Kinderopvang: Financiering en Vergoedingen voor Ouders
september 7, 2025
In de kinderopvangsector is de inzet van beroepsbegeleidende leerlingen (bbl’ers) steeds relevanter geworden. Deze leerlingen combineren onderwijs met werk, wat zowel voor de leerling als voor de werkgever een kans is om kwaliteit en duurzaamheid te versterken. Het inzetten van bbl’ers vraagt echter wel aandacht voor regelgeving, samenwerking met opleiders en het passen van de inzet aan de leerfase van de student. In dit artikel worden de belangrijkste aspecten van het werken met bbl’ers in de kinderopvang besproken, met aandacht voor de regelgeving, de praktische inzet en de rol van de werkgever.
Een bbl’er is een medewerker die een beroepsbegeleidende leerweg volgt in het mbo. Deze leerweg is bedoeld voor leerlingen die werken en leren combineren. In de kinderopvangsector volgen bbl’ers een opleiding tot pedagogisch professional niveau 3 of 4. Tijdens deze opleiding werken zij in een kinderopvangorganisatie, waarbij zij geleidelijk meer verantwoordelijkheden krijgen.
De inzet van bbl’ers in de kinderopvang is een investering in de toekomst van de sector. Het biedt een jongere of zij-instromer de kans om praktijkervaring op te doen, terwijl het voor de werkgever helpt bij het oplossen van personeelstekorten en de versterking van de leercultuur in de organisatie. Daarnaast biedt het een extra collega, wat kan leiden tot meer draagvlak in de groep.
Het aannemen van een bbl’er is mogelijk onder bepaalde voorwaarden. Eerst en vooral moet de werkgever erkend zijn als leerbedrijf bij de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Daarnaast moet de bbl’er een erkende bbl-opleiding volgen, die leidt tot een mbo-diploma niveau 3 of 4 in pedagogisch werk. Dit geldt ook voor zij-instromers via de derde leerweg.
Wanneer een bbl’er in dienst is genomen, ontvangt hij of zij een leer-arbeidsovereenkomst. De duur van deze overeenkomst is afhankelijk van de opleiding en kan tot vier jaar duren. Als de opleiding binnen deze periode is afgerond, kan de leer-arbeidsovereenkomst worden omgezet in een vaste arbeidsovereenkomst, mits bepaalde voorwaarden zijn vervuld, zoals het behalen van het diploma en de beschikbaarheid van een vacature.
De formatieve inzet van een bbl’er is een belangrijk onderdeel van de opleiding. Het betreft de mate waarin de leerling actief wordt ingezet in de praktijk. De inzet van de bbl’er moet afhankelijk zijn van de opleidingsfase. In de beginfase is de formatieve inzet beperkt, terwijl deze geleidelijk toeneemt tot 100% in de laatste fase van de opleiding.
In bijlage 9 van de Cao Kinderopvang is te vinden hoe de formatieve inzet van een bbl’er opgebouwd kan worden en welk salaris de leerling ontvangt in de verschillende fases. Het is belangrijk om hierbij rekening te houden met de wettelijke regelgeving. Zo mag maximaal 50% van de formatieve inzet in een kindercentrum uit beroepskrachten in opleiding bestaan.
De formatieve inzet van een bbl’er kan worden gecombineerd met een begeleidingsplan. Dit plan is maatwerk en wordt vastgelegd in overleg met de bbl’er, de opleidingsbegeleider en de praktijkbegeleider. Het plan kan onder andere aanduiden hoe de inzet van de bbl’er zich ontwikkelt gedurende de opleiding.
De inzet van een bbl’er kan verschillen tussen dagopvang en buitenschoolse opvang. In de buitenschoolse opvang mag een bbl’er alleen op de basisgroep staan, afhankelijk van de mate van formatieve inzet. In de dagopvang is de inzet van een bbl’er iets breder, maar ook hier gelden bepaalde beperkingen.
Een belangrijk verschil is dat in de buitenschoolse opvang een bbl’er niet alleen op een groep mag staan. Dit heeft te maken met de 50%-regeling, die bepaalt dat maximaal 50% van de formatieve inzet in een kindercentrum uit beroepskrachten in opleiding mag bestaan. Daarnaast moet er altijd een gekwalificeerde beroepskracht aanwezig zijn op de groep, zowel tijdens de lesuren als tijdens de tussentijdse pauzes.
Sinds 1 juli 2024 mag een bbl’er als ‘vast gezicht’ ingezet worden, mits het eerste leerjaar is afgerond of, bij een opleiding van één jaar, de gehele opleiding is afgerond. Ook dan is het noodzakelijk dat de bbl’er (deels) formatief ingezet wordt. Dit betekent dat de leerling geleidelijk verantwoordelijkheden overneemt, onder begeleiding van een ervaren collega.
Samenwerking met de opleiding is essentieel bij het inzetten van een bbl’er. Opleiders hebben inzicht in de opleidingsfase van de leerling en kunnen aangeven welke mate van inzet passend is. Werkgevers hebben daarnaast inzicht in de praktijkcapaciteit van de bbl’er. Het is belangrijk dat beide partijen samen bepalen hoe de inzet zich ontwikkelt gedurende de opleiding.
Sommige bbl-opleidingen onderhouden weinig contact met de werkplek van de student, wat kan verband houden met de financiering van de opleiding. Werkgevers worden aangemoedigd om dit contact zelf te zoeken. Het is een gezamenlijke inspanning van werkgever en opleiding om de bbl’er tot het niveau van een startbekwaam pedagogisch professional te brengen.
De praktijkbegeleider speelt een cruciale rol bij het inzetten van een bbl’er. Deze medewerker begeleidt de leerling in de praktijk en helpt bij het ontwikkelen van vaardigheden en kennis. Het is belangrijk dat de praktijkbegeleider goed opgeleid is, zodat hij of zij effectief kan begeleiden. Werkgevers kunnen investeren in opleidingen of trainingen voor praktijkbegeleiders, wat niet alleen de kwaliteit van de begeleiding verbetert, maar ook de duurzaamheid van de inzet van bbl’ers in de organisatie.
Het inzetten van bbl’ers kan ook financieel worden ondersteund. Er zijn subsidies beschikbaar voor erkende leerbedrijven die betrokken zijn bij de beroepspraktijkvorming van werkzoekenden of werkenden die met werkloosheid worden bedreigd. Deze subsidies kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt voor het begeleiden van bij- en omscholing. Ook mkb-bedrijven kunnen profiteren van subsidies voor het bieden van praktijkleerplaatsen voor mbo-opleidingen in de derde leerweg.
De regelgeving rondom bbl’ers is in ontwikkeling. Er wordt verwacht dat in 2026 andere regels zullen gelden voor de inzet van bbl-studenten op ve-groepen. Op dit moment mag een bbl’er niet formatief worden ingezet op een ve-groep, omdat het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie bepaalt dat alleen gekwalificeerde pedagogisch professionals op deze groepen mogen werken. In de toekomst zou het mogelijk zijn dat bbl-studenten onder bepaalde voorwaarden wel op een ve-groep mogen werken, zodat zij werken en leren kunnen combineren en bijdragen aan het oplossen van het personeelstekort in de sector.
Stel dat een kindercentrum drie beroepskrachten in opleiding heeft. Volgens de 50%-regeling mag maximaal 50% van de formatieve inzet uit bbl’ers bestaan. Als één van de drie bbl’ers volgens de Cao-voorwaarden slechts één dag formatief ingezet kan worden, dan moet de werkgever ervoor zorgen dat deze inzet op een dag plaatsvindt waarbij het percentage van beroepskrachten in opleiding niet het maximum overschrijdt. Dit betekent dat het aantal bbl’ers op die dag niet meer mag zijn dan 50% van de totale formatieve inzet.
Het inzetten van bbl’ers in de kinderopvang is een strategische keuze voor werkgevers die investeren in de toekomst van hun organisatie. Het biedt jongeren en zij-instromers de kans om praktijkervaring op te doen, terwijl het voor werkgevers helpt bij het oplossen van personeelstekorten en het versterken van de leercultuur. De inzet van een bbl’er vraagt wel aandacht voor regelgeving, samenwerking met opleiders en een duidelijke inzetstrategie die aansluit bij de leerfase van de student. Met de juiste aanpak en samenwerking kan de inzet van bbl’ers een waardevolle bijdrage zijn aan de kwaliteit en duurzaamheid van de kinderopvangsector.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet