Functie-indeling en -waardering binnen de Jeugdzorg
september 5, 2025
De Wet basisvoorziening kinderopvang (Wbk) is een belangrijke ontwikkeling in de Nederlandse samenleving, die de kinderopvang niet langer als een bijzaak beschouwt, maar als een essentieel onderdeel van de ondersteuning van ouders, de overheid en sociale partners. Deze wet beoogt een meer eenduidig en toegankelijk financieringsstelsel voor kinderopvang te creëren, de kwaliteit te waarborgen en het toezicht te verbeteren. Dit artikel geeft een overzicht van de belangrijkste aspecten van de Wbk, gebaseerd op beschikbare informatie.
De Wbk gaat uit van een tripartiete financiering van kinderopvang, waarbij werkgevers, de overheid en ouders elk een bijdrage leveren. Een belangrijk uitgangspunt is de introductie van een systeem van vraagfinanciering, waardoor de keuzevrijheid van ouders wordt bevorderd. In de praktijk draagt een werkgever momenteel nog niet in alle gevallen bij aan de kosten van kinderopvang. De nota Hoofdlijnen Wet basisvoorziening kinderopvang streeft ernaar dat op termijn 90% van de collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) en bedrijfsregelingen concrete afspraken over kinderopvang bevatten.
Wanneer dit streefdoel bereikt is, wordt verwacht dat het macro-aandeel van werkgevers circa 27% van de totale kosten van kinderopvang zal bedragen. De macrobijdrage van de overheid en ouders zal dan ongeveer 73% van de kosten dekken. De verdeling van de kosten tussen de overheid en de ouders is afhankelijk van de inrichting van de algemene maatregel van bestuur omtrent de tegemoetkoming. Bij de invulling van deze maatregel zal worden aangesloten bij de laatst vastgestelde adviestabel ouderbijdragen en het huidige fiscale stelsel. Berekeningen op basis van cijfers uit 2001 suggereren een overheidsaandeel van 46% en een ouderaandeel van ongeveer 27%.
Het wetsvoorstel onderscheidt twee hoofdvormen van kinderopvang: gastouderopvang en opvang in een kindercentrum. Gastouderopvang betreft de verzorging en opvoeding van kinderen in de woning van de gastouder of de ouder, waarbij maximaal vier kinderen gelijktijdig worden opgevangen, exclusief de eigen kinderen van de gastouder. Uit tevredenheidsonderzoek van intermediaire organisaties blijkt dat gastouderopvang bij deze maximale groepsgrootte goed functioneert en dat ouders tevreden zijn over de kwaliteit.
Gastouderopvang, vaak tot stand gekomen via een gastouderbureau, biedt een antwoord op de vraag naar kleinschalige en flexibele opvang. In dunbevolkte regio's is het soms de enige beschikbare vorm van kinderopvang. Een tegemoetkoming in de kosten is echter slechts mogelijk voor gastouderopvang die tot stand is gekomen via een geregistreerd gastouderbureau.
Kinderopvang richt zich op de verzorging en opvoeding van jonge kinderen, een kwetsbare doelgroep. Daarom is een goede kwaliteit van de kinderopvang essentieel. De Wbk introduceert een samenhangend geheel van bepalingen met betrekking tot de kwaliteit, het toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen en instrumenten om de naleving af te dwingen.
Het kabinet acht het belangrijk dat het functioneren van kinderopvangondernemingen op centraal niveau wordt gereguleerd, om een uniforme kwaliteitswaarborging te realiseren. Er is gekozen voor een stelsel van meldingsplicht en registratie, in plaats van het huidige vergunningenstelsel. Dit stelsel kan worden gecombineerd met een meldingsplicht en registratie.
Voorheen waren de kwaliteitseisen voor kinderopvang vastgelegd in het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang, gebaseerd op de Welzijnswet 1994. Deze kwaliteitsregels werden uitgewerkt in gemeentelijke verordeningen, die onderling verschilden. Dit leidde tot marktverstoring, rechtsongelijkheid en onduidelijkheid voor ondernemers. Ook het toezicht op de kwaliteit verschilde per gemeente in criteria, bereik en handhaving.
De wet bepaalt nu uitsluitend dat sprake moet zijn van “verantwoorde kinderopvang”. Dit heeft geleid tot onduidelijkheid over de juridische basis voor gemeenten om hun toezichthoudende en handhavende taken uit te oefenen. Om deze onduidelijkheid weg te nemen, is de kinderopvangsector gevraagd om via zelfregulering de globale kwaliteitseisen uit de wet nader te concretiseren. Het streven is om concept-toezichtprotocollen te ontwikkelen, waarmee gemeenten en inspecteurs van de GGD invulling kunnen geven aan hun taak bij het toezicht en de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang.
De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van de kwaliteitsnormen ligt bij de gemeente, die dit toezicht uitvoert via de GGD’en. Het Rijk ziet toe op de wijze waarop de gemeenten deze toezichtstaak uitvoeren (tweedelijnstoezicht).
De toekomstige werkwijze van het toezicht houdt in dat de GGD, na melding en registratie van een nieuwe aanbieder van kinderopvang, binnen een wettelijk vastgestelde termijn onderzoekt of de exploitatie redelijkerwijs zal voldoen aan de eisen van de Wk. De toezichthouder stelt een inspectierapport op. Afspraken over de vergoeding van de kosten van het toezicht worden gemaakt tussen het college van burgemeester en wethouders en de GGD. Daarnaast worden werkafspraken gemaakt met betrekking tot de rapportageverplichtingen over het toezicht aan de gemeenteraad.
De Wbk houdt de tussenschoolse opvang buiten de reikwijdte van het wetsvoorstel. Artikel 45 van de Wet op het primair onderwijs verplicht het bevoegd gezag van de school om gelegenheid en ruimte te bieden voor het overblijven van leerlingen. Het kabinet is van mening dat een kwalitatief goede overblijfsituatie een belangrijke schakel is in de opvang van schoolgaande kinderen en daarmee in het combineren van arbeid en zorg. In de Beleidsbrief tussenschoolse opvang worden stappen beschreven die de komende jaren zouden moeten worden gezet om het overblijven als onderdeel van een sluitende dagindeling te verbeteren. De schoolbesturen hebben hierbij een belangrijke taak, mits er adequate financiering is geregeld. De gemeente heeft een regierol bij de totstandkoming van tussenschoolse opvang als onderdeel van een sluitende dagindeling.
De Wet basisvoorziening kinderopvang is een belangrijke stap in de ontwikkeling van een kwalitatief goede en toegankelijke kinderopvang in Nederland. De wet beoogt een meer eenduidig financieringsstelsel te creëren, de kwaliteit te waarborgen en het toezicht te verbeteren. De tripartiete financiering, de focus op gastouderopvang en kindercentra, en de rolverdeling tussen de overheid, gemeenten, GGD’en en de kinderopvangsector zijn essentieel voor het succes van de wet. De implementatie van de wet vereist echter nog verdere concretisering van de kwaliteitseisen en een effectieve samenwerking tussen alle betrokken partijen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet