Kinderopvang: Financiering en Vergoedingen voor Ouders
september 7, 2025
De discussie over vaccinatie als voorwaarde voor toegang tot de kinderopvang is in Nederland het afgelopen decennium regelmatig aan de orde gekomen. Het belang van vaccinatie voor de gezondheid van individuen en de collectieve groepsbescherming wordt door vele gezondheidsexperts benadrukt. Aan de andere kant bestaat er ook ruimte voor ethische en individuele keuzes. De wettelijke mogelijkheden voor kinderopvangorganisaties om ongevaccineerde kinderen te weren, zijn in het verloop van de jaren sterk gewijzigd. In dit artikel wordt ingegaan op de huidige situatie, de wettelijke ontwikkelingen, en de verschillende standpunten die hierover worden ingenomen.
Kinderopvangcentra en buitenschoolse opvanglocaties zijn per definitie geplaatst in omgevingen waar jonge kinderen in nauwe contacten met elkaar verblijven. Dit maakt dergelijke instellingen een voedingsbodem voor de verspreiding van besmettelijke ziekten. Vaccinatie speelt daarom een cruciale rol in het voorkomen van infectieziekten zoals mazelen, kinkhoest, en rode hond. Het Rijksvaccinatieprogramma biedt een systeem waarin kinderen op jonge leeftijd worden ingeënt tegen deze aandoeningen.
Volgens de Commissie vaccinatie en kinderopvang is een minimale vaccinatiegraad van 95% nodig voor groepsimmuniteit. Als deze drempel niet wordt gehaald, stijgt het risico dat ziekten zich snel verspreiden. Kinderen jonger dan 14 maanden zijn bijvoorbeeld nog niet ingeënt, waardoor zij extra kwetsbaar zijn voor besmettelijke ziekten. In combinatie met de vroegtijdige opvang van kinderen vanaf drie maanden, is het besmettingsgevaar in de kinderopvang aanzienlijk.
In het verleden probeerden verschillende kinderopvangcentra maatregelen te nemen om kinderen zonder vaccinaties te weren. In 2014 besloot de Inspectie voor de Volksgezondheid echter dat kinderopvangorganisaties niet-ingeënte kinderen niet mogen weigeren. Deze uitspraak had een grote impact op de praktijk. In november 2016 brak de discussie opnieuw los, waarbij bezorgde ouders eisten dat het verblijf van ongevaccineerde kinderen in de opvang niet langer zou mogen plaatsvinden.
In 2022 kwam een initiatiefwetsvoorstel voor in de Tweede Kamer, waarin kinderopvangcentra de wettelijke mogelijkheid zouden krijgen om kinderen die niet meedoen aan het Rijksvaccinatieprogramma te weren. Dit voorstel kreeg echter geen meerderheid in de Eerste Kamer en is daardoor verworpen. De Eerste Kamer stelde tegen het voorstel, onder andere omdat het toen nog enkel ging over de standaard vaccinaties in het Rijksprogramma en niet om coronavaccinaties. Bovendien werd er opgemerkt dat het voorstel niet duidelijk was over de toepassing op medewerkers.
In 2024 is er opnieuw een initiatiefwetsvoorstel ingediend door de VVD en D66. Dit voorstel wil dat kinderopvangorganisaties verplicht kunnen worden om kinderen te weigeren als de vaccinatiegraad onder een kritieke grens van 92% zakt. Het voorstel bevat uitzonderingen voor medische gevallen en bepaalt dat het niet gaat om coronavaccinaties of buitenschoolse opvang. Dit wetsvoorstel is op dit moment in een internetconsultatie en reageren is mogelijk tot 29 november 2024.
Voorstanders van het wetsvoorstel benadrukken dat vaccinatie niet alleen een individuele keuze is, maar ook een collectieve verantwoordelijkheid. Volgens de toelichting op het initiatiefwetsvoorstel mag van mensen worden gevraagd om bij te dragen aan de groepsbescherming. Dit betekent dat ouders hun kinderen kunnen laten inenten niet alleen voor de bescherming van hun eigen kind, maar ook voor het voorkomen van ziekteverspreiding naar andere kinderen.
De Commissie vaccinatie en kinderopvang adviseert bovendien om ouders goed te informeren over het belang van vaccineren. Als deze maatregel onvoldoende effect heeft en de vaccinatiegraad onder de kritieke ondergrens zakt, dan moet de overheid vaccineren verplicht stellen voor de kinderopvang. Volgens deze visie is het belang van de groepsbescherming zo groot dat individuele keuzes in bepaalde gevallen moeten worden beperkt.
Tegenstanders van een vaccinatieplicht benadrukken dat de keuze om te vaccineren of niet aan de ouders ligt. Volgens deze visie moet de keuze van ouders geacht worden te zijn, zolang er geen directe risico’s voor anderen zijn. Bovendien pleiten tegenstanders voor transparantie: kinderopvangorganisaties zouden moeten aangeven of zij kinderen toelaten die niet zijn ingeënt. Dit zou ouders in staat stellen om een bewuste keuze te maken over waar ze hun kinderen opvangen.
De discussie omtrent vaccineren en kinderopvang raakt hiermee ook ethische en juridische vragen aan. Is het verantwoord om kinderen te weren op basis van hun vaccinatiegeschiedenis? Hoe ver moet de overheid gaan om de gezondheid van de bevolking te beschermen? En hoe zit het met de rechten van ouders om keuzes te maken over de gezondheidszorg van hun kind?
Op dit moment is het nog zo dat kinderopvangorganisaties zelf een beleid kunnen voeren ten aanzien van vaccinaties. Dit betekent dat sommige instellingen informele afspraken maken met ouders over de vaccinatiegeschiedenis van kinderen, terwijl andere instellingen dat niet doen. Het wetsvoorstel dat in 2022 is ingediend en in 2024 opnieuw is geactualiseerd, wil dit veranderen door een wettelijke plicht in te voeren in situaties waarin de vaccinatiegraad onder een kritieke grens zakt.
Als deze wetswijziging wordt aangenomen, zouden kinderopvangorganisaties verplicht worden om kinderen te weigeren die niet meedoen aan het Rijksvaccinatieprogramma. Er zouden uitzonderingen zijn voor medische redenen en de toepassing zou uitsluitend gelden voor kinderen en medewerkers in reguliere kinderopvangcentra. Buigzaamheid is hierin verwerkt, maar het betekent ook dat ouders en opvangorganisaties zich in een juridisch onzekere situatie kunnen bevinden.
De overheid speelt een centrale rol in de discussie over vaccinatie en kinderopvang. Het Rijksvaccinatieprogramma is een essentieel instrument in de voorkoming van besmettelijke ziekten. De Commissie vaccinatie en kinderopvang adviseert regelmatig over de effectiviteit van vaccinaties en de noodzaak van groepsbescherming. Bovendien heeft de overheid in het verleden maatregelen genomen om de vaccinatiegraad te verhogen, zoals het starten van een wijkgerichte aanpak met voorlichting door zorgprofessionals.
De huidige situatie is echter complex. De laatste jaren ligt de vaccinatiegraad voor bepaalde ziekten als mazelen en kinkhoest te laag, wat leidt tot ernstige en soms dodelijke gevolgen. Dit benadrukt het belang van actie, maar ook de moeilijkheid van het vinden van een balans tussen individuele keuzes en collectieve verantwoordelijkheid.
De discussie over vaccinatie als voorwaarde voor toegang tot de kinderopvang is een complexe kwestie die juridische, ethische en gezondheidskundige aspecten omvat. Kinderopvangorganisaties bevinden zich vaak in een dilemma: enerzijds willen zij de gezondheid van alle kinderen beschermen, anderzijds moeten ze rekening houden met de rechten en keuzes van ouders. De huidige wettelijke situatie is onduidelijk, aangezien het initiatiefwetsvoorstel uit 2022 is verworpen en er nu een nieuwe versie wordt overwogen.
De vaccinatiegraad speelt een centrale rol in de discussie. Als deze onder een kritieke ondergrens zakt, stijgt het risico op ziekteuitbraken. Het Rijksvaccinatieprogramma is daarom een essentieel instrument in de voorkoming van besmettelijke ziekten. De overheid, gezondheidsinstellingen, en kinderopvangorganisaties moeten samenwerken om de vaccinatiegraad te verhogen en de gezondheid van kinderen te beschermen.
Totdat er juridische duidelijkheid komt, is het belangrijk dat ouders goed worden geïnformeerd over het belang van vaccinatie en dat kinderopvangorganisaties transparant zijn over hun beleid. Dit helpt bij het nemen van bewuste keuzes en het voorkomen van ziekteverspreiding in de kinderopvang.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet