CNS Kinderopvang in Putten: Aanbod, Capaciteit en Samenwerking in de Kinderopvang
juli 16, 2025
De kwaliteit van kinderopvang staat centraal in de zorg voor jonge kinderen. In Nederland zijn er wettelijke kwaliteitseisen die kinderopvangorganisaties moeten naleven. Deze eisen zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat kinderen zich veilig en gestructureerd kunnen ontwikkelen in een gezonde en zorgzame omgeving. Deze artikel geeft een overzicht van de relevante kwaliteitseisen, de toezichthoudende rol van de gemeente en GGD, en de praktische maatregelen die genomen kunnen worden in geval van overtredingen.
De Wet kinderopvang legt de verantwoordelijkheid voor kwaliteit in de kinderopvang bij de houders van kinderopvangcentra. Deze wet stelt zowel globale als specifieke kwaliteitseisen. De belangrijkste kwaliteitseis is dat kinderopvang bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van kinderen in een veilige omgeving (artikel 1.49 van de Wet kinderopvang). Daarnaast is de ondernemer verplicht om de kinderopvang zo te organiseren dat dit redelijkerwijs leidt tot verantwoorde kinderopvang (artikel 1.50). Deze eisen zijn vertaald in de beleidsregels genaamd “Regeling kwaliteit kinderopvang” (identificatienummer: BWBR0017461).
Om te kunnen starten met de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau, dient de ondernemer zich te melden bij het college van burgemeester en wethouders (het college). Na deze melding wordt de ondernemer opgenomen in het landelijk register kinderopvang van de gemeente. De toezichthouder (meestal GGD) onderzoekt vervolgens of de ondernemer voldoet aan de kwaliteitseisen. Voldoet de houder aan alle eisen, dan mag de exploitatie beginnen. Voldoet hij niet, dan worden afspraken gemaakt over een termijn waarbinnen de ondernemer aan de eisen moet voldoen. In ernstige gevallen kan de exploitatie ontzegd worden.
Om de kwaliteit van kinderopvang te waarborgen, moeten ondernemers meerdere concrete maatregelen nemen. Zo dient er voor iedere locatie een risico-inventarisatie op het gebied van veiligheid en gezondheid uitgevoerd te worden. Dit betekent dat ondernemers actief moeten zijn in het identificeren van risico’s voor kinderen en het nemen van passende maatregelen om deze risico’s te beheersen.
Een belangrijk aspect van de kwaliteitseisen is de verhouding tussen kinderen en beroepskrachten. Zo moet in een groep met maximaal 8 kinderen minimaal één beroepskracht aanwezig zijn. In groepen met 9 tot 16 kinderen is minimaal één beroepskracht verplicht, en mag ook een vrijwilliger of tweede beroepskracht aanwezig zijn. In geval van calamiteiten, zoals een noodgeval, dient de beroepskracht extra ondersteuning te kunnen krijgen van een andere volwassene.
Daarnaast is het verplicht dat ieder kind in de kinderopvang een mentor krijgt. Deze mentor heeft een voornaamste rol in de zorg voor het kind en is verantwoordelijk voor het opstellen van een individueel leertraject. Dit is een maatregel uit de Wet IKK (Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang), die op 1 januari 2018 in werking is getreden. De uitwerking van deze kwaliteitseisen is beschreven in pedagogische werkplannen, die aanwezig zijn op de kinderopvanglocaties.
De gemeente en GGD spelen een belangrijke rol bij het toezicht op de kwaliteit van kinderopvang. De GGD controleert in opdracht van de gemeente of kinderopvangorganisaties voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen. Indien sprake is van overtredingen, kunnen verschillende sancties worden genomen. De aard en ernst van de overtreding bepalen welke sanctie wordt toegepast.
De sancties kunnen worden ingedeeld in herstellende en bestraffende sancties. Herstellende sancties zijn maatregelen die gericht zijn op het herstellen van de situatie, zoals een aanwijzing dat bepaalde eisen niet zijn nagekomen en dat er binnen een bepaalde termijn verbetering moet komen. Bestraffende sancties kunnen omvatten een last onder dwangsom, een exploitatieverbod of zelfs verwijdering uit het landelijk register. Bovendien kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. De hoogte van deze boete hangt af van de aard van de overtreding. Bijvoorbeeld bij een tekort aan beroepskrachten kan een boete van 5000 euro per ontbrekende beroepskracht worden opgelegd.
Er is ook sprake van een afwegingsmodel, dat gebruikt wordt om te bepalen welke sanctie bij welke overtreding wordt genomen. Dit model houdt rekening met factoren zoals de ernst van de overtreding, de duur, het aantal kinderen dat erbij betrokken is, en de geschiedenis van eerdere overtredingen. Het doel van dit model is om een evenredige en rechtvaardige afweging te maken.
Het landelijk register kinderopvang speelt een cruciale rol in de toegang tot kinderopvangtoeslag. Ouders kunnen alleen kinderopvangtoeslag ontvangen als zij kinderopvang inkopen bij een centrum dat in het landelijk register is opgenomen. Wanneer ouders kiezen voor een centrum of gastouder die niet geregistreerd is, kunnen zij geen kinderopvangtoeslag ontvangen. Dit betekent dat ouders in dat geval de kosten voor kinderopvang volledig zelf moeten betalen.
Het landelijk register is beschikbaar via www.landelijkregisterkinderopvang.nl. Voor houders is het belangrijk om in dit register opgenomen te zijn, omdat dit hun toegang tot kinderopvangtoeslag vergemakkelijkt. Bovendien dient het register als centraal overzicht voor de gemeente en GGD om toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang.
De gemeente heeft een eindverantwoordelijkheid voor het toezicht op de kwaliteit van kinderopvang. Deze verantwoordelijkheid wordt uitgevoerd door middel van GGD. Het doel van dit toezicht is om te waarborgen dat er in de gemeente verantwoorde kinderopvang wordt geboden. De gemeente stelt daarbij beleidsregels vast en ontwikkelt lokale handhavingsbeleid, gebaseerd op richtlijnen van de VNG (Vlaamse Nederlandse Gemeenten).
In de gemeente Bergen is bijvoorbeeld een beleidsnotitie vastgesteld die beschrijft hoe de gemeente toezicht houdt op de kwaliteit van de kinderopvang en hoe overtredingen van de kwaliteitsregels worden aangepakt. Deze notitie bevat een leeswijzer die uitleg geeft over de rol van ouders, houders en de gemeente, en hoe de eisen uit de Wet kinderopvang worden toegepast.
Om te illustreren hoe kwaliteitseisen in de praktijk worden toegepast, is het handig om een paar voorbeelden te geven. Bijvoorbeeld in een peuterspeelzaal waarin slechts één beroepskracht aanwezig is, is het verplicht dat deze beroepskracht extra ondersteuning krijgt in geval van calamiteiten. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een vrijwilliger of een tweede beroepskracht zijn. Als dit niet het geval is, kan de GGD een aanwijzing uiten dat de eis niet is nagekomen, en kan binnen een bepaalde termijn verbetering worden aangebracht.
Een ander voorbeeld is een kindercentrum dat niet voldoet aan de eis dat ieder kind een mentor krijgt. In dat geval kan de GGD een herstellende sanctie uitvoeren, waarbij het centrum binnen een bepaalde tijd een mentor voor elk kind moet aanstellen. Als het centrum binnen die termijn niet voldoet aan deze eis, kan een bestraffende sanctie worden genomen, zoals een exploitatieverbod.
De kwaliteit van kinderopvang is van groot belang voor de ontwikkeling van kinderen. In Nederland zijn er wettelijke kwaliteitseisen die kinderopvangorganisaties moeten naleven, met als doel om kinderen een veilige en gezonde omgeving te bieden. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang en de Regeling kwaliteit kinderopvang. De gemeente en GGD spelen een centrale rol in het toezicht op de kwaliteit van kinderopvang, en kunnen bij overtredingen verschillende sancties toepassen.
Het is belangrijk dat houders van kinderopvangcentra bewust zijn van deze eisen en actief werken aan het waarborgen van kwaliteit. Ouders kunnen op hun beurt gerust zijn dat hun kind in goede zorg is, mits zij kinderopvang kiezen bij een centrum dat in het landelijk register is opgenomen. Door samenwerking tussen houders, ouders, GGD en gemeente kan verantwoorde kinderopvang worden geboden, waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen in een zorgzame en gestructureerde omgeving.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet