Kinderopvang op Aruba: Aandacht voor Kwaliteit, Veiligheid en Ontwikkeling
juli 17, 2025
De kinderopvangsector in Nederland staat momenteel onder druk door de opkomst van schijnzelfstandigheid. Veel kinderopvangorganisaties gebruiken zelfstandigen om te voldoen aan de arbeidskrachtenbehoeften, terwijl het werk die zzp’ers eigenlijk kenmerken heeft van een werknemersrelatie. Dit heeft gevolgen voor zowel de zzp’ers zelf, de organisaties en ook voor de kinderen in de groepen. In dit artikel worden de begrippen, de huidige situatie, de onderzoeken en toekomstige ontwikkelingen besproken, met aandacht voor de juridische, economische en pedagogische aspecten van schijnzelfstandigheid in de kinderopvangsector.
Schijnzelfstandigheid ontstaat wanneer iemand op papier als zelfstandige wordt ingezet, maar in de praktijk werkt zoals een werknemer. Dit betekent bijvoorbeeld dat de zzp’er vaste werktijden heeft, uitsluitend werkt voor één opdrachtgever en beperkte vrijheid heeft in hoe het werk wordt uitgevoerd. In de kinderopvang is het, vanwege de aard van het werk, bijna onmogelijk om als echte zelfstandige te functioneren. Pedagogisch professionals werken meestal in teamverband, volgens een duidelijke pedagogische visie en onder toezicht van een leidinggevende.
Volgens de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) zijn zowel de opdrachtgever als de zzp’er verantwoordelijk om schijnzelfstandigheid te voorkomen. Als blijkt dat er sprake is van schijnzelfstandigheid, kunnen er boetes en naheffingen volgen. Dit is vanaf 1 januari 2025 weer van toepassing, aangezien het handhavingsmoratorium op schijnzelfstandigheid opgeheven is.
De Nederlandse Arbeidsinspectie voert op verzoek van de vakbond FNV een onderzoek uit naar mogelijke schijnzelfstandigheid in de kinderopvangsector. Het onderzoek richt zich op kinderopvangorganisaties die mogelijk zelfstandigen inzetten terwijl die eigenlijk werknemers zijn. De FNV vermoedt dat deze zzp’ers, die vaak via bemiddelingskantoren zoals Tadaah worden ingezet, onderbetaald worden en niet in acht worden genomen in cao’s of pensioenregelingen.
De Arbeidsinspectie heeft onaangekondigde bezoeken afgenomen bij betrokken organisaties en bemiddelingskantoren. Als er sprake is van schijnzelfstandigheid en onderbetaling, zullen er gevolgen zijn voor alle kinderopvangorganisaties die zzp’ers inzetten. De FNV benadrukt dat pedagogisch professionals niet als zelfstandigen kunnen werken omdat zij in teamverband actief zijn en onder de organisatieleiding vallen. Dit maakt hen in feite werknemers.
De inzet van zzp’ers in de kinderopvang heeft verschillende gevolgen. Enerzijds betekent het voor zzp’ers dat zij geen recht hebben op sociale voorzieningen zoals vakantie, pensioen of doorbetaling bij ziekte. Anderzijds betekent het voor de organisaties dat zij minder premies en belastingen hoeven te betalen, wat het financiële stelsel belast. Bovendien kan het leiden tot ongelijkheid binnen de organisatie: zzp’ers worden vaak beter betaald dan vaste medewerkers, maar hebben minder taken.
Vanuit een pedagogisch oogpunt is schijnzelfstandigheid ook problematisch. Het gebruik van zzp’ers ‘op de groep’ draagt niet bij aan de continuïteit van het werk of de emotionele veiligheid voor kinderen. Het kan ook leiden tot spanningen binnen het team, omdat vaste medewerkers zich minder waardig of minder betrokken voelen. Bovendien draagt het bij aan een nijpend personeelstekort in de sector, omdat zzp’ers vaak niet op lange termijn beschikbaar zijn.
De Wet DBA is ontworpen om schijnzelfstandigheid te voorkomen. Deze wet bepaalt of een zzp’er in werkelijkheid een werknemer is. Als blijkt dat er sprake is van schijnzelfstandigheid, kunnen er boetes en naheffingen volgen. De overheid controleert vanaf 1 januari 2025 strenger op schijnzelfstandigheid. Dit is gevolg van het opheffen van het handhavingsmoratorium.
Daarnaast wordt de Wet VBAR (Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties) ingevoerd, met als doel de regels rondom schijnzelfstandigheid verder te verduidelijken. Deze wetswijzigingen zijn onderdeel van een bredere inspanning om het aantal schijnzelfstandigen in de sector te verminderen. De FNV en andere partijen in de sector zien dit als een positieve ontwikkeling om de sector te versterken en de rechten van werknemers en zzp’ers te waarborgen.
Voor zzp’ers in de kinderopvang betekent de veranderende regelgeving dat het steeds moeilijker wordt om als echte zelfstandige te blijven werken. Velen kiezen daarom voor een overstap naar een vast dienstverband. Dit biedt meer zekerheid, sociale voorzieningen en een sterke band met de kinderen en het team. Een voorbeeld is Floor, pedagogisch expert bij CompaNanny, die van zzp’er is overgestapt naar een vaste medewerkersfunctie.
Organisaties worden aangemoedigd om meer werknemers in dienst te nemen in plaats van zzp’ers. Dit is niet alleen juridisch verantwoord, maar ook pedagogisch en emotioneel beter voor kinderen. Het leidt tot meer continuïteit, betere samenwerking en een sterker teamgevoel.
De vraag naar zzp’ers in de kinderopvangsector zal vanaf 2025 afnemen. Dit komt door de strengere controle op schijnzelfstandigheid en de toekomstige wetswijzigingen. Organisaties die nog steeds zzp’ers blijven inzetten, kunnen rekenen op financiële sancties. De sector wil zich daardoor schikken aan de nieuwe regels en de inzet van zzp’ers verminderen.
Dit heeft gevolgen voor de hele kinderopvangsector. Het betekent dat organisaties hun personeelstrategie moeten herzien en meer aandacht moeten besteden aan het werven en binden van vaste medewerkers. Tegelijkertijd moet er aandacht zijn voor de kwaliteit van de zorg en de emotionele veiligheid van kinderen.
Schijnzelfstandigheid in de kinderopvangsector is een complex en veelzijdig probleem dat juridische, economische en pedagogische aspecten omvat. Het gebruik van zzp’ers heeft gevolgen voor de zzp’ers zelf, de organisaties en de kinderen in de groepen. De huidige ontwikkelingen in de sector, zoals strengere controle door de overheid en nieuwe wetten, zullen leiden tot veranderingen in de inzet van zzp’ers.
Het is van belang dat zowel zzp’ers als organisaties zich bewust zijn van hun rechten en plichten en dat zij actief meewerken aan een eerlijke en duurzame toekomst voor de kinderopvangsector. De overstap naar vaste dienstverbanden en het werven van meer professionals in loondienst is een noodzakelijke stap in de juiste richting. Dit is niet alleen verantwoord vanuit juridisch opzicht, maar ook wenselijk vanuit pedagogisch en emotioneel oogpunt.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet