Ontwikkelingsgebieden voor kinderopvang: Plaatsing, schaal en ruimtelijke voorwaarden
juli 20, 2025
Het mentorschap in de kinderopvang is sinds de invoering van de Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) een verplicht onderdeel van de kwaliteitseisen in de sector. Deze verplichting is een onderdeel van het bredere kader dat gericht is op een verbetering van de pedagogische kwaliteit en veiligheid in de opvang van jonge kinderen. Het mentoraat betreft de toewijzing van een mentor aan elk kind in de kinderopvang, met als doel de kind-mentor relatie te versterken en het kind beter te kunnen begeleiden in zijn of haar ontwikkeling.
Het mentoraat is echter niet een uniforme aanpak; de invulling ervan ligt in de handen van de instelling. Dit artikel geeft een overzicht van de wettelijke verplichtingen, de praktische uitwerking van het mentoraat in de kinderopvang, en de kansen en uitdagingen die hiermee gepaard gaan. Daarnaast wordt ingegaan op de betekenis van het mentorschap binnen het bredere kader van pedagogische kwaliteit en veiligheid in de kinderopvang.
De Wet IKK is vanaf 1 januari 2018 van kracht en stelt nieuwe kwaliteitseisen voor de kinderopvang. Deze wet bevat onder andere verplichtingen met betrekking tot het mentoraat, het pedagogisch beleidsplan, het veiligheids- en gezondheidsbeleid, en de aanstelling van een pedagogisch beleidsmedewerker. Het mentoraat is hierin verplicht gesteld als onderdeel van de kwaliteitseisen, maar het is niet voorzien van een gedetailleerde, wettelijk verankerde uitwerking. Dit betekent dat het mentoraat in de praktijk uitgevoerd moet worden aan de hand van eigen visies en werkwijzen binnen de instelling.
Het mentoraat is opgenomen in het Besluit kwaliteit kinderopvang van 23 augustus 2017. Hierin wordt verder uitgewerkt hoe de kwaliteitseisen moeten worden ingevuld. De wet stelt geen eenduidige richtlijnen voor hoe een mentor precies moet fungeren of hoeveel tijd hij of zij per kind moet besteden. Dit geeft ruimte voor eigen initiatieven, maar vereist ook duidelijke inpassing in de pedagogische visie van de instelling.
In de praktijk betekent het mentoraat dat elk kind een persoonlijke relatie ontwikkelt met een mentor, die als toevertrouwd contactfunctie kan fungeren. De mentor helpt het kind bij het uitdrukken van emoties, biedt ondersteuning bij het opbouwen van vertrouwen en zorgt ervoor dat het kind zich veilig en begrepen voelt. Dit is van groot belang, vooral bij jonge kinderen die nog niet in staat zijn om hun behoeften en gevoelens goed te articuleren.
Een aantal van de betrokken professionals in de kinderopvang benadrukt dat het mentoraat vaak al bestaat, maar dat het nu expliciet gemaakt moet worden. Dit is ook te zien in de reacties op het artikel van Jepema en Nijhof-Broek, waarin wordt gesteld dat het mentoraat een waardevolle aanvulling is op bestaande praktijken. Echter, er is ook kritiek op de mate waarin het mentoraat daadwerkelijk zal leiden tot veranderingen in de werkwijze van pedagogische medewerkers. De vraag rijst of het mentoraat inderdaad een stap is van onbewust bekwaam naar bewust bekwaam, of dat het slechts een formele benaming is voor een bestaande rol.
Daarnaast benadrukt een van de reacties dat het belangrijk is om het mentoraat niet teveel te formaliseren. Er is het risico dat het mentoraat verandert in een administratieve last, waarbij de persoonlijke relatie tussen mentor en kind in de achtergrond dreigt te verdwijnen. Het accent moet liggen op het proces van betrokkenheid en verbondenheid, en niet op het eindresultaat. Hierbij is het van belang dat medewerkers een eigen inbreng kunnen maken en eigen verantwoordelijkheid nemen voor de uitwerking van het mentoraat binnen de instelling.
Het mentoraat biedt verschillende kansen voor het versterken van de kwaliteit van de kinderopvang. Ten eerste stelt het een sterke basis voor de relatie tussen kind en mentor, wat essentieel is voor de emotionele ontwikkeling van jonge kinderen. Deze relatie kan dienen als een veilige basis waaruit het kind zich kan ontwikkelen en vertrouwen kan opbouwen in de omgeving van de opvang.
Ten tweede kan het mentoraat een ondersteunende rol spelen bij de communicatie tussen opvanginstelling en ouders. In de reacties op het artikel van Jepema en Nijhof-Broek wordt benadrukt dat het mentoraat ook een kansen biedt voor het versterken van de relatie met ouders. Door het mentoraat te benutten als een brug tussen opvang en thuissituatie, kan het een rol spelen in het creëren van een consistente begeleiding van het kind. Dit is van bijzonder belang in het kader van de wens van de Wet IKK om de opvang te versterken als een plek waar de kind ontwikkelt in een veilige en gezonde omgeving.
Ten derde kan het mentoraat bijdragen aan de professionalisering van de pedagogische medewerkers. Het mentoraat vereist namelijk dat medewerkers zich bewust bezighouden met de individuele ontwikkeling van elk kind, en dat zij hun acties onderbouwen in een pedagogisch beleidsplan. Hierdoor ontstaat er een grotere bewustwording van de eigen rol en verantwoordelijkheid binnen de instelling. Dit kan leiden tot een versterking van de beroepskracht van de medewerkers.
Ondanks de kansen die het mentoraat biedt, zijn er ook uitdagingen en beperkingen die niet onderschat mogen worden. Eén van de uitdagingen is de vraag hoe het mentoraat in de praktijk uitgevoerd moet worden. Aangezien er geen gedetailleerde wettelijke richtlijnen zijn, ligt het aan de instelling om een eigen invulling te geven aan het mentoraat. Dit kan leiden tot verschillen in uitwerking tussen instellingen, wat op lange termijn kan leiden tot ongelijke kwaliteit van het mentoraat.
Een andere uitdaging is de vraag of het mentoraat daadwerkelijk leidt tot veranderingen in de praktijk. In reacties op het artikel van Jepema en Nijhof-Broek wordt gesteld dat het mentoraat misschien meer een verklaring van bestaande praktijken is dan een daadwerkelijke verandering. Het is dus belangrijk om te onderzoeken of het mentoraat inderdaad leidt tot een versterking van de kwaliteit van de kinderopvang, of dat het slechts een wettelijk verankerde benaming is van een bestaande rol.
Daarnaast is er ook het risico dat het mentoraat teveel wordt formaliseerd. Door het mentoraat te veranderen in een administratief proces, kan het persoonlijke aspect van de relatie tussen mentor en kind in de achtergrond raken. Het is daarom belangrijk dat het mentoraat wordt ingebed in een pedagogisch kader dat de persoonlijke betrokkenheid van de medewerkers centraal stelt.
Het mentoraat is een verplicht onderdeel van de kwaliteitseisen in de kinderopvang sinds de invoering van de Wet IKK. Het mentoraat biedt kansen voor het versterken van de relatie tussen kind en mentor, voor het verbeteren van de communicatie met ouders, en voor de professionalisering van de pedagogische medewerkers. Het mentoraat kan daardoor bijdragen aan een verbetering van de kwaliteit van de kinderopvang.
Echter, de uitwerking van het mentoraat in de praktijk is niet vanzelfsprekend. Het mentoraat vereist een duidelijke inpassing in de pedagogische visie van de instelling, en het moet worden ingebed in een kader dat de persoonlijke betrokkenheid van de medewerkers centraal stelt. Daarnaast is het belangrijk om te voorkomen dat het mentoraat teveel wordt formaliseerd, zodat het persoonlijke aspect van de relatie tussen mentor en kind behouden blijft.
Het mentoraat is dus geen eind op zich, maar een onderdeel van een bredere inspanning om de kwaliteit van de kinderopvang te versterken. Het succes van het mentoraat hangt af van de manier waarop het wordt ingebed in de praktijk van de instelling en van de mate waarin het leidt tot veranderingen in de werkwijze van de medewerkers.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet