De Opleiding tot Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker Kinderopvang: Een Uitgebreid Overzicht
september 5, 2025
De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de kwaliteit en handhaving van kinderopvangcentra, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaalwerk en gastouderopvang ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Jaarlijks dient het college verslag te doen aan de Inspectie van het Onderwijs over de uitvoering van dit toezicht en de handhaving van de kwaliteit. De basis voor deze eisen is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Dit artikel beschrijft de belangrijkste aspecten van deze regelgeving, met name gericht op peuterspeelzalen en kindercentra, gebaseerd op de beschikbare documenten.
Een centraal element in de kwaliteitsborging is het pedagogisch beleidsplan. Dit plan moet, volgens de beleidsregels, op duidelijke en observeerbare wijze de volgende aspecten beschrijven:
Het niet naleven van deze eisen kan leiden tot handhavingsmaatregelen.
Bij overtredingen van de kwaliteitseisen kan het college verschillende handhavingsmaatregelen treffen. Deze zijn afhankelijk van de ernst van de overtreding en worden bepaald aan de hand van een afwegingsmodel. Mogelijke sancties zijn:
De duur van een aanwijzing is gemiddeld maximaal twee maanden. Voor de andere sancties geldt een boete van 750 euro. Een andere omstandigheid die aanleiding kan geven tot verhoging of verlaging van de boete wordt ook meegenomen in de beoordeling.
De wet stelt specifieke eisen aan de groepsgrootte en de benodigde personeelsinzet, afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Voor kindercentra gelden de volgende maximale groepsgroottes:
De benodigde personeelsinzet is als volgt:
Gedurende een beperkte tijd, maximaal anderhalf uur na opening en voor sluiting, kan met één functionaris minder worden gewerkt, mits er ten minste één functionaris aanwezig is. Indien slechts één functionaris aanwezig is, moet er naast deze functionaris ten minste één volwassene aanwezig zijn ter ondersteuning.
Voor kindercentra geldt dat per groep een ruimte beschikbaar moet zijn met minimaal drie vierkante meter netto speel-/werkoppervlak per kind, bepaald volgens NEN 2580. Daarnaast is buitenspeelruimte vereist met een oppervlakte van minimaal vier vierkante meter per spelend kind, eveneens bepaald volgens NEN 2580.
Naast de eerder genoemde aspecten, moet het pedagogisch beleidsplan ook de volgende zaken beschrijven:
De houder van een kindercentrum is verplicht een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering af te sluiten ten behoeve van de aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen. Een gastouderbureau is verplicht een vergelijkbare verzekering af te sluiten voor de werkzame functionarissen, begeleiders, aangesloten gastouders en de door hen opgevangen kinderen.
Het college hanteert het Afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bij het uitvoeren van handhavingsacties. Dit model is opgedeeld in hoofdstukken per vorm van kinderopvang (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, gastouders, peuterspeelzalen en overige overtredingen). De kwaliteitsaspecten zijn ingedeeld in domeinen zoals kinderen, ouders, personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio, pedagogisch beleid, klachten en voorschoolse educatie.
De beleidsregels zijn in werking getreden op de dag na publicatie. Voor peuterspeelzalen traden de regels in werking op de dag dat afdeling 2.2 en artikel 2.20 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in werking traden. De beleidsregel wordt aangehaald als Handhavingbeleid kwaliteit kinderopvang.
In het Afwegingsmodel wordt verstaan onder een beroepskracht: een persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum en belast is met de verzorging en opvoeding van kinderen, of een persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een gastouderbureau en belast is met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang. Een beroepskracht in opleiding is degene die de beroepsbegeleidende leerweg volgt en ten behoeve van beroepspraktijkvorming is belast met de verzorging en opvoeding van kinderen bij een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang.
De kwaliteit van kinderopvang en peuterspeelzalen wordt gewaarborgd door een uitgebreid stelsel van wet- en regelgeving. Het pedagogisch beleidsplan vormt hierbij de kern, waarin de essentiële aspecten van de opvang beschreven moeten worden. Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van deze regels, waarbij een afwegingsmodel wordt gehanteerd om de ernst van overtredingen te bepalen en passende sancties op te leggen. De naleving van de eisen ten aanzien van groepsgrootte, personeelsinzet, verblijfsruimte en verzekeringen is essentieel voor het creëren van een veilige en stimulerende omgeving voor kinderen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet