Bambi kinderopvang in Aalten: samenwerking, kwaliteit en voorbereiding op opgroei
juli 16, 2025
De kinderopvangsector in Nederland is in voortdurende ontwikkeling. Onder andere door landelijke regelgeving, regionale samenwerking en pedagogische voorstellen ontstaan nieuwe kaders voor de uitvoering van kinderopvang. Voor zowel houders van kinderopvang, medewerkers, ouders als toezichthouders is het belangrijk om op de hoogte te blijven van deze ontwikkelingen. Deze artikel biedt een overzicht van de vakinhoudelijke ontwikkelingen in de kinderopvang, met een focus op kwaliteitseisen, pedagogische professionalisering en regionale samenwerking.
De kwaliteit van de kinderopvang is een centraal thema in de voorschoolse zorg. Onder de Wet kinderopvang zijn eisen opgesteld die als kader fungeren voor het bieden van kinderopvang. Daarnaast zijn er landelijke en regionale ontwikkelingen die het vakbeleid beïnvloeden. Deze ontwikkelingen spelen een rol bij het uitvoeren van toezicht en handhaving, maar ook bij het professionele ontwikkelingspad van medewerkers in de kinderopvang. In deze artikel worden deze ontwikkelingen besproken aan de hand van relevante regelgeving, beleidskaders en praktijkvoorbeelden.
De kwaliteit van kinderopvang en peuterspeelzalen is sinds 2011 verankerd in wettelijke kaders. In de zomer van 2011 heeft het Rijk de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang verder uitgewerkt in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), genaamd het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen. Deze maatregel vervangt eerder beleidsregels, die niet wettelijk bindend waren. Deze wijziging is het gevolg van een uitspraak van de Raad van State in 2011, waarin stond dat gemeentelijke handhaving niet kon plaatsvinden op basis van ministeriële beleidsregels.
Daarnaast zijn er landelijke initiatieven gericht op de voorschoolse opvang. Zo is er de zogenaamde pilot Startgroep, waarin kinderen vanaf drie jaar in het pedagogisch klimaat van de school worden opgenomen. Het doel van deze pilot is om eventuele onderwijsachterstanden vroegtijdig te beïnvloeden. Ook wordt er landelijk gestimuleerd tot de harmonisatie tussen peuterspeelzalen en kinderdagopvang, wat heeft geleid tot de opkomst van de putteropvang. Integrale kindcentra, waarin kinderopvang, peuterspeelzalen en onderwijs onder één dak zijn samengebracht, zijn ook een groeiende trend.
Deze ontwikkelingen zijn gericht op een betere overgang van de voorschoolse opvang naar het onderwijs, maar hebben geen directe invloed op de kwaliteitseisen zoals die in de Wet kinderopvang zijn vastgelegd. Toch is het belangrijk dat de sector op de hoogte blijft van deze ontwikkelingen, omdat ze de context van de kinderopvang beïnvloeden en mogelijke gevolgen kunnen hebben voor toezicht en handhaving.
De uitvoering van toezicht en handhaving op de kwaliteit van de kinderopvang is lokaal belegd. In de regio Hollands Midden is GGD Hollands Midden de centrale toezichthouder. Houders van kindercentra en peuterspeelzalen hebben vaak vestigingen in meerdere gemeenten, waardoor het belang van regionale samenwerking toeneemt. Het is voor houders, ouders en toezichthouders wenselijk dat er in de regio eenduidige uitgangspunten worden gehanteerd bij toezicht en handhaving.
Daarom is het handhavingsbeleid in de regio afgestemd met gemeenteambtenaren, GGD en een vertegenwoordiger van de VNG. Deze samenwerking zorgt voor consistentie en duidelijkheid in de uitvoering van toezicht. In de komende jaren wordt gekeken of er verdere mogelijkheden zijn voor regionale samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van handhaving en ondersteuning van houders.
De gemeente Katwijk is sinds 2005 verantwoordelijk voor het uitvoeren van toezicht en handhaving op de kwaliteit van de kinderopvang. Het lokaal handhavingsbeleid is regelmatig aangepast, afgestemd op landelijke ontwikkelingen. De huidige versie van het beleid is de vierde versie uit 2013. Deze aanpassingen zijn nodig om de kwaliteit van de kinderopvang op peil te houden en te voldoen aan landelijke verwachtingen.
Een baan in de kinderopvang is verantwoordelijk werk, waarbij medewerkers een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van kinderen. Het vak is in beweging, en om aan de eisen van de sector te blijven voldoen, is het belangrijk dat medewerkers zich voortdurend blijven ontwikkelen. Dit geldt zowel voor medewerkers met een basisopleiding als voor ervaren pedagogisch professionals.
Er zijn verschillende mogelijkheden voor het verder ontwikkelen van de functie van pedagogisch professional. In het Functieboek zijn vier differentiaties opgenomen: pedagogisch professional 1, 2, 3 en 4. Elke differentiatie brengt extra verantwoordelijkheden met zich mee, zoals het begeleiden van stagiaires, het geven van intensieve begeleiding aan kinderen of het ontwikkelen van pedagogisch beleid.
Voor collega’s die hun rol willen uitbreiden naar het coachen van anderen is er ook de mogelijkheid om pedagogisch coach te worden. Dit vereist een opleiding op hbo-niveau. Voor medewerkers met een mbo 4-diploma zijn er aanvullende scholingsmogelijkheden beschikbaar. Ook is er een functie mogelijk als pedagogisch beleidsmedewerker, waarbij aandacht is voor het ontwikkelen van het pedagogisch beleid op instellingsniveau.
Om de toegang tot de kinderopvangsector te vergroten en diversiteit te bevorderen, zijn er initiatieven zoals het modulaire voorschakeltraject. Dit traject is bedoeld voor mensen met een andere culturele achtergrond die werken willen in de kinderopvang. Het voorschakeltraject duurt 17 weken en bestaat uit een mix van praktijk en scholing. Deelnemers beginnen als groepshulp in een kinderopvang of buitenschoolse opvang, waar ze ondersteunende taken uitvoeren zoals opruimen, fruit snijden en het voorlezen van boekjes.
Naast de praktijkcomponent volgen deelnemers lessen in taal en werknemersvaardigheden. Deze vaardigheden zijn belangrijk om culturele verschillen in werkgewoontes te begrijpen en te vermijden dat dit leidt tot misverstanden. Bijvoorbeeld: sommige mensen zijn gewend om afstand te houden of geen oogcontact te maken met collega’s. Door aandacht te besteden aan dergelijke thema’s, wordt het werkgever-werknemerverband sterker en inclusiever.
Het traject is modulair opgebouwd, zodat onderdelen aangepast kunnen worden aan de behoeften van de deelnemers. Zo hoeft iemand die al voldoende Nederlands spreekt geen taallessen te volgen. Daarnaast is er voor zowel de deelnemers als de kinderopvangorganisaties een coach beschikbaar om het proces te ondersteunen. Deze coach komt van een van de Utrechtse ROC’s en helpt bijvoorbeeld met het maken van een leerplan of het zoeken naar scholing.
De kinderopvangsector wordt ook beïnvloed door breder sociaal-economische ontwikkelingen. De afgelopen jaren zijn er bezuinigingen geweest op de kinderopvangtoeslag, terwijl de kosten van de kinderopvang zelf zijn gestegen. Daarnaast is de werkloosheid in Nederland historisch hoog, waardoor steeds meer ouders hun kinderen niet naar de kinderopvang sturen. Dit heeft gevolgen voor de financiële haalbaarheid van kinderopvanginstellingen.
Houders van kinderopvangen en peuterspeelzalen hebben hier last van. Het is voor hen lastiger om hun voorzieningen rendabel te exploiteren, wat kan leiden tot bezuinigingen op kwaliteit. De toezichthouder moet hier extra alert op zijn, om te voorkomen dat de kwaliteit van de kinderopvang onderbelicht raakt. Ouders, houders en toezichthouders moeten samen werken aan het behouden van de kwaliteit van de kinderopvang, ook in tijden van economische druk.
De vakinhoudelijke ontwikkelingen in de kinderopvangsector zijn gevarieerd en gericht op kwaliteit, professionalisering en samenwerking. Landelijke regelgeving en beleidskaders zorgen voor een duidelijk kader voor de uitvoering van kinderopvang. Regionale samenwerking is van belang om consistente toezicht- en handhavingspraktijken te garanderen. Daarnaast is pedagogische professionalisering een kernaspect van de ontwikkeling van de sector. Initiatieven zoals voorschakeltrajecten helpen om de toegang tot de kinderopvangsector te vergroten en inclusie te bevorderen. De sociaal-economische context vraagt om aandacht voor de financiële haalbaarheid van kinderopvanginstellingen en het behouden van kwaliteit.
Voor zowel ouders als professionals in de kinderopvang is het belangrijk om op de hoogte te blijven van deze ontwikkelingen. Ze beïnvloeden de dagelijkse praktijk, maar ook de toekomst van de sector. Door samen te werken en zich continu te ontwikkelen, kan de kwaliteit van de kinderopvang behouden en verbeterd worden.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet