Kinderopvang in Heesch: Aanbod, Locaties en Keuzemogelijkheden
juli 16, 2025
Kinderen zijn vaak vatbaar voor ziektes zoals verkoudheid, koorts en andere luchtwegklachten. In de kinderopvang en basisschool wordt er daarom regelmatig mee omgegaan, maar in het kader van infectiepreventie en veiligheid zijn er ook specifieke richtlijnen voor wanneer een kind wel of niet naar school of kinderopvang mag. In dit artikel bespreken we de huidige regels rond koorts, verkoudheid en andere klachten op basis van de beschikbare informatie. We geven een overzicht van de richtlijnen die gelden voor kinderen van verschillende leeftijden, aangevuld met aanbevelingen voor ouders en instellingen.
In de kinderopvang zijn er duidelijke richtlijnen voor wanneer een kind wel of niet naar de opvang mag komen. Deze richtlijnen zijn grotendeels afgeleid van het risico op infectieoverdracht en de mate waarin kinderen de ziekte kunnen verspreiden.
Voor jonge kinderen geldt dat ze alsnog naar de kinderopvang mogen, ook als ze verkouden zijn. Dit geldt met uitzondering van het geval dat ze koorts of benauwdheid hebben of dat een huisgenoot ziek is. Het is een uitzondering op de normale regels, omdat jonge kinderen vaak verkouden raken, terwijl hun rol in de verspreiding van ziekten als COVID-19 als beperkt wordt gezien.
Wel geldt dat kinderen in deze leeftijdscategorie intensief in contact staan met opvangpersoneel, wat het risico op verspreiding van ziekten vergroot. Daarom is het belangrijk om bij twijfel met de arts overleg te hebben of te wachten tot de klachten zijn verdwenen. Als een kind bijvoorbeeld chronisch verkouden is of een bekende luchtwegklacht heeft zoals astma, mag het gewoon naar de kinderopvang gaan.
Voor kinderen van 4 tot 12 jaar is de situatie iets strikter. Deze kinderen mogen niet naar school of de kinderopvang als ze klachten hebben die overeenkomen met die van corona, zoals koorts, benauwdheid of een aanhoudende hoest. In dat geval moeten ze thuisblijven en worden getest. De uitslag van de test bepaalt of ze weer naar school mogen.
Als de test negatief is en het kind geen koorts meer heeft, mag het weer naar school of de kinderopvang. Bovendien geldt dat kinderen in deze leeftijdscategorie ook thuis moeten blijven als ze in hetzelfde huis wonen als iemand die besmet is, of als diegene koorts en benauwdheid heeft.
Bij milde klachten geldt dat een kind weer mag naar school als het 24 uur klachtenvrij is. Als de klachten echter zeven dagen aanhouden, mag het kind weer naar school. Deze regels zijn bedoeld om het risico op verspreiding van ziekten te beperken, maar ook om ervoor te zorgen dat kinderen voldoende rust en herstel krijgen.
Het testen van kinderen met klachten is een belangrijk onderdeel van de huidige richtlijnen. Ouders mogen hun kind laten testen, maar het is niet verplicht. Scholen en kinderopvanginstellingen mogen niet eisen dat een kind wordt getest.
Als een test positief is, wordt bron- en contactonderzoek ingezet. Bij een negatieve uitslag mag het kind weer naar de opvang, mits het alleen neusverkouden is en verder niet ziek. In het geval van meerdere kinderen in een groep met klachten die passen bij corona, wordt geadviseerd om contact op te nemen met de GGD voor verdere actie.
De GGD speelt hierbij een belangrijke rol in het begeleiden van kinderopvangorganisaties en scholen bij het voorkomen van grootschalige uitbraken. Daarom is het belangrijk dat ouders en instellingen samenwerken en klachten serieus nemen.
In de beschikbare informatie staat dat kinderen met onderliggende medische problemen niet noodzakelijkerwijs een groter risico lopen op een ernstige verloop van corona dan gezonde kinderen. Toch is het verstandig om in zo’n geval extra voorzichtig te zijn en bij twijfel met de behandelende arts en schoolleiding overleg te hebben.
Bijvoorbeeld: als een gezinslid in een risicogroep zit en onder specialistische behandeling is, is het verstandig om te overleggen of het kind naar school of de kinderopvang mag. Dit geldt ook als ouders of kinderopvanginstellingen twijfelen over de geschiktheid van het kind om aanwezig te zijn in de groep.
Ouders spelen een centrale rol in het herkennen en rapporteren van klachten bij hun kind. Het is belangrijk om te letten op symptomen zoals koorts, hoest, benauwdheid en neusverkoudheid. Bij twijfel of onrust is het verstandig om contact op te nemen met de arts of verpleegkundig specialist.
In het kader van infectiepreventie is het ook belangrijk om ervoor te zorgen dat kinderen voldoende slapen, drinken en rusten. Bovendien is het verstandig om sociale contacten te beperken als er sprake is van klachten, om het risico op verspreiding te verminderen.
Nebijzaken zoals waterpokken vormen ook een belangrijke overweging in de kinderopvang. Kinderen die geen waterpokken hebben gehad mogen niet naar school als er een kind in de groep ziek is. Het virus verspreidt zich snel via druppeltjes in de lucht en via direct contact, wat het risico op uitbraken verhoogt.
Bij andere infectieziekten, zoals een gewone verkoudheid, is het in de meeste gevallen toegestaan dat kinderen naar school of de kinderopvang gaan, mits ze geen koorts of benauwdheid hebben. Het is echter verstandig om ziek kinderen uit de directe buurt van andere kinderen te houden om verspreiding te voorkomen.
Als ouders ontevreden zijn over de uitvoering van de richtlijnen in de kinderopvang, is het mogelijk om contact op te nemen met de opvanglocatie of de oudercommissie. Elke kinderopvangorganisatie heeft een klachtenprotocol waarin staat hoe klachten worden behandeld.
Bij ernstige signalen die aangeven dat er een direct gevaar dreigt, is het ook mogelijk om contact op te nemen met de GGD. De GGD is verantwoordelijk voor het toezicht op kinderopvanginstellingen en kan in interventie treden bij ernstige tekortkomingen.
Kinderen die klachten vertonen, zoals koorts, benauwdheid of een neusverkoudheid, kunnen in bepaalde gevallen wel of niet naar school of de kinderopvang. De richtlijnen verschillen per leeftijdscategorie en zijn gericht op het beperken van de verspreiding van ziekten. Voor jonge kinderen (0-4 jaar) is de regel iets losser, terwijl voor kinderen van 4 tot 12 jaar de voorwaarden strikter zijn.
Het testen van kinderen is een onderdeel van het proces, maar ouders zijn niet verplicht dit te doen. Het is belangrijk om klachten serieus te nemen en bij twijfel contact op te nemen met de arts of de schoolleiding.
In het kader van infectiepreventie is samenwerking tussen ouders, kinderopvanginstellingen en de GGD van groot belang. Door duidelijke richtlijnen te volgen en klachten tijdig te herkennen, kan het risico op grootschalige uitbraken worden beperkt.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet