De Opleiding tot Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker Kinderopvang: Een Uitgebreid Overzicht
september 5, 2025
De kwaliteit van kinderopvang is van groot belang voor de ontwikkeling en het welzijn van kinderen. Een belangrijk aspect van deze kwaliteit is de continuïteit en de vertrouwde omgeving die geboden wordt. Dit wordt mede bereikt door het beleid rondom vaste gezichten, het vierogenprincipe en de drie uurs regeling. Dit artikel geeft een overzicht van deze aspecten, gebaseerd op beschikbare regelgeving en beleidslijnen.
Het vaste gezichtenprincipe is een regelgeving die erop gericht is om kinderen een gevoel van veiligheid en vertrouwen te bieden in de kinderopvang. Dit principe stelt dat een kind een vaste en vertrouwde persoon moet kennen. In de dagopvang is het vaste gezichtenprincipe verplicht. Dit betekent dat elk kind altijd twee vaste gezichten toegewezen krijgt, waarvan ten minste één tijdens de opvang aanwezig moet zijn.
Er kunnen uitzonderingen zijn op deze regel, bijvoorbeeld in geval van verlof of ziekte van een vaste medewerker. In dergelijke situaties kan het voorkomen dat er tijdelijk geen vast gezicht beschikbaar is. De regelgeving rondom het vaste gezichtenprincipe kan in de loop der tijd wijzigen, maar het uitgangspunt van twee vaste gezichten wordt in de praktijk vaak aangehouden.
Voor de buitenschoolse opvang (BSO) is het vaste gezichtenprincipe niet verplicht. Dit biedt meer flexibiliteit in de personeelsbezetting. Echter, veel kinderopvangorganisaties streven er toch naar om een vast gezicht per groep te behouden, omdat dit positief wordt beoordeeld voor de ontwikkeling van de kinderen. Zelfs in deze setting kan ziekte van personeel echter leiden tot afwijkingen van dit streven.
Naast het vaste gezichtenprincipe is het vierogenprincipe een belangrijk onderdeel van de veiligheid in de kinderopvang. Dit principe houdt in dat er altijd een volwassene aanwezig moet zijn die kan meekijken of meeluisteren met een andere pedagogisch medewerker. Dit is met name van belang om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen en te signaleren.
Het vierogenprincipe is een onderdeel van het veiligheids- en gezondheidsbeleid dat kinderopvangorganisaties moeten voeren. Dit beleid omvat onder andere de wijze waarop het continu wordt vormgegeven, geïmplementeerd, geëvalueerd en geactualiseerd. Ook de voornaamste risico’s, waaronder het risico van grensoverschrijdend gedrag, moeten in dit beleid worden opgenomen, evenals een plan van aanpak voor deze risico’s. Het beleid moet inzichtelijk zijn voor zowel medewerkers als ouders.
Het organiseren van de dagopvang zodanig dat een beroepskracht altijd gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene is een concrete maatregel die genomen kan worden om het vierogenprincipe te waarborgen.
De beroepskracht-kindratio (BKR) is een belangrijke factor bij het bepalen van de kwaliteit van de kinderopvang. De BKR geeft aan hoeveel pedagogisch medewerkers er nodig zijn voor een bepaald aantal kinderen, afhankelijk van hun leeftijd. De BKR wordt berekend met behulp van een rekentool van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
De 3-uursregeling biedt een mogelijkheid om tijdelijk af te wijken van de vastgestelde BKR. Deze regeling stelt dat er per dag maximaal 3 uur afgeweken mag worden van de vereiste ratio, mits de kinderopvang minimaal 10 uur achter elkaar open is. Het is echter niet toegestaan om minder dan de helft van het verplichte aantal pedagogisch medewerkers in te zetten, ook niet tijdens uitjes.
De kwaliteit van de kinderopvang wordt bewaakt door middel van toezicht en handhaving. Toezichthouders van de GGD onderzoeken de naleving van de kwaliteitseisen en leggen hun bevindingen vast in een inspectierapport. De inspecties vinden zoveel mogelijk onaangekondigd plaats, om een realistisch beeld te krijgen van de dagelijkse praktijk.
De focus van de inspecties verschuift steeds meer naar de pedagogisch praktijk en minder naar de administratie. Er zijn verschillende typen onderzoek: een onderzoek vóór registratie (OVR) en reguliere inspecties. Bij het OVR wordt beoordeeld of de opvang redelijkerwijs in overeenstemming met de Wet kinderopvang zal plaatsvinden.
Aan de hand van een risicoprofiel wordt bepaald hoe zwaar het toezicht zal zijn. Een groen risicoprofiel leidt tot beperkt toezicht, terwijl een geel, oranje of rood risicoprofiel leidt tot uitgebreider en/of vaker toezicht. Het risicoprofiel is gebaseerd op een landelijk model en geeft geen kwaliteitsoordeel, maar is een planningsinstrument.
Indien een kinderopvangorganisatie niet voldoet aan de kwaliteitseisen, kan het college verschillende handhavingsmaatregelen toepassen. Deze maatregelen zijn gericht op het beëindigen van de overtreding en het voorkomen van herhaling. Mogelijke maatregelen zijn:
De kwaliteitseisen waaraan voldaan moet worden, zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang en de bijbehorende regelgeving. Deze eisen omvatten onder andere de veiligheid en gezondheid van de kinderen, de pedagogische kwaliteit van de opvang en de kwalificaties van de medewerkers.
Een belangrijk onderdeel van de kwaliteitseisen is het veiligheids- en gezondheidsbeleid. Dit beleid moet onder andere de wijze beschrijven waarop er continu proces is van vormen, implementeren, evalueren en actualiseren van het beleid, de voornaamste risico’s en het risico van grensoverschrijdend gedrag, en een plan van aanpak voor deze risico’s.
Iedereen die werkt op een plek waar kinderen worden opgevangen, moet zich inschrijven in het Personenregister kinderopvang. Medewerkers worden regelmatig gecontroleerd op strafbare feiten. Om zich in te schrijven, is een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) vereist. De VOG mag op het moment van aanvragen niet ouder zijn dan 2 maanden.
Het vaste gezichtenprincipe, het vierogenprincipe en de 3-uursregeling zijn belangrijke elementen van het beleid in de kinderopvang. Deze principes en regelingen zijn gericht op het waarborgen van de veiligheid, de kwaliteit en de continuïteit van de opvang. Toezicht en handhaving spelen een cruciale rol bij het controleren van de naleving van de kwaliteitseisen. Het naleven van deze regels en het voeren van een adequaat beleid is essentieel voor het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen in de kinderopvang.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet