De 4 pedagogische basisdoelen in de kinderopvang: Essentiële pijlers voor kinderontwikkeling
juli 16, 2025
De wachttijd voor een plek in de kinderopvang is momenteel een veelvoorkomend probleem in Nederland. Ouders wachten gemiddeld langer dan ooit om een plekje voor hun kind te krijgen, en dit heeft zowel praktische als emotionele gevolgen. In dit artikel wordt ingegaan op de huidige situatie, met aandacht voor de wachttijden per regio, de oorzaken van het probleem en mogelijke gevolgen voor ouders en kinderen.
Er zijn verschillende vormen van kinderopvang in Nederland, waaronder kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang (BSO) en gastouderopvang. Elke vorm heeft haar eigen wachttijdproblematiek, die in de afgelopen jaren zichtbaar is toegenomen.
Een kwart van de ouders in grote steden moet minstens drie maanden wachten op een plek bij een kinderdagverblijf. In andere stedelijke gebieden is de wachttijd iets lager, maar gemiddeld gezien moet 40 procent van de ouders meer dan een maand wachten voordat hun kind bij de opvang terecht kan. Bij de buitenschoolse opvang is de wachttijdproblematiek iets minder nijpend, maar 60 procent van de BSO’s heeft een wachtlijst, en bij 25 procent moet je minstens een maand wachten.
Hoewel er sprake is van wachttijdverkorting in kinderdagverblijven en BSO’s in 2023, is er een toename van wachttijden in de gastouderopvang. Eind 2023 had 15 procent van de ouders een wachttijd langer dan drie maanden. Deze cijfers worden afkomstig gemeld uit een onderzoek uitgevoerd door Significant Public en de SDB Groep, zoals opgenomen in de Monitor Wachttijden Kinderopvang.
De wachttijdproblematiek in de kinderopvang wordt voornamelijk veroorzaakt door een nijpend personeelstekort. Volgens onderzoek van de Nationale Vacaturebank is er sprake van een gespannen arbeidsmarkt: voor elke vier vacatures die openstaan, is slechts één werkzoekende beschikbaar. Dit tekort heeft als gevolg dat kinderopvangcentra hun capaciteit niet kunnen uitbreiden, wat leidt tot langere wachttijden.
Een andere oorzaak van het personeelstekort ligt in de krisisjaren 2012 en 2014, waarin veel ouders besloten om hun kinderen niet naar de kinderopvang te sturen. Hierdoor zijn veel kinderleiders overgestapt naar andere sectoren zoals onderwijs en zorg. Ook de aangescherpte kwaliteitseisen spelen een rol. Zo mogen kinderleiders nu slechts voor drie baby’s tot 1 jaar zorgen in plaats van vier, wat leidt tot een groter aantal benodigde medewerkers.
Daarnaast zijn er verplichte wijzigingen in het beleid die de kosten van de opvang verhogen. Voorbeelden zijn de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker en coachinguren voor opvangleiders. Deze extra kosten worden doorberekend aan ouders, wat op zijn beurt leidt tot stijgende opvangkosten. In 2019 stegen de uurtariezen gemiddeld met 8 procent, terwijl de opvangtoeslag in gelijke mate niet steeds volgt.
De wachttijdvariaties zijn sterk afhankelijk van de locatie. In grote steden zoals Amsterdam is het probleem het grootst. In Amsterdam staan bijvoorbeeld ruim tweeduizend kinderen op de wachtlijst, terwijl dit in nabijgelegen steden zoals Diemen maar 20 kinderen zijn. Uit onderzoek van de Radboud Universiteit in Nijmegen blijkt dat wachtlijsten in dorpen rondom grote steden aanzienlijk korter zijn. Dit heeft geleid tot het fenomeen dat ouders uit stedelijke gebieden steeds vaker kijkend naar opvangopties in het dorp, in de hoop sneller een plekje te krijgen.
Deze regionale verschillen maken het voor ouders soms nodig om verder te reizen voor de opvang, wat extra logistieke en financiële druk kan veroorzaken. Voor gezinnen met een laag inkomen is dit een extra uitdaging, omdat de stijgende opvangkosten vaak sneller groeien dan de toeslagen die zij ontvangen.
De lange wachttijden hebben gevolgen voor ouders, vooral voor diegen die werken. Omdat het moeilijker is om een plek in de opvang te krijgen, wordt er vaak overwogen om minder uren te werken. Dit heeft weer een negatieve impact op de deelname aan de Nederlandse arbeidsmarkt, wat een kip-en-ei-probleem oplevert. De overheid heeft immers extra arbeidskrachten nodig om de krappe arbeidsmarkt te ondersteunen, terwijl het opvangtekort dit juist bemoeilijkt.
Daarnaast blijkt uit onderzoek dat ouders van kinderen met een indicatie voor Voorschoolse Educatie (VE) vaker langer dan drie maanden moeten wachten op een plek in de kinderopvang dan ouders van kinderen zonder VE-indicatie. Het verschil is met 15 procentpunt aanzienlijk. Dit verschil wordt mogelijk veroorzaakt door het personeelstekort in de VE-sector, wat extra aandacht verdient.
Ook de buitenschoolse opvang is niet vrij van wachttijdproblemen. Hoewel de wachttijden hier iets minder nijpend zijn dan bij kinderdagverblijven, is er toch sprake van een wachtlijst bij 60 procent van de BSO’s. Voor 25 procent van de ouders is er sprake van een wachttijd van minstens een maand. Ouders die gebruikmaken van BSO-plekken rapporteren dat het ruilen of bijkopen van uren in de afgelopen maanden lastiger is geworden, wat extra complicaties kan opleveren in de algehele opvanglogistiek.
Ondanks de wachttijdproblematiek blijkt uit onderzoek dat ouders in het algemeen tevreden zijn met de opvang die zij gebruiken. Gastouderopvang wordt bijvoorbeeld het hoogste beoordeeld, met een rapportcijfer van 8,5. De flexibiliteit van gastouderopvang is ook een aantrekkelijke eigenschap, omdat het makkelijker is om uren te ruilen of aan te passen. Samenwerking tussen opvang en basisscholen wordt door ouders positief beoordeeld, met een gemiddelde score van 7,5.
Een vijfde van de ouders met formele kinderopvang heeft in de afgelopen drie maanden te maken gehad met een sluiting van de opvang, of met een deelgesloten opvang. Meer dan de helft van deze ouders is niet geïnformeerd over de wijziging in uren, en twee derde heeft deze wijziging nog niet aangepast via Mijn Toeslagen of de bijbehorende app. Dit wijst op verbeteringsmogelijkheden in de communicatie tussen opvangorganisaties en ouders.
De wachttijdproblematiek in de kinderopvang is een complexe kwestie die zowel structurele als financiële aspecten bevat. Ouders in Nederland wachten gemiddeld langer dan ooit op een plek bij een kinderopvang, met name in stedelijke gebieden. De oorzaken hiervan zijn voornamelijk het personeelstekort en stijgende kosten, die op hun beurt weer worden veroorzaakt door veranderende beleidsmaatregelen en kwaliteitseisen. Ondanks de uitdagingen blijkt uit onderzoek dat ouders in het algemeen tevreden zijn met de opvang die ze gebruiken, en dat gastouderopvang een bijzondere positie inneemt in termen van flexibiliteit en kwaliteit.
De komende jaren zullen het belangrijk zijn om het personeelstekort aan te pakken en de logistiek van de opvang te verbeteren, zodat ouders sneller en betrouwbaarder een plek kunnen krijgen voor hun kind. Het is bovendien belangrijk om de samenwerking tussen opvang, scholen en ouders verder te verbeteren, om het algehele wachttijdprobleem aan te pakken.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet