Kinderopvang in Amsterdam Oost en Watergraafsmeer: Flexibiliteit, Pedagogiek en Natuur
juli 17, 2025
De inzet van beroepskrachten in opleiding, ook bekend als bbl’ers (beroepspraktijkvorming leerbedrijf), speelt een steeds belangrijkere rol in de kinderopvangsector. In het kader van het kaderoverlegakkoord Kinderopvang (Cao Kinderopvang) zijn regels vastgelegd die het werkgevers en opleidingen helpen bij het opbouwen van de formatieve inzet van deze medewerkers. Deze regels zijn ontworpen om ervoor te zorgen dat bbl’ers voldoende ondersteuning krijgen om zich te ontwikkelen tot een startbekwaam pedagogisch professional, terwijl de kwaliteit van de kinderopvang tegelijkertijd gewaarborgd blijft.
De inzet van bbl’ers kan zowel in de dagopvang als in de buitenschoolse opvang plaatsvinden, maar moet altijd volgens de richtlijnen in de Cao Kinderopvang en de wettelijke regelgeving. In dit artikel worden de relevante richtlijnen en praktische toepassingen van de inzet van bbl’ers in de kinderopvang besproken, met aandacht voor juridische kaders, begeleiding, salarissen, en de toekomstige verwachtingen voor de inzet van bbl’ers in deze sector.
Een bbl’er is een gewone medewerker die deels formatief ingezet kan worden. De opbouw van de formatieve inzet hangt af van de opleidingsfase waarin de bbl’er zich bevindt. In bijlage 9 van de Cao Kinderopvang is beschreven hoe de formatieve inzet van de bbl’er kan plaatsvinden en welk salaris de student-medewerker ontvangt in de verschillende fases van inzetbaarheid. De inzetbaarheid kan oplopen van 0 tot 100 procent, afhankelijk van de opleidingsfase.
Een bbl’er mag worden ingezet in de kinderopvang op basis van een leer-arbeidsovereenkomst. Deze overeenkomst geldt voor minstens twintig uur per week in de dagopvang en voor minstens twaalf uur in de buitenschoolse opvang. De duur van de leer-arbeidsovereenkomst is gebonden aan de opleiding, die meestal drie jaar duurt. Als de opleiding eerder afgerond wordt, eindigt de leer-arbeidsovereenkomst op dat moment. Als de bbl’er langer doet over de opleiding, mag de leer-arbeidsovereenkomst uiterlijk vier jaar vanaf de start van de opleiding duren.
Zodra de bbl’er het diploma heeft behaald, wordt de leer-arbeidsovereenkomst omgezet in een vaste arbeidsovereenkomst, mits er een vacature of formatieruimte beschikbaar is. Dit betekent dat de bbl’er volledig als een gewone medewerker in de organisatie kan functioneren.
Een essentieel onderdeel van de inzet van bbl’ers is de begeleiding. In de Cao Kinderopvang is verplicht gesteld dat per 1 juli 2024 (in ieder geval tot 1 juli 2026) een begeleidingsplan voor een bbl’er moet worden opgesteld. Aan dit plan zijn geen inhoudelijke eisen gesteld; het is maatwerk. Het doel is dat er een schriftelijk begeleidingsplan is dat is ingevuld door de bbl’er, de opleidingsbegeleider en de praktijkbegeleider vanuit de kinderopvangorganisatie. In het begeleidingsplan kan ook de opbouw van de formatieve inzetbaarheid van de bbl’er worden opgenomen.
De praktijkbegeleider heeft een belangrijke rol bij het ondersteunen van de bbl’er in de opleiding. Deze functie is opgenomen in de functiematrix voor kinderopvang (zie bijlage 1 van de Cao Kinderopvang). De praktijkopleider heeft bij voorkeur een afgeronde mbo-4 opleiding Praktijkopleider of beschikt over eerder verworven bekwaamheden met betrekking tot methodische, didactische en beoordelingsvaardigheden. In het kader van het reglement voor het erkennen van leerbedrijven moet de praktijkopleider binnen een afgesproken tijd deze bekwaamheden verwerven.
Het is aan te raden om opleiders betrokken te houden bij de beoordeling van de mate van inzetbaarheid van de bbl’er. Zij hebben inzicht in de opleidingssituatie van de student, terwijl de werkgever inzicht heeft in de werkinzet. De mate van inzetbaarheid en de verantwoordelijkheid die daarbij hoort, moeten goed passen op beide aspecten in de ontwikkeling van de bbl’er.
De inzet van bbl’ers moet ook voldoen aan wettelijke regelgeving. In de Regeling Wet kinderopvang is vastgelegd dat maximaal 50 procent van de formatieve inzet van een kindercentrum mag bestaan uit beroepskrachten in opleiding (zoals student-medewerkers en pedagogisch professionals in ontwikkeling). Daarnaast mag het aantal stagiairs dat op een dag formatief ingezet kan worden, niet meer dan 33,33 procent zijn.
Een voorbeeld: als een bbl’er volgens de cao-voorwaarden maar 1 dag formatief ingezet kan worden, dan moet de houder rekening houden met het feit dat deze beroepskracht in opleiding niet op een dag kan worden ingezet waarbij de formatieve inzet van beroepskrachten in opleiding het percentage van 50 procent overschrijdt.
Het is ook belangrijk om te onthouden dat een bbl’er leerling blijft tot diegene een diploma heeft behaald, ook bij honderd procent formatieve inzetbaarheid. Daarom is het verplicht om de inzet van de bbl’er schriftelijk vast te leggen. In de cao is geen vereiste opgenomen dat de bbl’er maar op één locatie mag werken.
In welke mate een bbl’er formatief ingezet kan worden op een babygroep, hangt af van het individuele ontwikkelplan. In de Cao Kinderopvang is dit beschreven in artikel 8.5, lid 5 en artikel 9.6.1 lid 2. Voor opleidingen die vanaf augustus 2021 zijn gestart, is het werken met 0-jarigen opgenomen in het kwalificatiedossier. Werken met baby’s gedurende de opleiding is van belang voor het leerproces van een bbl’er.
Een bbl-student (zowel niveau 3 als niveau 4) is tijdens de opleiding nog geen gekwalificeerde pedagogisch professional. Het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie bepaalt dat uitsluitend gekwalificeerde pedagogisch professionals op een ve-groep mogen werken. Een bbl’er mag dus niet formatief worden ingezet op een ve-groep.
Er zijn echter verwachtingen dat per 1 januari 2026 andere regels zullen gelden. Dan zouden bbl-studenten die een opleiding volgen tot beroepskracht ve onder voorwaarden formatief ingezet kunnen worden op een ve-groep. Dit zou betekenen dat studenten werken en leren kunnen combineren en dat daardoor kan worden bijgedragen aan het oplossen van het personeelstekort in de sector.
In de buitenschoolse opvang mag een bbl’er alleen op de basisgroep staan. Dit is echter afhankelijk van de mate van formatieve inzet van de bbl’er, wat weer afhankelijk is van de fase waarin de opleiding zich bevindt. Een bbl’er mag wel alleen op de groep staan tijdens de 3-uursregeling, bijvoorbeeld als de gekwalificeerde beroepskracht pauze heeft.
Het is aan te raden om rekening te houden met de regelgeving voor de inzet van bbl’ers in de buitenschoolse opvang, want er zijn verschillen tussen buitenschoolse opvang en dagopvang. Let daar goed op bij het opstellen van een begeleidingsplan of de inzet van een bbl’er.
In geval van onvoldoende bbl-kandidaten voor een hele klas, kan overwogen worden om samen te werken met andere organisaties in dezelfde regio. Dit kan leiden tot het starten van een hele klas, waarbij de bbl’ers betrokken zijn bij het onderwijs en de zorg voor kinderen. Samenwerking helpt bij het oplossen van personeelstekorten en vergroot de mogelijkheden voor bbl’ers om ervaring op te doen in de kinderopvangsector.
Om een erkenning te krijgen als leerbedrijf, moet er iemand binnen de organisatie worden aangewezen als praktijkopleider. Deze persoon is verantwoordelijk voor de begeleiding van de bbl’er en kent de eisen van de opleiding. De praktijkopleider heeft tijd en middelen om de student op de werkvloer te begeleiden.
De inzet van bbl’ers is een onderdeel van het grotere beeld van kwaliteitsborging in de kinderopvangsector. De Inspectie kijkt hierbij naar de manier waarop beroepskrachten in opleiding (waaronder bbl’ers) worden ingezet, en hoe de formatieve inzet van deze medewerkers wordt geregeld. Het is belangrijk om zich bewust te zijn van de verwachtingen van de Inspectie bij de inzet van bbl’ers.
Daarnaast is er aandacht voor de taaleisen die vanaf 1 januari 2025 gelden voor beroepskrachten in de reguliere kinderopvang. Voor deze datum hoeven pedagogisch professionals (en stagiairs) die hun opleiding nog niet hebben afgerond, nog niet aan de taaleis IKK te voldoen. Als zij hun opleiding afgerond hebben, moeten zij uiteraard wel aan deze eisen voldoen.
De verplichte babyscholing is een afspraak uit de Wet IKK en gaat in op 1 januari 2025. Gedurende de opleiding hoeven bbl’ers niet aan alle kwalificatie-eisen te voldoen. Dit geldt ook voor het werken met 0-jarigen. In het belang van de opleiding kan een bbl’er op een babygroep ingezet worden.
De inzet van bbl’ers in de kinderopvangsector is een belangrijk onderdeel van het opbouwen van een sterke en duurzame kinderopvang. De richtlijnen in de Cao Kinderopvang en de wettelijke regelgeving helpen werkgevers en opleidingen bij het opstellen van een duidelijk begeleidingsplan en het bepalen van de mate van inzetbaarheid van bbl’ers. Het is van groot belang dat de inzet van bbl’ers niet alleen leidt tot professionele groei van de student, maar ook bijdraagt aan de kwaliteit van de kinderopvang.
De samenwerking tussen werkgever, opleiding en praktijkbegeleider is essentieel voor het succesvol opbouwen van de formatieve inzet van bbl’ers. Bovendien is het belangrijk om zich bewust te zijn van de toekomstige ontwikkelingen in de sector, zoals de verwachte wijzigingen in de inzet van bbl’ers op ve-groepen en de nieuwe taaleisen vanaf 2025. Met een goed opgezet begeleidingsplan en een duidelijke aanpak kan de inzet van bbl’ers een waardevolle bijdrage leveren aan de ontwikkeling van zowel medewerkers als kinderen in de kinderopvangsector.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet