Klei Entertainment Forums: Overzicht van Updates en Ondersteuning
juni 17, 2025
Heupdysplasie is een aandoening waarbij de heup niet goed gevormd is, wat kan leiden tot instabiliteit van het heupgewricht. Het is een relatief veelvoorkomende aandoening, waarbij ongeveer 20 van de 1000 baby's ermee geboren worden. Ongeveer 1 op de 1000 kinderen met heupdysplasie heeft ook een heupluxatie, waarbij de heupkop volledig uit de kom is. Deze aandoening komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens en vaker voor in de linkerheup. Vroege opsporing en behandeling zijn essentieel om ernstige invaliditeit en vroegtijdige slijtage van de heup (coxartrose) te voorkomen.
Het heupgewricht bestaat uit een heupkop en een heupkom. Normaal gesproken past de heupkop stabiel in de kom, die diep genoeg is om de kop te ondersteunen. Bij heupdysplasie is de heupkom onvoldoende diep, waardoor de heupkop kan verschuiven of zelfs uit de kom glijden (luxatie). De aandoening wordt gekenmerkt door een verstoring van de normale verhouding tussen de heupkop en de heupkom. In ernstige gevallen kan de heupkop volledig buiten de kom liggen. Hoewel heupdysplasie vaak geen pijn veroorzaakt bij baby's, kan onbehandelde heupdysplasie op latere leeftijd leiden tot pijn, functiebeperking en vroegtijdige artrose.
De exacte oorzaak van heupdysplasie is niet volledig bekend, maar er zijn verschillende factoren die een rol kunnen spelen. Een belangrijke factor is erfelijkheid; kinderen met familieleden met heupdysplasie hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van de aandoening. Hormonale invloeden, met name bij meisjes, kunnen ook een rol spelen, omdat deze de banden rond de heup slap kunnen maken. De positie van de baby in de baarmoeder is eveneens van belang. Een stuitligging kan het risico verhogen, evenals een gebrek aan ruimte in de baarmoeder. Andere aangeboren aandoeningen, zoals klompvoetjes, Downsyndroom, syndroom van Ehlers-Danlos, arthrogryposis, een open ruggetje (Spina bifida) of cerebrale parese, kunnen ook geassocieerd zijn met heupdysplasie.
Heupdysplasie geeft op babyleeftijd vaak geen duidelijke klachten. Daarom is het belangrijk dat kinderen na de geboorte en op het consultatiebureau gecontroleerd worden op factoren die het risico op heupdysplasie vergroten. Ouders kunnen zelf ook alert zijn op signalen die kunnen wijzen op heupdysplasie, zoals:
Soms wordt heupdysplasie pas later ontdekt, bijvoorbeeld wanneer ouders merken dat de beentjes van hun kind niet even lang zijn, of dat het kind bij het lopen wat waggelt of met één been sleept.
De diagnose heupdysplasie wordt gesteld door een arts, meestal na een lichamelijk onderzoek. Bij dit onderzoek wordt gelet op de stabiliteit van de heupen (test van Ortolani en Barlow), de beenlengte (Galleazi) en de spreiding van de heupen. Milde vormen van heupdysplasie zijn met een lichamelijk onderzoek vaak moeilijk te diagnosticeren. In dat geval kan een echografie worden gemaakt, vooral bij baby's. Bij oudere kinderen en volwassenen kunnen röntgenfoto's worden gebruikt om de heup te beoordelen.
De behandeling van heupdysplasie is afhankelijk van de ernst van de aandoening en de leeftijd van het kind. Bij baby's tot 3 maanden kan de heupdysplasie soms vanzelf overgaan. Als dit niet gebeurt, kan een spreidmiddel (zoals een Pavlikband) worden gebruikt om de benen wijd te houden en de heupkom te helpen ontwikkelen. Dit spreidmiddel wordt dag en nacht gedragen en moet regelmatig gecontroleerd worden door een arts.
In ernstigere gevallen, of bij oudere kinderen, kan een operatie nodig zijn. Er zijn verschillende operatietechnieken beschikbaar, afhankelijk van de leeftijd en de specifieke afwijking. Bij kinderen kan een open repositie worden uitgevoerd, waarbij de heupkop operatief in de kom wordt gebracht. Soms wordt dit gecombineerd met een femurosteotomie of bekkenosteotomie. Bij volwassenen kunnen operaties zoals een pandakplastiek (vergroten van de heupkom) of een bekkenosteotomie (veranderen van de stand van de heupkom) worden uitgevoerd.
Het leven met heupdysplasie kan uitdagingen met zich meebrengen, zowel voor het kind als voor de ouders. Het is belangrijk om een ondersteunende omgeving te creëren waarin het kind zich veilig en gehoord voelt. Ouders kunnen steun zoeken bij andere ouders die met dezelfde situatie te maken hebben en informatie verzamelen over de aandoening. Communicatie met het kind is essentieel, zodat het kind kan leren omgaan met de aandoening.
Hoewel heupdysplasie niet altijd te voorkomen is, zijn er enkele maatregelen die genomen kunnen worden om het risico te verminderen. Het gebruik van een draagdoek met open zijkanten en een ergonomische draagzak, waarbij de beentjes van de baby gespreid worden, kan gunstig zijn. Inbakeren kan het risico op heupdysplasie verhogen. Bij het gebruik van een wandelwagen is het belangrijk dat deze een soepele zijkant heeft of een naar voren uitstekende zitting, zodat de beentjes over de zijkant kunnen.
Met een tijdige en adequate behandeling is de prognose van heupdysplasie meestal zeer goed. De meeste kinderen herstellen volledig en kunnen later een normaal en actief leven leiden zonder problemen met hun heupen. Zonder behandeling kan heupdysplasie echter leiden tot artrose (slijtage van het kraakbeen) op latere leeftijd, wat pijn, stijfheid en beperkte beweeglijkheid kan veroorzaken.
Heupdysplasie is een veelvoorkomende aandoening die, indien vroegtijdig opgespoord en behandeld, vaak goed te behandelen is. Ouders en zorgverleners spelen een belangrijke rol bij de herkenning van de aandoening en het inschakelen van de juiste behandeling. Door alert te zijn op de signalen en de aanbevolen preventieve maatregelen te nemen, kan de impact van heupdysplasie op de ontwikkeling en het welzijn van het kind worden geminimaliseerd.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet