Wintersport in Oostenrijk: 5 kindvriendelijke hotels met kinderopvang voor gezinnen
juli 16, 2025
In de kinderopvang speelt de groepsgrootte een centrale rol bij de zorgkwaliteit en veiligheid voor kinderen. De wet kinderopvang en diverse beleidsregels leggen hier specifieke normen voor die zorgdragers en instellingen moeten naleven. Deze richtlijnen zijn bedoeld om te zorgen voor een verantwoord aanbod aan kinderopvang dat bijdraagt aan een gezonde en veilige groei van kinderen. In dit artikel wordt ingegaan op de wettelijke voorwaarden, de verhouding tussen kinderen en begeleiders, en de praktijkuitwerking van groepsgrootten in verschillende vormen van kinderopvang, zoals kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouderopvang.
Kinderdagverblijven bieden opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar en zijn meestal opgezet in vaste groepen. De groepsgrootte is afhankelijk van de leeftijd van de kinderen en de beschikbare speel- en leeromgeving. De Wet kinderopvang en de beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 1.50 Wko en artikelen 3 en 4 van de beleidsregels) leggen duidelijke regels vast voor de verhouding tussen kinderen en begeleiders. Deze verhouding, ook wel de beroepskracht-kind-ratio genoemd, is van essentieel belang voor de zorgkwaliteit en veiligheid.
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal kinderen in een groep varieert per leeftijdsgroep. De volgende richtlijnen zijn opgenomen in de wet en beleidsregels:
Bij groepen met kinderen van verschillende leeftijden wordt het rekenkundig gemiddelde berekend. Dit betekent dat de verhouding moet voldoen aan het gemiddelde aantal kinderen per beroepskracht. Bijvoorbeeld, bij een groep met vier kinderen van 0 tot 1 jaar en vier kinderen van 3 tot 4 jaar, is de verhouding 1 beroepskracht per 4 kinderen, omdat de gemiddelde leeftijd 1,5 jaar is.
In een kinderdagverblijf waarin een groep van acht kinderen van 3 tot 4 jaar is opgenomen, is de minimale verhouding 1 beroepskracht per 8 kinderen. Dit betekent dat in zo’n groep slechts één beroepskracht nodig is. Echter, indien er sprake is van calamiteiten of noodgevallen, moet deze beroepskracht worden ondersteund door een andere volwassene. Dit is verplicht om de veiligheid van de kinderen te waarborgen.
Buitenschoolse opvang richt zich op kinderen die naar basisonderwijs gaan en die opvang nodig hebben voor of na schooltijd, of in de vakantieperiodes. Ook voor deze vorm van opvang gelden regels met betrekking tot groepsgrootte en verhouding tussen kinderen en begeleiders.
De Wet kinderopvang en beleidsregels leggen vast dat de groepsgrootte in buitenschoolse opvang afhankelijk is van de leeftijd van de kinderen en de beschikbare speelruimte. De verhouding tussen beroepskrachten en kinderen is voor deze vorm van opvang iets minder strikt dan bij kinderdagverblijven, omdat de kinderen ouder zijn en meer autonomie kunnen tonen.
Een voorbeeld is een groep van 30 kinderen van 8 jaar of ouder. In dit geval is de verhouding:
De keuze tussen deze twee modellen hangt af van de specifieke omstandigheden van de opvang, zoals de beschikbaarheid van beroepskrachten en de omgeving waarin de opvang verloopt. In beide gevallen is het van belang dat kinderen veilig en goed begeleid worden.
Gastouderopvang is een vorm van kinderopvang waarin kinderen in de woning van een gastouder worden verzorgd. Deze opvang is vaak persoonlijker en kleinschaliger dan kinderdagverblijven of buitenschoolse opvang. Toch zijn er ook hier regels voor groepsgrootte en verhouding tussen kinderen en begeleiders.
In 2010 zijn er significante wijzigingen geweest in de regelgeving rondom gastouderopvang. De maximale groepsgrootte voor kinderopvang aan huis is uitgebreid van 4 naar 6 kinderen, mits het gaat om innovatieve gastouderopvang. Dit betekent dat gastouders nu in staat zijn om meer kinderen te verzorgen in hun woning of in de directe omgeving van hun woning.
Bij deze uitbreiding is het wel verplicht dat gastouders aan extra kwaliteitseisen voldoen, zoals een goed opgesteld pedagogisch beleidsplan en een voldoende aantal beroepskrachten of vrijwilligers om de kinderen te begeleiden. Ook is het belangrijk dat de groepsgrootte niet groter wordt dan de veiligheid en zorgkwaliteit toestaan.
In gastouderopvang geldt een specifieke verhouding tussen beroepskrachten en kinderen:
Deze verhoudingen zijn bedoeld om te zorgen dat kinderen voldoende aandacht krijgen en veilig worden verzorgd. In de praktijk betekent dit dat gastouders hun groepsgrootte moeten afstemmen op de beschikbare begeleiding.
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op kinderopvang, inclusief de naleving van regels met betrekking tot groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio. Het toezicht wordt uitgevoerd door de GGD, die uniform toetst aan landelijke protocollen. Deze protocollen zijn vastgelegd in beleidsregels die door de minister worden vastgesteld.
Wanneer een kinderopvanginstelling of gastouderbureau niet voldoet aan de wettelijke normen, kunnen er sancties volgen. Deze sancties kunnen worden onderverdeeld in herstellende en bestraffende sancties. Voorbeelden van herstellende sancties zijn aanwijzingen of dwangsomverklaringen. Bestraffende sancties kunnen gaan om exploitatieverboden of verwijdering uit het landelijk register van kinderopvanginstellingen.
Bijvoorbeeld, wanneer er minder beroepskrachten aanwezig zijn dan wettelijk vereist, kan de gemeente een bestuurlijke boete opleggen. De hoogte van de boete kan variëren per situatie, maar kan tot 5000 euro per ontbrekende beroepskracht oplopen.
In sommige gevallen kan het nodig zijn om verschillende vormen van kinderopvang te combineren, bijvoorbeeld kinderdagopvang met buitenschoolse opvang. In dergelijke gevallen is het belangrijk dat de groepsgrootte en verhouding tussen kinderen en begeleiders aan de wettelijke eisen voldoen voor elke vorm van opvang. Dit geldt ook voor situaties waarin kinderen worden opgenomen in een buitenschoolse opvanggroep die in de dagopvang is aangesloten.
In combinatiegroepen, zoals een groep waarin zowel kinderen uit de dagopvang als uit de buitenschoolse opvang aanwezig zijn, gelden de regels die het meest restrictief zijn. Dit betekent dat de groepsgrootte en verhouding tussen beroepskrachten en kinderen moeten voldoen aan de wettelijke eisen voor kinderdagverblijven, aangezien die voor jongere kinderen strikter zijn.
In de praktijk zien we dat kinderopvanginstellingen en gastouderbureaus hun groepsgroottes afstemmen op de beschikbare begeleiding en de leeftijd van de kinderen. Bijvoorbeeld, een kinderdagverblijf dat opvangt voor 32 kinderen van 3 tot 4 jaar, moet minstens 4 beroepskrachten in dienst hebben (1 per 8 kinderen). Als er sprake is van calamiteiten of noodgevallen, moet deze verhouding worden aangevuld met een extra volwassene.
In een buitenschoolse opvanggroep met 30 kinderen van 8 jaar of ouder, is er minstens 3 beroepskrachten nodig, of 2 beroepskrachten en een extra volwassene. Ook hier geldt dat bij noodgevallen extra ondersteuning moet worden ingezet.
De groepsgrootte in kinderopvang is een belangrijk onderdeel van de wettelijke en beleidsgerichte normen die gericht zijn op de zorgkwaliteit en veiligheid van kinderen. De verhouding tussen beroepskrachten en kinderen varieert per leeftijdsgroep en vorm van opvang. In kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouderopvang gelden specifieke richtlijnen die worden toegesneden op de leeftijd van de kinderen en de omstandigheden van de opvang.
Gemeenten en GGD zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van deze normen, en er kunnen sancties volgen bij overtredingen. Het is belangrijk dat kinderopvanginstellingen en gastouders zich bewust zijn van deze regels om een verantwoorde opvang te bieden die bijdraagt aan de gezonde en veilige groei van kinderen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet