Beweegstimulering in de kinderopvang: Strategieën en aanbevelingen
juli 16, 2025
In de kinderopvangsector zijn er sinds enkele jaren duidelijke kwalificatieregels ingevoerd om ervoor te zorgen dat pedagogisch personeel het juiste niveau aan kennis en vaardigheden heeft. Een van de belangrijkste onderdelen in deze regelgeving is het zogenaamde "aanvullend bewijs". Voor sommige medewerkers is dit een vereiste om te mogen werken in de kinderopvang, terwijl het voor anderen mogelijk niet nodig is. In dit artikel leggen we uit wat het aanvullend bewijs inhoudt, wanneer het nodig is en hoe het te behalen is. De informatie is gebaseerd op de huidige regels en richtlijnen zoals deze zijn vastgelegd in de branche.
Een aanvullend bewijs is een extra opleiding of scholing die een medewerker moet volgen in aanvulling op een diploma. Het doel van dit aanvullend bewijs is om ervoor te zorgen dat medewerkers in de kinderopvang over het benodigde pedagogische kennisniveau beschikken om kinderen van 0 tot 13 jaar effectief te ondersteunen. Het aanvullend bewijs moet opgenomen zijn in een lijst van erkende scholingen die door de sector zijn goedgekeurd. Het is belangrijk om te weten dat het aanvullend bewijs afhankelijk is van het soort diploma dat iemand heeft en op welk niveau dit diploma valt binnen de kwalificatiestructuur van de kinderopvangsector.
Het aanvullend bewijs valt in twee hoofdcategorieën: categorie A2 en categorie B2. Het verschil tussen deze categorieën ligt in de functie die de medewerker vervult.
Een aanvullend bewijs conform categorie A2 is nodig voor medewerkers die als pedagogisch professional werken in de dagopvang, peuteropvang en buitenschoolse opvang. Deze categorie is weer verdeeld in vier groepen, afhankelijk van het niveau van het diploma. De lijst met aanvullende bewijzen per groep is beschikbaar via de relevante websites van de brancheorganisaties. Het is mogelijk dat een diploma direct kwalificeert voor werken in de buitenschoolse opvang, waardoor geen aanvullend bewijs nodig is.
Een aanvullend bewijs conform categorie B2 is nodig voor medewerkers die werken als pedagogisch medewerker in de buitenschoolse opvang. Ook voor deze categorie bestaat een lijst met erkende scholingen. De keuze van een specifieke scholing is vrij, zolang deze opgenomen is in de lijst. Het is aan te raden om een scholing te kiezen die het beste aansluit bij de persoonlijke situatie en werkcontext van de medewerker.
Het is mogelijk dat een medewerker al werkte op basis van een vervallen diploma. In dat geval kan een overgangsregeling van toepassing zijn. Als de medewerker aan de voorwaarden van deze overgangsregeling voldoet, is het aanvullend bewijs mogelijk niet nodig. Het is daarom belangrijk om de regels van de overgangsregeling goed te begrijpen en eventueel professionele begeleiding in te huren om te bepalen of deze van toepassing is.
Per 1 januari 2025 is er een extra eis ingevoerd voor medewerkers die werken met 0-jarigen. Naast het normale kwalificatiebewijs moet deze groep bewijzen dat zij een goedgekeurde scholing hebben gevolgd die door de Cao-partijen is erkend. Deze scholing kan bijvoorbeeld bestaan uit een certificaat, diploma of studiepuntenoverzicht. Meer informatie over de goedgekeurde scholingen is beschikbaar via de officiële websites van de kinderopvangsector.
Pedagogisch medewerkers die werken in voorschoolse educatie (VE) moeten aan extra eisen voldoen. Naast een kwalificerend diploma is er ook een specifieke VE-scholing nodig. Deze scholing kan bijvoorbeeld bestaan uit één module van een beroepsopleiding op niveau MBO-3 of een scholing die minstens 12 dagdelen duurt en specifiek is gericht op het werk in de voorschoolse educatie. Daarnaast is er ook een taaleis voor deze functie. De taalniveau-eisen zijn vastgelegd in de regels van de sector en kunnen worden aangetoond met behulp van een officieel taalniveaubewijs.
Als een medewerker een aanvullend bewijs nodig heeft, is het belangrijk om de juiste scholing te kiezen. De keuze van een scholing kan vrij worden gemaakt zolang deze opgenomen is in de lijst met erkende scholingen. Het is aan te raden om rekening te houden met de volgende factoren:
Het aanvullend bewijs is niet alleen een formele vereiste, maar ook een kans voor medewerkers om zich verder te ontwikkelen in de kinderopvangsector. In de praktijk betekent het aanvullend bewijs dat medewerkers:
Een voorbeeld van zo’n traject is het leer-werktraject dat wordt aangeboden door CompaNanny. Hierin werkt de medewerker minimaal 16 uur per week op een locatie en volgt tegelijkertijd een online scholing van ongeveer 40 uur. Na afronding ontvangt de medewerker het aanvullend bewijs en is er ook direct een baan op een locatie gegarandeerd.
In sommige gevallen wordt het aanvullend bewijs op kosten van de werkgever aangeboden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij KindeRdam kinderopvang. Hier is het mogelijk om binnen 3 maanden een scholing te volgen, waarna een certificaat wordt uitgereikt dat als aanvullend bewijs geldt. Tijdens de scholing werkt de medewerker al op een locatie in de regio Rotterdam, wat ervoor zorgt dat de opleiding direct in de praktijk wordt ingezet.
Een belangrijk hulpmiddel bij het bepalen of een aanvullend bewijs nodig is, is de Diplomacheck. Met deze tool kan iedereen checken of hun diploma kwalificeert voor werken in de kinderopvang. Als het niet kwalificeert, geeft de tool ook aan welk soort aanvullend bewijs nodig is (A2 of B2). De Diplomacheck is te vinden op de websites van brancheorganisaties en is bedoeld als een eenvoudige en transparante manier om kwalificatie-eisen duidelijk te maken.
Het aanvullend bewijs is een essentieel onderdeel van de kwalificatiestructuur in de kinderopvangsector. Het zorgt ervoor dat medewerkers over het juiste niveau aan pedagogische kennis en vaardigheden beschikken om kinderen van 0 tot 13 jaar effectief te ondersteunen. Het aanvullend bewijs is afhankelijk van het soort diploma en de functie die een medewerker vervult. In sommige gevallen is het niet nodig, terwijl het in andere gevallen wel een vereiste is. Het is belangrijk om te weten dat er een overgangsregeling kan gelden voor medewerkers met vervallen diploma’s en dat er extra eisen zijn voor medewerkers die werken met 0-jarigen of in voorschoolse educatie. Het aanvullend bewijs is niet alleen een formele vereiste, maar ook een kans om zich verder te ontwikkelen in de kinderopvangsector. Door het juiste aanvullend bewijs te behalen, kan iedereen zich beter voorbereiden op de dagelijkse uitdagingen in de kinderopvang en betere zorg en onderwijs aan kinderen bieden.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet