Bloesem Kinderopvang Haaksbergen: Een natuurlijke en persoonlijke start voor jonge kinderen
juli 15, 2025
In de kinderopvang wordt er steeds meer aandacht besteed aan veiligheid en verantwoordelijkheid, vooral na schandalen die de sector hebben geraakt. Een van de maatregelen die daardoor in de praktijk zijn geïntroduceerd, is het zogenaamde vier-ogenprincipe. Dit principe houdt in dat er altijd minimaal twee verantwoordelijke medewerkers aanwezig moeten zijn bij de kinderen, zodat er sprake is van wederzijdse toezicht en aanspreekbaarheid. Het doel is om te voorkomen dat een enkele persoon zich buiten de controle kan bewegen, wat zowel voor kinderen als voor medewerkers een veiligere omgeving creëert.
Deze maatregel is ontstaan uit een wens tot preventie van kindermishandeling en seksueel misbruik. Het vier-ogenprincipe is sinds 2013 verplicht in de kinderopvangsector en wordt beschouwd als een essentieel onderdeel van het zorgbeleid. Het principe is echter niet uniform toegepast in alle contexten waar professionals met kinderen werken, zoals bijvoorbeeld in de buitenschoolse opvang (BSO) of in de jeugdhulp.
In dit artikel wordt ingegaan op het vier-ogenprincipe in de kinderopvang. Welke doelen heeft het principe, hoe wordt het in de praktijk toegepast, en wat zijn de uitdagingen en beperkingen die ermee gepaard gaan?
Het vier-ogenprincipe houdt in dat bij elke activiteit of situatie waarbij kinderen betrokken zijn, er altijd minstens twee verantwoordelijke personen aanwezig moeten zijn. Deze personen zijn verantwoordelijk voor het wederzijdse toezicht op het gedrag, de activiteiten en de veiligheid van de kinderen. Dit betekent dat er geen enkele situatie mag zijn waarin één persoon zich volledig op een kind kan richten zonder dat er een tweede persoon in de buurt is die kan meekijken of aanspreekbaar is.
Deze aanpak is bedoeld om te voorkomen dat individuen zich in een positie bevinden waarin ze ongecontroleerd met kinderen kunnen omgaan. Het vier-ogenprincipe is een maatregel om te zorgen voor transparantie en verantwoordelijkheid, zowel voor de kinderen als voor de medewerkers.
Het principe is ontstaan uit een onderzoekscommissie, de zogenaamde commissie Gunnink, die na een groot misbruikschandaal in de kinderopvang een aantal aanbevelingen deed om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Een van de belangrijkste conclusies van deze commissie was dat het vier-ogenprincipe verplicht zou moeten worden in de kinderopvangsector. In 2013 is dit principe daadwerkelijk verplicht gesteld voor alle kinderopvangorganisaties.
Het vier-ogenprincipe is niet alleen gericht op de fysieke aanwezigheid van twee medewerkers, maar ook op het creëren van een cultuur van openheid, aanspreekbaarheid en transparantie. Volgens de GGD Amsterdam is het vier-ogenprincipe meer dan alleen het zorgen dat iemand kan meekijken. Het is even belangrijk om een goede aanspreekcultuur te ontwikkelen binnen het kindercentrum, waarbij gedragsnormen en verantwoordelijkheid centraal staan. Daarnaast is het essentieel dat medewerkers in staat zijn om signalen van ongewenste situaties te herkennen en adequaat te reageren.
Een van de uitdagingen bij het vier-ogenprincipe is dat het niet altijd eenvoudig is om het principe volledig in de praktijk te brengen, vooral in situaties waarin er veel wisselingen zijn van personeel. Dit kan leiden tot een tijdelijke beperking van het toezicht, wat kan worden voorkomen door structurele aandacht aan te bieden en bijvoorbeeld een aandachtsfunctionaris in te zetten.
Daarnaast kan er onduidelijkheid zijn over het principe bij ouders en medewerkers. Niet iedereen begrijpt precies wat het vier-ogenprincipe inhoudt en hoe het op een bepaalde locatie wordt toegepast. Daarom is het belangrijk dat organisaties hun werkwijze en eventuele zorgen hierover duidelijk uitleggen aan medewerkers en ouders. Communicatie en transparantie zijn hierbij essentieel.
Hoewel het vier-ogenprincipe verplicht is in de kinderopvang, is het niet direct toepasbaar in alle contexten waar professionals met kinderen werken. In de jeugdzorg, bijvoorbeeld, is het principe praktisch niet mogelijk over de hele breedte in te voeren. De jeugdzorg omvat een divers hulpaanbod, dat wordt geleverd op verschillende locaties en in verschillende vormen, zoals ambulante hulp thuis, op locatie of in een residentiële instelling. In gezinshuizen of pleegzorg is het vier-ogenprincipe bijvoorbeeld praktisch onmogelijk, aangezien alleenstaanden ook pleegouder kunnen worden. In ambulante hulpverlening is er vaak sprake van één-op-één contacten met het gezin, wat niet aansluit bij het vier-ogenprincipe.
Ook in de buitenschoolse opvang (BSO) is het vier-ogenprincipe volgens experts niet wenselijk. Josette Hoex, expert kinderopvang van het Nederlands Jeugd Instituut, benadrukt dat het niet mogelijk is om in de BSO altijd vier ogen op elke groep te houden. De kinderen gaan in verschillende groepen uiteen om activiteiten te doen in verschillende ruimtes. In dat geval is het onpraktisch om het principe volledig toe te passen, aangezien het leidt tot beperkingen in de vorming van groepen en activiteiten.
Het vier-ogenprincipe is slechts één van de maatregelen die worden genomen om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Een ander belangrijk aspect is de pedagogische kwaliteit van de opvang. Volgens Riksen-Walraven is een van de belangrijkste doelen van kinderopvang het bevorderen van het welzijn van kinderen en hun ontwikkeling tot personen die goed functioneren in de samenleving. Dit doel is verder uitgewerkt in vier specifieke doelen, waaronder het bieden van emotionele veiligheid, het stimuleren van de sociale en emotionele ontwikkeling, het bevorderen van cognitieve en lichamelijke ontwikkeling en het ontwikkelen van een positieve identiteit.
Het vier-ogenprincipe is hierin te zien als een ondersteunende maatregel die bijdraagt aan het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving. Het bieden van emotionele veiligheid is volgens Riksen-Walraven de meest basale pedagogische doelstelling in de kinderopvang. Een onveilig klimaat kan het realiseren van andere pedagogische doelen in de weg staan. Het vier-ogenprincipe draagt hier dus bij aan het realiseren van een veilige omgeving waarin kinderen zich op hun gemak kunnen voelen en zich kunnen ontwikkelen.
Hoewel het vier-ogenprincipe een belangrijke rol speelt in de kinderopvangsector, zijn er ook beperkingen en uitdagingen die niet onderbelicht mogen worden. Een van de voornaamste beperkingen is dat het principe niet automatisch voorkomt dat kinderen worden mishandeld of seksueel aangeraakt. Het principe is een maatregel om te voorkomen dat situaties zich kunnen voordoen, maar het is geen garantie voor volledige veiligheid.
Een andere uitdaging is de beperkte toepasbaarheid van het principe in bepaalde contexten, zoals de jeugdzorg of de buitenschoolse opvang. In deze contexten is het praktisch niet mogelijk om het principe volledig in te voeren, wat leidt tot discussies over hoe veiligheid en verantwoordelijkheid daar het beste kunnen worden gegarandeerd.
Daarnaast kan het vier-ogenprincipe leiden tot een verandering in de cultuur binnen kinderopvangorganisaties. Bijvoorbeeld, na de publicatie van het Hofnarretje-schandaal in 2010 is er in de kinderopvangsector een duidelijke afname van het aantal mannelijke medewerkers geweest. Op dit moment is slechts 0-1% van de medewerkers in de kinderopvang man, terwijl het percentage iets hoger is in de buitenschoolse opvang. Dit heeft geleid tot discussies over genderstereotypes en hoe veiligheid en vertrouwen in de sector het beste kunnen worden onderbouwd.
Het vier-ogenprincipe is een maatregel die is ontwikkeld om veiligheid en verantwoordelijkheid in de kinderopvangsector te versterken. Het principe houdt in dat er altijd minstens twee verantwoordelijke personen aanwezig moeten zijn bij de kinderen, zodat er wederzijdse toezicht en aanspreekbaarheid mogelijk is. Het doel is om te voorkomen dat individuen zich in een positie bevinden waarin ze ongecontroleerd met kinderen kunnen omgaan.
In de praktijk is het vier-ogenprincipe verplicht gesteld sinds 2013, maar zijn er ook beperkingen en uitdagingen. Het principe is niet toepasbaar in alle contexten, zoals in de jeugdzorg of de buitenschoolse opvang, en het leidt tot discussies over hoe veiligheid en verantwoordelijkheid daar het beste kunnen worden gegarandeerd. Daarnaast is het principe slechts één van de maatregelen die worden genomen om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Andere belangrijke aspecten zijn de pedagogische kwaliteit en het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen.
Het vier-ogenprincipe is een belangrijk instrument in de kinderopvang, maar het is geen eindoplossing. Het vereist continu toezicht, structurele aandacht en een cultuur van openheid en aanspreekbaarheid. Het is een onderdeel van een bredere strategie om kinderen te beschermen en te ondersteunen in hun ontwikkeling.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet