Echter, uit onderzoek blijkt dat minder dan de helft van de oudercommissies (45%) aangeeft dit zelf te hebben bepaald. Een kwart van de oudercommissies geeft aan dat de opvangorganisatie dit heeft gedaan.
Ouders vinden oudercommissies belangrijk, maar willen vaak niet zelf deelnemen. Een derde (31%) van de ouders met opvang weet niet eens of er een oudercommissie aanwezig is op de kinderopvanglocatie van hun kind. Van de ouders die weten dat er een oudercommissie is, vindt 73% het belangrijk dat deze er is. Echter, meer dan de helft van de ouders (58%) wil niet zelf deelnemen aan de oudercommissie, vaak vanwege een gebrek aan tijd of onduidelijkheid over de inhoud van de functie. Ouders geven de oudercommissie gemiddeld een 6,3. Een derde vindt dat de belangen van ouders goed worden vertegenwoordigd, maar slechts 8% voelt zich betrokken bij de oudercommissie en 24% heeft het gevoel dat ze invloed kunnen uitoefenen via de oudercommissie.
In sommige gevallen lukt het een houder, vooral bij kleine locaties, niet om een (lokale) oudercommissie in te stellen. In dergelijke situaties geldt een inspanningsverplichting. Wanneer een houder aan alle onderstaande inspanningsverplichtingen heeft voldaan, wordt er in principe niet gehandhaafd op het ontbreken van de oudercommissie. De GGD toetst op deze inspanningsverplichtingen tijdens inspecties. Gemeenten behouden echter altijd het recht om te handhaven, bijvoorbeeld als ze van mening zijn dat de houder niet zijn uiterste best doet om een oudercommissie in te stellen. Voorbeelden van inspanningsverplichtingen zijn: aandacht voor de oudercommissie op de website van de houder en aandacht voor de oudercommissie in kwartaalnieuwsbrieven of andere communicatiemiddelen richting ouders.
De wetgeving omtrent oudercommissies geldt niet voor alle vormen van kinderopvang. Zo is er geen verplichting tot het instellen van een oudercommissie voor gastouders, behalve in Europees Nederland bij gastouderbureaus. In Caribisch Nederland zijn geen gastouderbureaus, enkel individuele gastouders. Ook voor kindercentra met minder dan 50 kinderen geldt geen verplichting tot het instellen van een oudercommissie. De regering is van mening dat een eis voor het instellen van een oudercommissie bij kleinere organisaties en gastouders vanwege de relatief kleine afstand tussen ouder en kinderopvangorganisatie niet nodig is.
De Wet Kinderopvang schrijft de instelling van oudercommissies voor bij de meeste kinderopvanglocaties, met als doel de ouderparticipatie te bevorderen. Hoewel de meerderheid van de locaties een oudercommissie heeft, blijkt uit onderzoek dat de ouderinspraak niet altijd optimaal is. Er zijn uitdagingen met betrekking tot de samenwerking tussen oudercommissies en opvangorganisaties, de machtiging van adviesrechten aan centrale oudercommissies, en de betrokkenheid van ouders bij de oudercommissie. Het naleven van de wettelijke verplichtingen, zoals het verstrekken van schriftelijke motivaties bij afwijzing van adviezen, is niet altijd gegarandeerd. Het is van belang dat opvangorganisaties en oudercommissies samenwerken om de ouderparticipatie te verbeteren en de kwaliteit van de kinderopvang te waarborgen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet