Autonomie in de kinderopvang: belang en ondersteuning
juli 16, 2025
Het vier-ogenprincipe is een essentieel beleidskader in de kinderopvang die gericht is op de veiligheid van kinderen en het creëren van een open en transparante cultuur binnen kinderdagverblijven. Dit principe houdt in dat er altijd mogelijkheid moet zijn voor een tweede volwassene om mee te kijken of meeluisteren bij activiteiten van een beroepskracht. Het doel is om fysieke en emotionele veiligheid te waarborgen, terwijl het ook een rol speelt in het voorkomen van misbruik of mishandeling.
In dit artikel wordt het vier-ogenprincipe verder toegelicht, inclusief zijn wettelijke basis, praktische toepassing in de kinderopvang, voorbeelden van implementatie en de rol van de oudercommissie. Ook wordt ingegaan op de verplichtingen, controlemaatregelen en eventuele beperkingen.
Het vier-ogenprincipe is formeel gedefinieerd in de wetgeving als volgt: “Het werken met jonge kinderen dient zo georganiseerd te worden, dat er op het kinderdagverblijf altijd iemand mee kan kijken en/of luisteren.” Dit principe houdt dus in dat er altijd een tweede volwassene moet zijn die op afstand toezicht kan houden, zonder dat de beroepskracht daardoor in haar werkzaamheden verstoord hoeft te worden.
In de praktijk betekent dit dat kindercentra moeten zorgen voor een organisatie waarin beroepskrachten niet volledig geïsoleerd werken met kinderen. Dit kan bereikt worden door middel van architectonische maatregelen, audiovisuele middelen of aanvullende personen. Het principe geldt sinds juli 2013 voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, terwijl buitenschoolse opvang en gastouderopvang hiervan vrijstaan.
Het vier-ogenprincipe draagt bij aan de veiligheid van kinderen op meerdere vlakken. Enerzijds helpt het om eventueel misbruik of mishandeling te voorkomen of op tijd te signaleren. Anderzijds bevordert het principe een open en transparante cultuur binnen de organisatie, waarin medewerkers, houders en ouders elkaar betrouwbaar kunnen aanspreken op gedrag.
In het kader van het vier-ogenprincipe is het doel niet om medewerkers te beletten in hun werk, maar om ervoor te zorgen dat er altijd een vorm van professionele sociale controle is. Dit betekent dat beroepskrachten niet alleen zijn met kinderen, maar dat er altijd mogelijkheid is voor een tweede volwassene om mee te kijken of meeluisteren.
De invulling van het vier-ogenprincipe kan variëren per kindercentrum, afhankelijk van de ruimtelijke omstandigheden, de groepsgrootte en de beschikbaarheid van personeel. Er zijn diverse praktische maatregelen die kindercentra kunnen nemen om het principe te implementeren. Enkele voorbeelden zijn:
Het vier-ogenprincipe wordt niet statisch toegepast, maar is onderdeel van een dynamisch beleid dat jaarlijks kan worden geëvalueerd en aangepast. Dit is bijvoorbeeld beschreven in het beleidsstuk van Kinderopvang Baloe, waarin het vier-ogenbeleid jaarlijks wordt geëvalueerd en bijgesteld indien nodig.
De oudercommissie speelt een belangrijke rol in de implementatie van het vier-ogenprincipe. Het is namelijk verplicht dat het beleid afgesproken wordt met deze comité. De oudercommissie kan adviseren over de invulling van het beleid, knelpunten aanduiden en suggesties doen voor bouwkundige of organisatorische maatregelen.
In praktijk betekent dit dat een kindercentrum samen met de oudercommissie een document opstelt waarin wordt beschreven hoe het vier-ogenprincipe op die locatie wordt toegepast. Deze documenten zijn vaak terug te vinden op de website van het kindercentrum, zoals bijvoorbeeld bij Kindkracht 0/12, waar per locatie een apart document is beschikbaar.
Het vier-ogenprincipe is een wettelijk kader dat kinderdagverblijven verplicht om te volgen. De GGD beoordeelt uiteindelijk of een kindercentrum zich aan het principe houdt. Dit is onderdeel van het toezicht en de handhaving die de GGD uitvoert op kinderopvangorganisaties.
Het is belangrijk op te merken dat het vier-ogenprincipe momenteel nog niet verplicht is voor alle kindercentra. In het kader van het volgende convenant van de Brancheorganisatie Kinderopvang en de landelijke oudervereniging BOinK wordt er nog overlegd over de eventuele uitbreiding van het principe. Tot nu toe is het principe slechts verplicht voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, niet voor buitenschoolse opvang of gastouderopvang.
Het vier-ogenprincipe kan op verschillende manieren worden uitgevoerd, afhankelijk van de situatie en de beschikbare middelen. Bijvoorbeeld:
Hoewel het vier-ogenprincipe een waardevolle bijdrage levert aan de veiligheid van kinderen, zijn er ook beperkingen en uitdagingen. Kleinschalige kindercentra kunnen bijvoorbeeld moeite hebben met de implementatie van het principe vanwege beperkte ruimtelijke mogelijkheden of personeel. In dergelijke gevallen is het soms niet mogelijk om altijd een tweede volwassene aanwezig te hebben, maar er kunnen alternatieven worden bedacht, zoals het gebruik van audiovisuele middelen of het samenvoegen van groepen.
Bijvoorbeeld, in het kindercentrum Tijd voor Kinderen is het vier-ogenprincipe uitgevoerd via doorkijkramen, audiovisuele middelen en een cultuur van openheid en aanspreekbaarheid. Hierbij wordt er opgemerkt dat het principe niet altijd volledig kan worden uitgevoerd, maar dat er zoveel mogelijk maatregelen worden genomen om de veiligheid van kinderen te waarborgen.
Het vier-ogenprincipe is een belangrijk beleidsinstrument in de kinderopvang dat gericht is op de veiligheid van kinderen en het creëren van een open en transparante cultuur. Het principe houdt in dat er altijd mogelijkheid moet zijn voor een tweede volwassene om mee te kijken of meeluisteren bij activiteiten van een beroepskracht. Dit kan bereikt worden door middel van architectonische maatregelen, audiovisuele middelen of aanvullende personen.
De invulling van het principe kan variëren per kindercentrum, afhankelijk van de beschikbare middelen en de omstandigheden. De oudercommissie speelt een belangrijke rol in de implementatie en evaluatie van het beleid. De GGD is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van het vier-ogenprincipe.
Hoewel het principe al sinds 2013 verplicht is voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, is het nog niet verplicht voor alle kindercentra. Het is een onderdeel van de kwaliteitsagenda kinderopvang en wordt momenteel nog overlegd over een eventuele uitbreiding van het principe.
In de praktijk betekent het vier-ogenprincipe dat kindercentra zorgen voor een veilige en open omgeving waarin kinderen zich veilig voelen en waarin medewerkers elkaar gerust kunnen aanspreken op gedrag. Het is een essentieel onderdeel van het pedagogisch beleid en draagt bij aan de kwaliteit van de kinderopvang.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet