Kinderopvang: Toegankelijkheid, Betaalbaarheid en Ondersteuning voor Kwetsbare Gezinnen
september 5, 2025
De kinderopvang in Nederland kent een complex landschap van regelgeving, diverse opvangvormen en een voortdurende focus op veiligheid en kwaliteit. Dit artikel biedt een overzicht van de huidige situatie, gebaseerd op beschikbare gegevens en richtlijnen.
Uit recente cijfers blijkt dat een aanzienlijk aantal kinderen gebruikmaakt van kinderopvang. Ongeveer 383.000 kinderen maken maandelijks gebruik van dagopvang (0-4 jaar), terwijl circa 458.000 kinderen naar buitenschoolse opvang (4-12 jaar) gaan. Daarnaast maken ongeveer 75.000 kinderen gebruik van een betaalde gastouder. In totaal ontvangen 916.000 kinderen maandelijks kinderopvangtoeslag, wat aangeeft dat een groot deel van de opvang gesubsidieerd wordt. Kinderen die naar de opvang gaan, maken gemiddeld gebruik van ongeveer twee dagen per week, wat neerkomt op 91,6 uur per maand voor dagopvang en 43,1 uur per maand voor buitenschoolse opvang. De dagopvang vertegenwoordigt het grootste deel van de totale opvang (59 procent), gevolgd door buitenschoolse opvang (33 procent) en gastouderopvang (8 procent).
De indicatiestelling voor kinderopvang op basis van een sociaal-medische indicatie (SMI) ligt primair bij het Team Jeugd van de gemeente. Binnen dit team wordt de noodzaak van kinderopvang integraal bekeken, rekening houdend met de totale problematiek binnen een gezin, de behoefte aan hulpverlening en andere opvangmogelijkheden, zoals het netwerk van het gezin. Het advies van het Team Jeugd wordt vervolgens getoetst aan de geldende beleidsregels. Een indicatie kan achterwege blijven als de situatie en de noodzaak eenduidig zijn.
Een besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor een aanvraag voor een tegemoetkoming van de gemeente. De geldigheidsduur van de indicatie kan zowel beperkt als onbepaald zijn, en hierover dient een uitspraak te worden gedaan in het indicatieadvies. De tegemoetkoming is bedoeld als tijdelijke ondersteuning, aangezien ouders primair zelf verantwoordelijk zijn voor de opvang van hun kind(eren). Van ouders wordt verwacht dat zij actief zoeken naar andere mogelijkheden om zelf in de opvang te voorzien. De tegemoetkoming fungeert als een vangnet, waarbij andere mogelijkheden zoals de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning, peuteropvang of het netwerk van belanghebbenden eerst moeten worden benut.
Een besluit betreffende kinderopvang is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat er bezwaar kan worden gemaakt tegen het besluit en beroep kan worden ingesteld. Om de doorlooptijd van een adviesaanvraag te bespoedigen, is het raadzaam dat gemeenten ‘harde’ afspraken maken met de adviserende organisaties over de termijn waarbinnen adviezen worden uitgebracht.
Helaas komt het in Nederland af en toe voor dat een baby overlijdt tijdens kinderopvang onder het beeld van wiegendood. Dit gebeurt zowel in dagverblijven als bij gastouders. Aandacht voor preventie en voorzorgsmaatregelen kan het risico, dat in het bijzonder voor jonge baby’s tussen 3 en 9 maanden relatief hoger blijkt uit te vallen dan in thuissituaties, tot het uiterste beperken.
Professioneel bij opvang betrokken verzorgers moeten kennis dragen van de preventieaanbevelingen zoals gepubliceerd in de folder Veilig Slapen en op de website Kinderveiligheid.nl (voorheen wiegendood.nl en veiligslapen.info). Ouders ontvangen deze adviezen doorgaans van het consultatiebureau, de verloskundige of de kraamzorg, maar indien dit niet het geval is, kunnen zij de folder bij de Stichting Onderzoek en Preventie Zuigelingensterfte aanvragen. De adviezen gelden zeker voor de eerste twee levensjaren.
Een model-protocol voor kinderopvang is ontwikkeld in overleg met praktijkdeskundigen en sluit aan bij de richtlijn Preventie Wiegendood van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) en de Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN). Dit protocol wordt voortdurend bijgewerkt op basis van de meest actuele wetenschappelijke onderzoeksbevindingen. Statistieken over een lange reeks van jaren tonen aan dat het volgen van de preventie-adviezen leidt tot een drastische verlaging van de incidentie van wiegendood. Echter, niemand kan elk risico volledig uitsluiten.
Het is belangrijk om tijdstip, situatie in het bedje, houding van de baby, kleding en temperatuur (ook die van de baby) te noteren in een observatieverslag. Als permanent toezicht niet mogelijk is, is een zo kort mogelijke interval wenselijk. Elke tijdseenheid is arbitrair, maar een korter interval is te prefereren, aangezien een gevaarlijke situatie een baby heel snel fataal kan worden.
De (groeps)leidsters zijn verantwoordelijk voor het toepassen van de regels en het signaleren van eventuele problemen. Van belangrijke gebeurtenissen (ongelukken of bijna-ongelukken) moeten zij de directie onmiddellijk op de hoogte stellen. Als een baby ondanks alle voorzorgen in ogenschijnlijk slechte conditie wordt aangetroffen, moet het kind worden geprikkeld door het aan te tikken, de voetzolen te kietelen en het op te pakken om te zien of het zich herstelt. Indien dit niet het geval is, moet terstond alarm worden geslagen (112 bellen) en met de reanimatie worden begonnen. Andere leidsters moeten worden opgeroepen, maar andere kinderen mogen niet zonder toezicht worden achtergelaten. De directie wordt gewaarschuwd en neemt contact op met de ouders en medische instanties.
Nazorg is van groot belang, niet alleen voor de ouders, maar ook voor de mensen in de kinderopvang. Aandacht voor alle betrokkenen en openheid over de gang van zaken voorkomen dat het rouwproces extra wordt belast. De werkgroep en de stichting kunnen adviseren en behulpzaam zijn bij de nazorg.
Het aantal zzp’ers in de kinderopvang neemt af, mede door de krimp in de gastouderopvang. De meeste zzp’ers in de gastouderopvang lopen weinig risico op schijnzelfstandigheid, omdat zij meestal thuis en voor eigen rekening en risico werken, zonder inbedding of aansturing. De afname van zzp’ers in de kinderopvang gaat vooral over de dagopvang en de buitenschoolse opvang, die samen 92 procent van de kinderopvang vertegenwoordigen.
De kinderopvang in Nederland is een belangrijke voorziening voor veel ouders. Er zijn diverse opvangvormen beschikbaar, en de toegang tot kinderopvang kan worden ondersteund door een sociaal-medische indicatie en een bijbehorende tegemoetkoming. Veiligheid, met name de preventie van wiegendood, staat hoog in het vaandel en vereist continue aandacht en naleving van protocollen. De branche kent ontwikkelingen, zoals een afname van het aantal zzp’ers, die de dynamiek van de sector beïnvloeden.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet