Het Goedemorgenliedje in de Kinderopvang: Een Dag Goed Starten
juli 16, 2025
Waterpokken (varicella) is een veelvoorkomende, besmettelijke ziekte die vooral bij kinderen optreedt. De ziekte wordt veroorzaakt door het varicellazoster-virus (VZV). In Nederland hebben vrijwel alle kinderen op jonge leeftijd waterpokken doorgemaakt. In een kinderopvangomgeving kan de ziekte snel verspreiden, omdat kinderen dicht bij elkaar leven en vaak nauwe contacten hebben. Het is daarom van groot belang dat kinderopvanginstellingen zich goed richten op preventie, hygiëne en de juiste maatregelen bij een besmetting. Dit artikel biedt een overzicht van de richtlijnen en aanbevelingen die van toepassing zijn in de context van kinderopvang, met nadruk op hygiëne, preventie en contactbehandeling.
In de kinderopvang zijn er diverse maatregelen die kunnen worden genomen om de verspreiding van waterpokken te beperken. Deze richtlijnen zijn afgeleid uit de Hygiënerichtlijn voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang. Deze richtlijn biedt aanbevelingen die gericht zijn op het voorkomen van ziekteverspreiding in kleutersomgevingen.
Een van de belangrijkste maatregelen is het naleven van goede hygiëneregels. Kinderopvanginstellingen moeten de hygiënerichtlijnen zorgvuldig toepassen, met name wat betreft het wassen van handen, hoesten en niezen. Het virus dat waterpokken veroorzaakt, kan zich verspreiden via druppeltjes in de lucht en via direct contact met de blaasjes. Door kinderen te onderwijzen in het correcte wassen van hun handen en het gebruik van tissues bij hoesten en niezen, kan de verspreiding van het virus worden beperkt.
Een goed geventileerde ruimte speelt een rol bij het beperken van de verspreiding van besmettelijke ziekten. Het aanhouden van ramen en deuren op een kier kan helpen bij het verdrijven van virusdruppeltjes in de lucht. Ventilatie is dus een aanbevolen maatregel in de kinderopvang om het risico op besmetting te verminderen.
Bij een kind met waterpokken is het belangrijk om te zorgen dat het kind zichzelf niet krabt, omdat dit kan leiden tot wondinfecties. Ouders en verpleegkundigen moeten de nagels van het kind kort houden en zorgen dat de huid zo min mogelijk wordt aangeraakt. Ook kan het gebruik van kalmerende crèmes of koudwatercompressen helpen bij het verminderen van het gevoel van jeuk.
Hoewel het virus al besmettelijk is voordat de huidafwijkingen verschijnen, zijn er bepaalde situaties waarin wering of contactvermijding aangewezen is. Dit geldt vooral voor personen in risicogroepen, zoals zwangere vrouwen die geen waterpokken hebben doorgemaakt, of mensen met een verminderde immuunstatus.
Volgens de LCI-richtlijnen is wering van werk, school of kinderdagverblijf vanuit een volksgezondheidsperspectief niet noodzakelijk. Een kindercentrum hoeft kinderen met waterpokken dus niet te weren. Echter, het is wel belangrijk dat ouders worden geïnformeerd over de aanwezigheid van waterpokken in de groep. Het overleg met de GGD is hierbij aan te raden, vooral bij meerdere gevallen binnen korte tijd.
In instellingen waarin personen uit risicogroepen verblijven, zoals Ronald McDonald Huizen, is wering wel aan te raden. Hierbij gaat het om instellingen waar familieleden van ernstig zieke, vaak immuungecompromitteerde patiënten verblijven. In dergelijke gevallen is het aan te bevelen om personen met waterpokken, maar ook niet-immune contactpersonen gedurende de incubatietijd (tot 21 dagen) van een vliegreis te weren. Ook luchtvaartmaatschappijen nemen deze maatregel vaak aan bij patiënten in de besmettelijke periode.
Hoewel waterpokken in de meeste gevallen een lichte ziekte zijn, kunnen er bij risicogroepen ernstige complicaties ontstaan. Daarom zijn er specifieke richtlijnen voor postexpositieprofylaxe en preventie die van toepassing zijn op zwangere vrouwen, prematuur geboren baby's en immuungecompromitteerde personen.
Zwangeren worden geadviseerd om tijdens hun eerste bezoek aan de verloskundige of gynaecoloog te informeren of ze waterpokken hebben doorgemaakt of gevat zijn. Bij onduidelijke anamnese in het eerste trimester wordt de serostatus voor VZV bepaald. Indien een zwangere vrouw seronegatief blijkt te zijn, kan postexpositieprofylaxe worden overwogen bij expositie aan waterpokken.
Postexpositieprofylaxe is een maatregel die wordt aangeboden aan personen met een verhoogd risico op een gecompliceerd verloop van waterpokken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij immuungecompromitteerde personen, prematuur geboren baby's of zwangere vrouwen. De meest gebruikte maatregel is de toediening van varicellazosterimmunoglobuline (VZIG). Deze moet zo spoedig mogelijk worden toegediend, en uiterlijk binnen 10 dagen na expositie.
Bij pasgeborenen waarvan de moeder waterpokken ontwikkelt binnen 7 dagen voor of na de bevalling, kan VZIG worden toegediend. Ook bij prematuur geboren kinderen van moeders die seronegatief zijn, is postexpositieprofylaxe aan te raden. De toediening moet binnen 10 dagen na de expositie plaatsvinden.
Wanneer waterpokken zichtbaar zijn, is het niet langer mogelijk om VZIG toe te dienen. In dergelijke gevallen wordt antivirale therapie aangewezen om complicaties te voorkomen. Het is belangrijk om vroegtijdig te starten met behandeling, vooral bij personen met een verhoogd risico op ernstige complicaties.
In de kinderopvang is het belangrijk om te overwegen of contactpersonen in risicogroepen postexpositieprofylaxe kunnen krijgen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij gezondhulpverleners die in contact komen met een kind met waterpokken. In dergelijke gevallen is het aan te raden om contact te leggen met de GGD of met een medische specialist om te bepalen of VZIG of antivirale middelen aangewezen zijn.
Waterpokken is een veelvoorkomende ziekte in kinderopvanginstellingen, maar met goede hygiënemaatregelen en preventie kan de verspreiding van het virus worden beperkt. Het naleven van hygiëneregels, zoals handenwassen, hoest- en nieshygiëne en goede ventilatie, speelt een centrale rol in het voorkomen van ziekteverspreiding. Bovendien is het belangrijk om risicogroepen extra te beschermen door contactvermijding en postexpositieprofylaxe. Kinderopvanginstellingen moeten samenwerken met de GGD en medische specialisten om de juiste maatregelen te nemen bij een besmetting. Door deze richtlijnen te volgen, kan de gezondheid van kinderen en volwassenen in de kinderopvangomgeving worden beschermd.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet