Kinderopvang in Nederland: Uitdagingen, kosten en toekomstplannen
juli 20, 2025
In de kinderopvangsector in Nederland, en met name in de regio Rotterdam, zijn subsidies en kwaliteitsborging centrale onderwerpen voor zowel opvanghouders als ouders. Deze subsidies zijn bedoeld om kinderopvang aan te bieden die past bij de wensen van ouders, maar ook om de kwaliteit van de opvang te waarborgen. In dit artikel wordt ingegaan op de subsidierelaties en kwaliteitsborging zoals deze in 2022 zijn vastgelegd in de regelgeving van de gemeente Rotterdam. De nadruk ligt op het voorkomen van dubbele financiering, het verband met de Rotterdamse kwaliteitseisen en de rol van de GGD bij inspectie en toezicht.
De gemeente Rotterdam stelt subsidies beschikbaar voor voorschoolse educatie en kinderopvang via diverse regelingen. Een belangrijk aandachtspunt bij deze subsidies is het voorkomen van dubbele financiering, wat wil zeggen dat een activiteit of uitgave niet tegelijkertijd onder meerdere subsidieprogramma’s mag vallen. Dit geldt met name voor peuters met een sociaal-medische indicatie (SMI). Voor deze kinderen is de voorschoolse educatie een voorliggende voorziening, waardoor hun deelname aan het ve-programma dagopvang subsidiebevoegd is. De subsidie mag echter niet overlappen met andere subsidiebevoegdheid, zoals die van de Verordening tegemoetkoming kosten SMI-kinderopvang Rotterdam 2018.
Daarnaast zijn er subsidieonderdelen voor het voldoen aan de Rotterdamse kwaliteitseisen. Deze subsidies zijn bedoeld voor investeringen in kwaliteit, zoals de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker, permanente educatie en groeps-teambesprekingen. Deze subsidie is niet gericht op individuele peuters of groepen, maar kan voor alle peuters/groepen worden samengevoegd tot één bedrag.
Ouders kunnen kiezen tussen kinderopvangtoeslag of een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Bij de intake toetst de opvanghouder of een ouder recht heeft op kinderopvangtoeslag. Ouders die bevestigen dat ze wel recht hebben op deze toeslag, worden in rekening gebracht met een bruto bedrag dat gebaseerd is op het maximum uurtarief voor kinderdagopvang. Ouders die geen recht hebben op toeslag, moeten een ouderbijdrage betalen die is berekend op basis van het verzamelinkomen, het aantal deelname-uren en het uurtarief per inkomenscategorie.
Het verzamelinkomen is het totaal inkomen van beide ouders/verzorgers, inclusief inkomsten uit werk, woning, sparen en beleggen. De procedure voor het bepalen van de ouderbijdrage is gestructureerd en moet door de houder worden gevolgd. Deze procedure omvat het verzoeken aan ouders om inkomensgegevens te verstrekken en het gebruik van een tabel met ouderbijdragen die bij de subsideregeling hoort.
Voor het kalenderjaar 2022 zijn twee tussenrapportages vastgesteld, op basis van telweken in maart en oktober. Deze rapportages zijn bedoeld om een overzicht te geven van de werkelijke realisatie van het aantal kinderen dat deelneemt aan de kinderopvang. De houders moeten deze rapportages volledig invullen en uiterlijk op bepaalde data versturen naar de instellingscontactpersoon van de gemeente.
Daarnaast moet de houders ook gegevens leveren aan OBI (Onderzoek, Statistiek en Beleidsinformatie) voor de Feitenkaart. Deze gegevens levering is eveneens gebaseerd op de week van 3 tot en met 7 oktober 2022. De gemeente Rotterdam werkt aan de invoering van een digitale peutermonitor via elektronische gegevensuitwisseling. Deze elektronische systemen zullen uiteindelijk de tussenrapportages en de rapportage aan OBI vervangen.
Voor de implementatie van deze elektronische gegevensuitwisseling wordt een eenmalige subsidie verleend aan opvanghouders. Deze subsidie is bedoeld voor de implementatiekosten van het nieuwe systeem en dient als ondersteuning bij de digitale voorbereiding van kinderopvangorganisaties.
De gemeente Rotterdam streeft naar een verband tussen de subsidieverlening en de kwaliteit van de kinderopvang. Dit betekent dat subsidies kunnen worden geweigerd als de kwaliteit van de opvang niet voldoet aan de eisen die zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang en de wet IKK (Informatie en Kwaliteit Kinderdagopvang). De GGD speelt een belangrijke rol in dit proces, doordat inspectierapporten en toezichtinformatie worden gebruikt om te beoordelen of een kindercentrum aan de kwaliteitseisen voldoet.
Als uit GGD-rapporten blijkt dat de basiskwaliteit van de opvang in een centrum niet in orde is en herstelmaatregelen niet effectief zijn, kan dit leiden tot een subsidieweigering. Voordat een subsidie wordt geweigerd, vindt er eerst overleg plaats met de houder. Een geweigerde subsidieaanvraag kan opnieuw in behandeling worden genomen, mits de gevonden tekortkomingen volledig zijn hersteld.
De subsidieaanvraag en kwaliteitsborging zijn ook gericht op specifieke doelgroepen, zoals kinderen met een sociaal-medische indicatie. In 2020 is de indicatie voor doelgroeppeuter uitgebreid. Naast de bestaande indicatie "Extra spelen en leren" is de indicatie "Gelijke kansen" geïntroduceerd. Deze indicatie wordt toegekend door het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) binnen de gemeente Rotterdam. Een kind krijgt deze indicatie als het verschenen is op consult bij het CJG op 14 en/of 24 maanden.
Deze indicaties bepalen onder meer het aantal uren dat het kind mag deelname aan het ve-programma. Voor kinderen in de leeftijd van twee tot tweeënhalf jaar geldt bijvoorbeeld dat het programma verdeeld moet zijn over minimaal twee dagdelen per week, verdeeld over twee dagen. Voor kinderen vanaf tweeënhalf jaar tot het begin van de basisschool gelden vergelijkbare regels, afhankelijk van het aantal wekelijkse uren.
De subsidiebedragen zijn afhankelijk van het type programma en het aantal uren dat wordt aangeboden. Voor het ve-programma peuteropvang is er bijvoorbeeld een subsidie van € 9.500 per groep, terwijl voor het ve-programma dagopvang € 800 per peuter wordt verstrekt. Voor groepen die meer dan 16 uur per week actief zijn, kan de subsidie worden verhoogd.
Daarnaast zijn er groepsstaffels opgenomen, die het subsidiebedrag bepalen op basis van het aantal deelnames. Bijvoorbeeld voor een groep met 16 of meer geplaatste peuters in een week, is de subsidie € 12.800. Voor groepen met minder dan 16 deelnames wordt het subsidiebedrag berekend door € 800 te vermenigvuldigen met het aantal peuters.
De subsidie wordt verrekenbaar met de prognose voor inkomsten uit ouderbijdragen die door de houder is ingediend bij de subsidieaanvraag. Dit betekent dat de subsidie niet automatisch wordt toegekend, maar dat er rekening wordt gehouden met de verwachte inkomsten uit ouderbijdragen. Dit maakt de subsidie aanvullend op de inkomsten van ouders, en voorkomt dus dubbele financiering.
De subsidie- en kwaliteitsregelingen in de kinderopvangsector in Rotterdam zijn gericht op het waarborgen van kwaliteit, het voorkomen van dubbele financiering en het stimuleren van het gebruik van digitale tools. Voor opvanghouders is het belangrijk om zich bewust te zijn van de voorwaarden en verplichtingen die bij deze subsidies horen. De rol van de GGD en de inspectie is een centraal onderdeel van deze regeling, omdat de kwaliteit van de opvang bepaalt of subsidies worden verleend. Ook de betrokkenheid van ouders en de financiële verantwoording van de houders zijn essentieel voor het functioneren van deze regelingen. Het doel is om kinderopvang te waarborgen die niet alleen betaalbaar is, maar ook voldoet aan de hoge kwaliteitseisen die worden gesteld.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet