Kinderopvang Sneeuwwitje Goes: Informatie over Locatie, Diensten en Uitvoering
juli 19, 2025
De kinderopvangsector in Nederland staat op het punt van belangrijke veranderingen. Zowel inzake loonstijgingen en arbeidsvoorwaarden, als inzake de financiering en de toezichtsregels wordt er gewerkt aan vernieuwing. Deze ontwikkelingen hebben impact op zowel de werknemers in de sector, de houders van kindercentra en de ouders die gebruikmaken van kinderopvang. In dit artikel wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kinderopvangsector op basis van recente publicaties en onderhandelingsresultaten.
In de kinderopvangsector is sprake van druk op de loonstijgingen en het verbeteren van arbeidsvoorwaarden. Werkgevers hebben onlangs aangekondigd dat de loonstijging in 2025 2,5 procent zal zijn, gevolgd door een stijging van 1,5 procent in 2026. Ook de eindejaarsuitkering, die nu 4 procent per jaar is, stijgt naar 5,5 procent in 2025 en naar 8 procent in 2026. Bovendien is er een verhoging van het minimumloon naar €16,- per uur, wat een positieve ontwikkeling is, met name voor BBL-werknemers.
De loonstijging wordt echter als onvoldoende ervaren. Cao-onderhandelaar Chantal van Dijk benadrukt dat de sector te maken heeft met groeiende personeelstekorten en dat goede arbeidsvoorwaarden essentieel zijn om personeel te behouden en aan te trekken. Daarnaast zijn er positieve ontwikkelingen zoals het experiment Verkorte Arbeidsduur, waarbij de kinderopvang de eerste sector is die serieus overweegt om de werkdag te verkorten. Ook de pilot professionele zeggenschap wordt als belangrijk ervaren voor de werknemers.
De financiering van kinderopvang is momenteel in overgang. De kinderopvangtoeslag (KOT) zal in de toekomst worden vervangen door de vergoeding kinderopvang (VKO). Deze nieuwe vergoeding wordt direct uitbetaald aan de kinderopvangorganisatie. In 2026 is er een verhoging van de maximum uurprijzen met 4,84 procent. Dit geldt voor de dagopvang (€11,23), de buitenschoolse opvang (€9,98) en de gastouderopvang (€8,49). Deze verhoging is een deel van een geleidelijk ingroeipad, waarbij het vergoedingspercentage stapsgewijs wordt verhoogd.
Het ingroeipad is gewijzigd, met name in 2026. De tweede stap van het ingroeipad is kleiner dan eerst aangegeven. Daarnaast is er een verhoging van het inkomen waarbij ouders tot een inkomen van €56.000 in 2026 de maximale toeslag van 96% ontvangen. In 2025 was dit nog €47.000. Dit betekent dat de vraag naar kinderopvang geleidelijk zal stijgen, wat mogelijk invloed heeft op de beschikbaarheid en kwaliteit van de opvang.
Een belangrijk aspect van de nieuwe financiering is dat kinderopvang voor werkende ouders bijna gratis wordt, met een eigen bijdrage van 4 procent. Deze aanpak is bedoeld om het werken te stimuleren, maar kan tegelijkertijd nadelig zijn voor gezinnen met lage inkomens. Bij stijgende tarieven en groeiende vraag zou de kostenverhoging voor deze groep extra voelen. Dit is een van de risico’s die op de loer liggen, volgens staatssecretaris Nobel.
De toekomst van kinderopvang blijft onduidelijk door het uitstel van de stelselherziening. Het nieuwe stelsel vraagt om grote aanpassingen in systemen bij zowel de uitvoerder als de kinderopvangorganisatie. Daarnaast zijn er politieke uitdagingen en personeelstekorten die het kabinet moet overwinnen. De sector zelf is verdeeld over de vraag of bijna gratis kinderopvang verstandig is. Deze verdeeldheid geeft het kabinet mogelijk een excuus om het plan te vertragen.
Directeur Emmeline Bijlsma van de Brancheorganisatie Kinderopvang benadrukt dat het plan niet werken zal als het niet goed wordt uitgevoerd. Zij wijst op de grote personeelstekorten en benadrukt dat een snelle en goedkope toegang tot kinderopvang kan leiden tot wachtlijsten, kwaliteitsverlies en stress bij medewerkers. Het kabinet rekent op 30.000 tot 40.000 extra werknemers in de sector, inclusief zijinstromers.
Het toezicht op kinderopvang speelt een belangrijke rol in de kwaliteit van de opvang. De GGD GHOR Nederland ondersteunt de GGD’s en adviseert het ministerie van SZW. De wet kinderopvang stelt eisen aan verantwoorde kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. De toezichthouder beoordeelt of de kinderopvang bijdraagt aan de persoonlijke en sociale ontwikkeling van het kind, hoe de veiligheid van de kinderen is gewaarborgd en hoe het gesteld is met de binnen- en buitenruimtes.
De werkwijze "Streng aan de Poort" zorgt ervoor dat een nieuwe opvanglocatie alléén kan starten als er geen twijfels zijn over de gezondheid en veiligheid voor de kinderen. De GGD GHOR werkt nauw samen met verschillende partijen, waaronder het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en organisaties die houders en ouders vertegenwoordigen.
In de kinderopvangsector is het gebruik van beroepskrachten essentieel. Vanaf 1 juli 2025 wordt de berekening van de benodigde beroepskrachten in de buitenschoolse opvang (bso) niet meer per groep, maar per locatie gedaan. Dit betekent dat het totale aantal aanwezige kinderen in een locatie wordt meegenomen in de berekening. De afronding van het aantal benodigde beroepskrachten gebeurt op basis van een bepaalde drempelwaarde. Als het aantal kinderen bijvoorbeeld op ,18 of hoger eindigt, wordt het aantal beroepskrachten omhoog afgerond. Bij een uitkomst lager dan ,18 wordt het aantal benodigde beroepskrachten naar beneden afgerond.
Bij de inzet van andersgekwalificeerde beroepskrachten is het noodzakelijk dat zij een pedagogische module hebben gevolgd. Deze modules zijn in aanmerking genomen voor het formatieve inzetten van beroepskrachten. Daarnaast is er geen verplichting tot een volledige opleiding. In het pedagogisch beleidsplan moet de houder aangeven hoe de deskundigheid van deze beroepskrachten bijdraagt aan het activiteitenaanbod en de ontwikkeling van de kinderen.
De kinderopvangsector in Nederland is in beweging. Zowel inzake loonstijgingen en arbeidsvoorwaarden, als inzake de financiering en het toezicht op kinderopvang zijn er belangrijke veranderingen in aantog. De loonstijgingen zijn onvoldoende om de groeiende personeelstekorten te overwinnen. De financiering van kinderopvang wordt geleidelijk herzien, met een nieuw systeem waarbij kinderopvang bijna gratis wordt voor werkende ouders. De toekomst van dit systeem is echter nog onzeker, met risico’s op verhoogde kosten voor gezinnen met lage inkomens. Het toezicht op kinderopvang speelt een cruciale rol in de kwaliteit van de opvang, en de inzet van beroepskrachten is essentieel voor een goede werking van de sector. De uitdagingen zijn groot, maar met de juiste samenwerking en plannen kan de kinderopvangsector zich ontwikkelen naar een duurzame toekomst.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet