Kinderopvang in Amsterdam Oud-Zuid: Uitgebreid Overzicht en Kiezersgids
juli 17, 2025
De inzet van beroepsbegeleidende leerweg (bbl)’ers in de kinderopvang is een strategie die zowel voor de organisatie als voor de student en de sector van grote betekenis kan zijn. Bbl’ers combineren werken en leren, waardoor zij geleidelijk tot gekwalificeerde pedagogische professionals worden. De formatieve inzet van deze medewerkers moet echter binnen bepaalde kaders plaatsvinden. Deze artikkel geeft een overzicht van de mogelijkheden, voorwaarden en voordelen van het formatief inzetten van bbl’ers in de kinderopvang, met nadruk op de regelgeving, praktijkuitvoering en toekomstvisie.
Het werken met bbl’ers in de kinderopvang betekent dat een mbo-student een opleiding volgt via de beroepsbegeleidende leerweg, waarbij leren en werken worden gecombineerd. Dit model brengt jongeren of zij-instromers in aanraking met de werkelijkheid van de sector, terwijl zij hun opleiding volgen. Het inzetten van bbl’ers als formatieve kracht is een mogelijkheid om jonge medewerkers te integreren in de werkomgeving, zonder dat zij al volledig gekwalificeerd zijn.
De formatieve inzet van bbl’ers is echter niet zonder beperkingen. Zowel inzake de regulering van het maximum aantal beroepskrachten in opleiding als inzake de specifieke regels per type opvang (bijvoorbeeld dagopvang en buitenschoolse opvang) zijn er regelgeving en richtlijnen van toepassing. Deze artikkel geeft een overzicht van die regels en bespreekt de praktische toepassing in de kinderopvang.
Formatieve inzet betekent dat een bbl’er, ook wel student-medewerker genoemd, een rol speelt in de werkdag, waarbij zij geleidelijk worden ingezet op de groep. Deze inzet is afhankelijk van de fase van de opleiding waarin de bbl’er zich bevindt. De mate van formatieve inzet varieert van 0 tot 100 procent.
In bijlage 9 van de Cao Kinderopvang staat hoe de opbouw van de formatieve inzet van de bbl’er kan plaatsvinden en welk salaris de student-medewerker krijgt in de verschillende fases van inzetbaarheid. Het is belangrijk om hierbij rekening te houden met de wettelijke regelgeving rond het maximum aantal beroepskrachten in opleiding. Dit geldt zowel voor bbl’ers als voor stagiairs.
Een voorbeeld: Als een bbl’er volgens de cao-voorwaarden slechts 1 dag formatief ingezet kan worden, dan moet de houder ervoor zorgen dat deze inzet binnen de toegestane percentages blijft, namelijk maximaal 33,33% voor stagiairs en 50% voor beroepskrachten in opleiding.
De regels voor formatieve inzet verschillen tussen dagopvang en buitenschoolse opvang. In de buitenschoolse opvang mag een bbl’er alleen op de basisgroep staan, afhankelijk van de mate van formatieve inzet. In de dagopvang is het formatief inzetten van bbl’ers in principe toegestaan, maar ook hier gelden beperkingen.
Het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie bepaalt dat uitsluitend gekwalificeerde pedagogisch professionals op een ve-groep mogen werken. Een bbl’er mag dus niet formatief worden ingezet op een ve-groep. Echter, verwacht wordt dat per 1 januari 2026 deze regels anders zullen zijn. Dan zouden bbl-studenten onder voorwaarden formatief ingezet kunnen worden op een ve-groep, waardoor zij kunnen bijdragen aan het oplossen van het personeelstekort in de sector.
De inzet van een bbl’er op een ve-groep houdt verschillende voorwaarden in:
Het inzetten van bbl’ers heeft diverse voordelen zowel voor de organisatie als voor de student. Voor de organisatie is het een manier om jonge medewerkers te integreren en te coachen, zonder dat deze direct volledig gekwalificeerd zijn. Dit kan leiden tot een sterke leercultuur binnen de organisatie en bijdragen aan het oplossen van het personeelstekort. Bovendien geven bbl’ers bestaande medewerkers meer lucht, wat positief kan werken voor de werkdruk.
Voor de student is het een unieke kans om al tijdens de opleiding ervaring op te doen en zich te ontwikkelen als pedagogisch medewerker. Het combineren van theorie en praktijk helpt bij het begrijpen van de werkelijkheid van de kinderopvangsector. Ook is het een manier om een toekomstige baan op te bouwen, aangezien het vaak eenvoudiger is om na afloop van de opleiding in de sector te blijven werken.
Het aannemen van een bbl’er is een proces dat goed voorbereid moet worden. Een organisatie die wil werken met bbl’ers moet erkend zijn als leerwerkbedrijf bij de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Dit is een voorwaarde voor het inzetten van studenten die via de beroepsbegeleidende leerweg werken en leren combineren.
De procedure voor het aannemen van een bbl’er begint met een kennismakingsgesprek tussen de organisatie en de opleiding. Tijdens dit gesprek worden de verwachtingen van beide partijen besproken, en wordt bepaald of het matcht met de doelen van de opleiding en de organisatie. Vervolgens kan een leercontract worden opgesteld, waarin de rol van de bbl’er, de opleiding en de organisatie duidelijk wordt gedefinieerd.
De inzet van een bbl’er begint meestal met een periode waarin de student als extra medewerker op de groep staat. Vanaf ongeveer 2 maanden kan de bbl’er volledig formatief ingezet worden. In sommige gevallen kan de student worden overgeplaatst naar een andere locatie, afhankelijk van de wensen van de opleiding en de beschikbaarheid binnen de organisatie.
Het succesvol inzetten van een bbl’er vereist een samenwerking tussen de werkplek en de opleiding. De opleiding heeft inzicht in de ontwikkeling van de student, terwijl de werkplek zicht heeft op de praktische inzet. Het is belangrijk dat beide partijen regelmatig in overleg treden om te bepalen in hoeverre de student formatief kan worden ingezet.
In sommige gevallen onderhouden bbl-opleidingen weinig tot geen contact met de werkplek. Dit heeft te maken met de financiering van de opleidingen. Werkgevers worden aangemoedigd om zelf contact op te nemen met de opleiding, zodat er een gezamenlijke inspanning kan worden gemaakt om de bbl’er tot een startbekwaam pedagogisch professional te ontwikkelen.
De regelgeving rondom de inzet van bbl’ers in de kinderopvang staat in ontwikkeling. De huidige beperkingen, zoals de verboden inzet op ve-groepen, zullen mogelijk worden versoepeld. Per 1 januari 2026 wordt verwacht dat bbl-studenten onder voorwaarden formatief ingezet kunnen worden op een ve-groep. Dit zou betekenen dat zij meetellen in de beroepskracht-kind-ratio van de groep, zolang aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Deze ontwikkeling is bedoeld om jonge medewerkers beter in staat te stellen om in de sector te blijven werken, terwijl zij hun opleiding volgen. Het zou ook kunnen bijdragen aan het oplossen van het personeelstekort in de kinderopvangsector. Totdat deze regels van kracht zijn, is het belangrijk om rekening te houden met de huidige regelgeving en richtlijnen bij de inzet van bbl’ers.
Het formatief inzetten van bbl’ers in de kinderopvang biedt een aantal interessante mogelijkheden voor zowel de organisatie als de student. Het combineren van werken en leren zorgt ervoor dat jonge medewerkers geleidelijk worden ingezet en zich ontwikkelen tot pedagogisch professionals. De regelgeving rondom deze inzet is duidelijk, maar ook beperkend, met name inzake de inzet op ve-groepen. In de toekomst is echter verwacht dat deze regels zullen worden versoepeld, waardoor bbl’ers een grotere rol kunnen spelen in de kinderopvangsector.
Het werken met bbl’ers is niet alleen een investering in de toekomst van de organisatie, maar ook in de jongere generatie en de sector als geheel. Het is daarom belangrijk om deze mogelijkheid zorgvuldig en bewust te benutten, met regelmatig overleg tussen werkplek en opleiding.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet