Jongleren met Koppelingen: Voorschoolse Ondersteuning voor Peuters in Den Haag
juli 15, 2025
Een van de essentiële voorwaarden voor de inrichting van een kinderopvangcentrum is de aanwezigheid van een geschikte buitenspeelruimte. Volgens de Wet Kinderopvang zijn er duidelijke eisen voor de afmetingen, veiligheid en toegankelijkheid van deze ruimtes, met het oog op zowel de fysieke als de emotionele ontwikkeling van de kinderen. Buitenruimtes moeten niet alleen voldoen aan wetgeving, maar ook aan de behoeften van jonge kinderen, die veilig en onbezorgd kunnen spelen en leren. Deze eisen zijn vastgelegd in diverse artikelen van de Wet Kinderopvang en andere regelgeving, zoals het Bouwbesluit 2003 en richtlijnen voor speeltoestellen en hygiëne.
In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste eisen voor buitenspeelruimtes in kinderopvangcentra. De nadruk ligt op de wetgeving, veiligheid, toezicht, en het creëren van speelhoeken die kinderen uitdagingen bieden en tegelijkertijd veilig zijn. Ook worden richtlijnen voor het opslaan van speelgoed, het aanbrengen van handenwasgelegenheden, en het beheer van het linnen gedeeltelijk behandeld. Op basis van de gegevens uit de geraadpleegde bronnen wordt duidelijk waarom deze eisen belangrijk zijn en hoe ze in de praktijk worden toegepast.
Eisten van de Wet Kinderopvang voor buitenspeelruimtes
Volgens artikel 3 van de Wet Kinderopvang moet de buitenspeelruimte voor kinderen die gebruik maken van de peuterspeelzaal aangrenzend aan de peuterspeelzaal gelegen zijn. Dit betekent dat kinderen gemakkelijk en direct toegang kunnen krijgen tot de buitenruimte zonder omwegen of veiligheidsrisico’s. De buitenspeelruimte moet geschikt zijn voor spel en ingericht zijn in overeenstemming met de behoeften en mogelijkheden van de kinderen. Dit houdt in dat de inrichting van de buitenruimte niet alleen ruimtelijk voldoende moet zijn, maar ook functioneel.
Artikel 7 van de Wet Kinderopvang legt uit dat een kindercentrum minimaal 3 vierkante meter buitenspeelruimte per aanwezig kind moet beschikken. Deze ruimte is bedoeld voor kinderen die in de peuterspeelzaal aanwezig zijn, niet noodzakelijk diegene die actief buitenspelen. Dit betekent dat het totale aantal beschikbare vierkante meters in de buitenspeelruimte rekening moet houden met het totale aantal kinderen dat op het kindercentrum is. De ruimte moet dus zowel ruim als functioneel zijn ingericht.
Voor kinderen jonger dan 2 jaar geldt een extra eis: hun buitenspeelruimte moet aangrenzend aan het kindercentrum liggen. Dit maakt het mogelijk dat deze jonge kinderen gemakkelijk en veilig tussen binnen- en buitenspeelruimte kunnen verhuizen, terwijl de toezichthouders een goed overzicht kunnen houden.
Veiligheidseisen voor buitenspeelruimtes
De veiligheid van de buitenspeelruimte staat centraal bij de regelgeving. Artikel 7a van de Wet Kinderopvang stelt dat een kindercentrum beschikt over een veilige, goed afgeschermde en van een doelmatige afwatering voorziene speelgelegenheid in de open lucht. Dit betekent dat de buitenruimte moet zijn voorzien van barrières of hekken om kinderen binnen te houden en om te voorkomen dat zij zonder toezicht vertrekken. Ook moet het terrein goed afwateren om het risico op glibberpartijen of overstromingen te beperken.
Voor speeltoestellen gelden specifieke eisen. Deze mogen geen gevaar opleveren voor kinderen. Dit betekent dat toestellen moeten zijn ontworpen voor de leeftijd van de kinderen die erop spelen en voldoen aan de wettelijke normen voor speeltoestellen. Buitenspeelgoed moet ook in een aparte bergruimte worden opgeborgen, zodat het niet in de open ruimte ligt en onbedoeld kan worden gebruikt of beschadigd.
Daarnaast is het belangrijk dat de buitenspeelruimte niet beplant met giftige of stekelige planten. Dit voorkomt dat kinderen zich verwonden of ziek worden door contact met ongeschikte planten. Ook moet er bij voorkeur een zandbak aanwezig zijn, die schoon zand bevat en na gebruik afgedekt met ventilerend materiaal. Dit zorgt voor hygiëne en voorkomt de opbouw van bacteriën of insecten in het zand.
Toezicht en toezichthouders
Artikel 4 van de Wet Kinderopvang maakt duidelijk dat burgemeester en wethouders verantwoordelijk zijn voor de naleving van de regelgeving. Zij wijzen de directeur van de GGD aan als toezichthouder. Deze rol is essentieel voor het controleren van de toepassing van de wetgeving in de praktijk. De GGD heeft het recht om in te zien documenten, op te treden en te onderzoeken of de eisen worden nageleefd.
De toezichthouder heeft ook het recht om de speelruimtes te bezoeken en inlichtingen te vragen, zoals bijvoorbeeld over de afmetingen van de buitenspeelruimte, de veiligheid van speeltoestellen, en de aanwezigheid van hygiënevoorzieningen. Dit is belangrijk om ervoor te zorgen dat kinderopvangcentra niet alleen theoretisch voldoen aan de regelgeving, maar ook in de praktijk kinderen veilig en gezond omgevingen bieden.
Inrichting van buitenspeelruimtes
Een buitenspeelruimte moet niet alleen voldoen aan de wetgeving, maar ook aan de belevingswereld en de ontwikkelingsbehoeften van kinderen. Het moet een ruimte zijn waar kinderen veilig kunnen spelen, rusten en zich ontwikkelen. De inrichting van de buitenspeelruimte moet dus gevarieerd zijn, met verschillende speelhoeken die aansluiten bij de leeftijd en de activiteiten van de kinderen.
Een goed georganiseerde buitenspeelruimte bevat bijvoorbeeld: - Een speelhoek met klim- en klautermateriaal voor motorische ontwikkeling. - Een zandbak of waterbak voor sensorische activiteiten. - Een rusthoek waar kinderen kunnen lezen of ontspannen. - Een speelhoek voor groepsactiviteiten, zoals voetballen of dansen.
Elke hoek moet zorgvuldig ontworpen zijn, zodat kinderen er gemakkelijk en veilig kunnen spelen. Ook moet er voldoende ruimte zijn voor kinderen om zich te bewegen en te ontmoeten. Dit voorkomt drongen en helpt bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen.
Hygiëne en voeding
Ondanks dat de focus van dit artikel op de buitenspeelruimte ligt, is het ook belangrijk om aandacht te besteden aan de hygiënevoorzieningen en de voeding in het kindercentrum. Artikel 8 van de Wet Kinderopvang legt uit dat een kinderdagverblijf beschikt over een goed toegeruste keuken, die qua capaciteit afgestemd is op het aantal kinderen. De keuken moet geschikt zijn voor het bewaren en bereiden van voedsel, volgens de richtlijnen van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding.
Buiten de keuken is er ook aandacht voor persoonlijke hygiëne. Artikel 6 van de Wet Kinderopvang stelt dat er handenwasgelegenheden moeten zijn, aangebracht op een voor kinderen bereikbare hoogte. Ook zijn er eisen voor toilet- en spoelgelegenheden, die zo zijn ingericht dat kinderen er gemakkelijk en veilig gebruik van kunnen maken.
Opbergruimtes en veiligheid
Een goed beheerde buitenspeelruimte vereist ook geschikte opbergruimtes. Artikel 7d van de Wet Kinderopvang stelt dat er een aparte bergruimte voor buitenspeelgoed moet zijn. Dit zorgt ervoor dat het speelgoed niet in de open ruimte ligt en kinderen er geen verwondingen aan kunnen opdoen.
Daarnaast gelden er eisen voor brandveiligheid. Artikel 12 van de Wet Kinderopvang stelt dat de voorzieningen voor brandveiligheid en veilige ontvluchting bij brand moeten voldoen aan de richtlijnen van gebouwen NEN 3892 en NEN 3894. Ook moet het brandblusapparatuur jaarlijks gekeurd worden. Deze eisen zijn van groot belang om in noodsituaties kinderen en medewerkers veilig te kunnen evacueren.
Conclusie
De Wet Kinderopvang stelt duidelijke eisen voor de inrichting van buitenspeelruimtes in kinderopvangcentra. Deze ruimtes moeten veilig, geschikt voor spel, en toegankelijk zijn, met een minimaal oppervlak van 3 vierkante meter per kind. Voor jonge kinderen tot 2 jaar is de buitenspeelruimte bovendien aangrenzend aan het kindercentrum. Buitenspeelruimtes moeten ook goed afgeschermde en doelmatig geadpireerde terreinen zijn, met speeltoestellen die geen gevaar opleveren.
Daarnaast is het belangrijk dat de buitenspeelruimte niet beplant met giftige of stekelige planten en voorzien is van hygiënevoorzieningen, zoals handenwasgelegenheden en toiletten. De toezichthouder van de GGD speelt een centrale rol in het toezicht op de naleving van de regelgeving. Zij controleren of kinderopvangcentra voldoen aan de wettelijke eisen en zorgen zo voor een veilige en gezonde omgeving voor kinderen.
Het inrichten van een buitenspeelruimte vraagt niet alleen kennis van de wetgeving, maar ook creativiteit en inzicht in de behoeften van kinderen. Een goed ontworpen buitenspeelruimte biedt kinderen de mogelijkheid om veilig te spelen, te ontmoeten, en zich te ontwikkelen, wat essentieel is voor hun fysieke, sociale en emotionele groei. De eisen die in de Wet Kinderopvang zijn vastgelegd, vormen daarom een essentieel kader voor de inrichting van kinderopvangcentra.
Vorige week een nieuwe gevel bij de BSO gekregen. Nieuwe kozijnen, nieuw glas en deur.
