Arbowet en Arbo-uitdagingen in de Kinderopvang: Een Overzicht van Verplichtingen en Uitdagingen
juli 16, 2025
Het besluit om een tweede kind in de kinderopvang te plaatsen is voor veel ouders een belangrijke financiële overweging. Het is vaak aangenomen dat de opvang van een tweede kind goedkoper is dan die van het eerste, maar dit is niet altijd het geval. In dit artikel wordt een diepgaande analyse gemaakt van de kosten van kinderopvang voor een tweede kind, met aandacht voor subsidies, kortingen, tarieven en eventuele veranderingen in 2024 en 2025. De informatie is gebaseerd op meerdere betrouwbare bronnen die in het kader van dit onderzoek zijn ingezien.
De kosten van kinderopvang in Nederland zijn afhankelijk van het type opvang, het aantal uren dat het kind in de opvang doorbrengt, en het inkomen van de ouders. Voor 2024 zijn de maximumuurprijzen voor kinderopvang als volgt:
Voor 2025 zijn deze tarieven iets verhoogd:
Hoewel de tarieven zijn gestegen, kan de daadwerkelijke uitgave voor ouders verminderen door de kinderopvangtoeslag, een subsidie die de Belastingdienst betaalt aan ouders die werken of studeren.
De kinderopvangtoeslag speelt een centrale rol bij het bepalen van de daadwerkelijke kosten van de opvang. Het toeslagpercentage is afhankelijk van het gezinsinkomen. Voor gezinnen met een inkomen tussen €29.400 en €159.200 geldt in 2025 een hoger toeslagpercentage dan in voorgaande jaren. In het voorbeeld van een gezin met een inkomen van €45.000 wordt het toeslagpercentage verhoogd van 87,3% naar 96%.
Voor gezinnen met een inkomen tot €47.403 geldt een toeslagpercentage van 96% voor zowel het eerste als het tweede kind. Dit betekent dat ouders voor het tweede kind aanzienlijk minder zelf hoeven te betalen dan voor het eerste kind.
Een voorbeeld: bij een gezin met een inkomen van €36.500 is het toeslagpercentage voor het eerste kind 90,4% en voor het tweede kind 94,5%. Hoewel de toeslag voor het tweede kind hoger is, moet het gezin toch het dubbele aantal uren betalen. In totaal betaalt het gezin in dit voorbeeld €90,89 per maand voor de opvang van beide kinderen.
Niet alleen de kinderopvangtoeslag maakt een verschil in de kosten, ook sommige kinderopvangorganisaties bieden kortingen voor gezinnen met meerdere kinderen. Deze kortingen kunnen variëren van een vast percentage korting op de totale kosten van het tweede kind tot een volledige vrijstelling van inschrijvingskosten. In de praktijk is het echter niet gebruikelijk dat alle kinderopvanginstellingen kortingen aanbieden, vooral niet bij dagopvang. Bij gastouders of oppassen thuis is het vaker voorkomend dat er een korting is.
Het is daarom belangrijk om contact op te nemen met de specifieke opvang waarin de ouders hun kinderen willen plaatsen. Niet alleen de kinderopvangtoeslag, maar ook eventuele kortingen kunnen het verschil maken tussen een hogere of lagere maanduitgave.
De keuze voor een bepaalde vorm van opvang heeft ook invloed op de kosten. Zo is gastouderopvang vaak goedkoper dan dagopvang of buitenschoolse opvang. Echter, de beschikbaarheid van gastouders kan beperkt zijn, en niet alle gezinnen kunnen of willen hun kinderen bij een gastouder laten. Daarnaast zijn er ook verschillen tussen reguliere opvang en opvang met extra zorg (BSO+). Deze laatste vorm is bedoeld voor kinderen met extra hulpzorgvragen en kan extra kosten met zich meebrengen.
De hoogte van de kinderopvangtoeslag is sterk afhankelijk van het gezinsinkomen. Ouders met een laag inkomen (onder €21.278) krijgen 96% van de kosten van de opvang terug. Ouders met hogere inkomens krijgen minder terug. Bijvoorbeeld, gezinnen met een inkomen hoger dan €207.680 krijgen slechts 33,3% van de kosten terug.
Het is dus mogelijk dat gezinnen met meerdere kinderen en een relatief lager inkomen profiteren van een hoger toeslagpercentage voor het tweede kind, waardoor de daadwerkelijke uitgave lager is. Voor gezinnen met een hoger inkomen is het effect van de toeslag kleiner, en kan het tweede kind op de opvang dus relatief evenveel kosten als het eerste.
Naast de kinderopvangtoeslag kunnen ouders ook aanspraak maken op subsidies van de gemeente. Dit is het geval als een kind een VE-indicatie (voor taalontwikkeling) of een SMI-indicatie (sociaal-medische indicatie) heeft. In dergelijke gevallen ontvangt het gezin toeslag van de gemeente, die ook afhankelijk is van het inkomen.
Het is belangrijk om bij de opvang en bij de Belastingdienst te vragen of je in aanmerking komt voor extra subsidies. Deze extra ondersteuning kan de financiële last van de opvang van een tweede kind verder verminderen.
Om een duidelijk beeld te krijgen van de kosten van de opvang van een tweede kind, zijn verschillende factoren van invloed:
Het antwoord op de vraag of kinderopvang voor een tweede kind goedkoper is, is niet eenduidig. Het hangt af van meerdere factoren, zoals het inkomen van het gezin, het type opvang, eventuele kortingen en de hoogte van de kinderopvangtoeslag. In veel gevallen kan de toeslag voor het tweede kind hoger zijn dan voor het eerste kind, wat de daadwerkelijke kosten vermindert. Echter, omdat het gezin meestal het dubbele aantal uren moet betalen, kan de totale uitgave toch aanzienlijk zijn.
Het is daarom belangrijk voor ouders om zorgvuldig te informeren over de beschikbare subsidies, tarieven en eventuele kortingen. Door dit te doen, kunnen ouders een beter beeld krijgen van de daadwerkelijke kosten van de opvang van hun tweede kind en zo een verstandige keuze maken die past bij hun financiële situatie.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet