De vier pedagogische doelen van de wet Kinderopvang: Basis voor kinderontwikkeling
juli 16, 2025
Kinderopvang is een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven van vele gezinnen in Nederland. Voor ouders die werken of aan reïntegratiebeleid deelnemen, is kinderopvang vaak onmisbaar. Gelukkig bestaan er verschillende vergoedingen en tegemoetkomingen om de kosten van kinderopvang te ondersteunen. Deze vergoedingen zijn vaak inkomstenafhankelijk, wat betekent dat de hoogte ervan afhangt van het inkomen van het gezin. In dit artikel worden de inkomstenafhankelijke vergoedingen voor kinderopvang nader toegelicht, inclusief de rol van de gemeente en het Rijk, en welke doelgroepen er specifiek onder vallen.
Een belangrijk onderdeel van de financiering van kinderopvang is de inkomstenafhankelijke vergoeding van het Rijk. Deze vergoeding wordt aangevraagd via de Belastingdienst en is bedoeld om een deel van de kinderopvangkosten te vergelden. Het percentage dat wordt vergoed hangt af van het inkomen van het gezin: hoe hoger het inkomen, hoe lager het percentage.
Daarnaast kan het Rijk in sommige gevallen een compensatie verstrekken aan ouders wanneer de bijdrage van hun werkgever lager is dan een derde deel van de kosten van kinderopvang. Deze compensatie is eveneens afhankelijk van het inkomen van het gezin en is nooit volledig. In eenoudergezinnen, waarbij een partner ontbreekt, wordt er een inkomensonafhankelijke compensatie geboden door het Rijk.
Naast de vergoeding van het Rijk, kan ook een gemeentelijke bijdrage worden toegekend. De hoogte van deze bijdrage hangt af van de omstandigheden van de ouder en, indien van toepassing, van de partner. De gemeente vergoedt een bepaald deel van de kinderopvangkosten, wat vaak aangevuld wordt met een gemeentelijke bijdrage van 3,5%.
Doelgroep | Bepaling in de Wet Kinderopvang | Hoogte van de tegemoetkoming gemeente |
---|---|---|
Ontvangt een uitkering in het kader van de WWB, IOAW, IOAZ en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling | Artikel 22, eerste lid, onderdeel a | 1/6 deel van de kinderopvang, aangevuld met een gemeentelijke bijdrage van 3,5% |
Ontvangt een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars | Artikel 22, eerste lid, onderdeel a | 1/6 deel van de kosten van kinderopvang |
Heeft de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt, volgt scholing of een opleiding en ontvangt bij uitzondering algemene bijstand | Artikel 22, eerste lid, onderdeel a | 1/6 deel van de kosten van kinderopvang, aangevuld met een gemeentelijke bijdrage van 3,5% |
Is een niet uitkeringsgerechtigde (NUG-er), is als werkzoekende geregistreerd bij het CWI en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling | Artikel 22, eerste lid, onderdeel a | 1/6 deel van de kosten van kinderopvang, aangevuld met een gemeentelijke bijdrage van 3,5% |
Is een nieuwkomer die een inburgeringsprogramma volgt | Artikel 22, eerste lid, onderdeel a | 1/6 deel van de kosten van kinderopvang |
Is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen of in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet Studiefinanciering 2000 | Artikel 22, eerste lid, onderdeel a | 1/6 deel van de kosten van kinderopvang |
Heeft een inkomen uit arbeid, aangevuld met algemene bijstand op grond van de Wwb | Artikel 22, tweede lid | Gemeentelijke bijdrage van 3,5% |
Doelgroep | Bepaling in de Wet Kinderopvang | Hoogte van de tegemoetkoming |
---|---|---|
Zowel de ouder als zijn partner behoren tot de categorieën 1 tot en met 6 | Artikel 22, eerste lid, onderdeel b | 1/3 deel van de kosten van kinderopvang, aangevuld met een gemeentelijke bijdrage van 3,5%*, indien de ouder behoort tot categorie 1, 3 of 4; 1/3 deel van de kosten van kinderopvang indien de ouder behoort tot categorie 2, 5 of 6 |
De ouder of zijn partner behoort tot een van de categorieën en de andere persoon ontvangt een WW-uitkering en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling | Artikel 22, eerste lid, onderdeel c | 1/6 deel van de kosten van kinderopvang, aangevuld met een extra gemeentelijke bijdrage van 3,5%, indien de ouder behoort tot categorie 1, 3 of 4; 1/6 deel van de kosten van kinderopvang indien de ouder behoort tot categorie 2, 5 of 6 |
De ouder of zijn partner behoort tot de categorieën 1 tot en met 6 en de ander persoon is arbeidsgehandicapt als bedoeld in de wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten die gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekering | Artikel 22, eerste lid, onderdeel c | 1/6 deel van de kosten van kinderopvang, aangevuld met een extra gemeentelijke bijdrage van 3,5%, indien de ouder behoort tot categorie 1, 3 of 4; 1/6 deel van de kosten van kinderopvang indien de ouder behoort tot categorie 2, 5 of 6 |
De ouder of zijn partner behoort tot een van de categorieën 1 tot 6 en de andere persoon betaalt arbeid verricht | Artikel 22, eerste lid, onderdeel d | 1/6 deel van de kosten kinderopvang, aangevuld met een gemeentelijke bijdrage van 3,5%, indien de ouder behoort tot categorie 1, 3 of 4; 1/6 deel van de kosten van kinderopvang indien de ouder behoort tot categorie 2, 5 of 6 |
Zowel de ouder als zijn partner hebben een inkomen uit arbeid die wordt aangevuld met algemene bijstand | Artikel 22, tweede lid | Gemeentelijke bijdrage van 3,5% |
Naast de gemeentelijke en rijkelijke bijdragen, blijft er in sommige gevallen een ouderbijdrage over. Deze bijdrage kan in bepaalde gevallen een belemmering vormen voor reïntegratie. Ouders kunnen namelijk in een armoedeval terechtkomen wanneer de kosten van kinderopvang groter zijn dan het extra inkomen dat ze ontvangen door het werken.
Om dit te voorkomen, wil het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een extra tegemoetkoming voorzien voor bepaalde doelgroepen. Deze tegemoetkoming kan de ouderbijdrage gedeeltelijk of volledig compenseren. De doelgroepen die in aanmerking komen voor deze extra bijdrage zijn bijstandsgerechtigden, WW’ers, arbeidsgehandicapten, herintreders en ANW’ers.
Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur van één jaar. Dit betekent dat ouders de vergoeding elk jaar opnieuw moeten aanvragen. Uitzondering op deze regel geldt in gevallen waarin bij de aanvraag duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de tegemoetkoming gerelateerd is aan een reïntegratietraject of de periode dat het kind naar de basisschool gaat of deze verlaat.
De tegemoetkoming kan in twee stappen worden verstrekt. Dit betekent dat deel van de bijdrage op voorhand kan worden uitgekeerd, en de rest op een later moment, afhankelijk van de omstandigheden van het gezin.
Voor gezinnen die geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, maar wel kinderopvang nodig hebben, bestaat er nog een andere mogelijkheid: de Sociaal Medische Indicatie (SMI) van de gemeente. Deze indicatie is bedoeld voor gezinnen die tijdelijk financiële ondersteuning nodig hebben om de kosten van kinderopvang te kunnen betalen.
Kinderopvang is voor vele gezinnen essentieel, maar kan ook een aanzienlijke financiële last vormen. Gelukkig bestaan er meerdere vergoedingen en tegemoetkomingen om deze kosten te ondersteunen. Deze ondersteuning kan afkomst zijn van het Rijk of van de gemeente, en is vaak afhankelijk van het inkomen van het gezin. Voor bepaalde doelgroepen bestaan er extra vergoedingen om de reïntegratie te faciliteren en armoede te voorkomen.
Deze vergoedingen zijn echter niet automatisch toegekend. Het is belangrijk dat ouders zich bewust zijn van hun rechten en mogelijkheden, en deze actief aanvragen bij de relevante instanties. Door goed gebruik te maken van de beschikbare steun kan kinderopvang voor vele gezinnen toegankelijker en betaalbaarder worden, waardoor ouders zich meer kunnen richten op hun werk of reïntegratie.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet