Nederlands 3F in de kinderopvang: verplichte taalniveau-eisen en scholing
juli 15, 2025
De Voorschoolse en Vroegschoolse Educatie (VVE) is een programma dat gericht is op peuters van 2,5 tot 4 jaar die een achterstand hebben of risico lopen op een achterstand. Het doel van VVE is om dit risico te voorkomen of te verminderen zodat kinderen beter voorbereid zijn op de basisschool. In de kinderopvang zijn er specifieke eisen aan VVE gekoppeld die ervoor zorgen dat de kwaliteit van het programma en de ondersteuning voor de kinderen voldoen aan landelijke richtlijnen. Deze eisen betreffen onder andere het programma, de kwalificaties van medewerkers, de duur van de zorg en het betrekken van ouders.
In dit artikel worden de eisen voor VVE in de kinderopvang uitgebreid besproken. Aan de hand van de beschikbare informatie uit relevante bronnen wordt ingegaan op de inhoud van VVE-programma’s, de kwalificatie-eisen voor pedagogisch medewerkers, het aantal uren dat VVE moet aanbieden, de rol van ouders en de toezichtsregels die gelden voor VVE-voorzieningen.
Voorschoolse en Vroegschoolse Educatie (VVE) richt zich op peuters die een risico lopen op een ontwikkelingsachterstand. Deze kinderen ontvangen in de kinderopvang een speciaal programma dat is afgestemd op hun ontwikkeling. VVE wordt meestal aangeboden aan kinderen van 2,5 tot 4 jaar en is bedoeld om kinderen optimaal voor te bereiden op de basisschool. Het programma omvat activiteiten op het gebied van taal, motoriek, sociaal-emotionele vaardigheden en voorbereidend rekenen. Het doel is om een eventuele achterstand op te vangen of het risico daarop te verminderen.
VVE is geen vorm van opvang, maar een educatief programma dat gericht is op de ontwikkeling van het kind. In tegenstelling tot reguliere kinderopvang is VVE specifiek bedoeld voor kinderen met een VVE-indicatie. Deze indicatie wordt meestal gesteld door het Jeugdinstituut of via screenings in de kinderopvang.
Om VVE aan te bieden, moeten kinderopvangvoorzieningen aan een aantal eisen voldoen. Deze eisen zijn vastgelegd in landelijke regelgeving en richtlijnen. Het doel is om ervoor te zorgen dat VVE een kwalitatief hoogwaardige en gerichte ondersteuning biedt aan kinderen met een risico op ontwikkelingsachterstand.
Het VVE-programma moet gericht zijn op vier ontwikkelingsdomeinen: - Taalontwikkeling - Motoriek - Sociaal-emotionele vaardigheden - Voorbereidend rekenen
Hoewel het programma gericht is op deze domeinen, zijn er bepaalde activiteiten die expliciet niet zijn toegestaan. Zo mag er bijvoorbeeld geen sprake zijn van het louter leren van woordjes of het leren van getallen op een abstracte manier. De activiteiten moeten altijd gericht zijn op het ontwikkelingsniveau van het kind en afgestemd zijn op de specifieke behoeften van de kinderen in de VVE-groep.
Daarnaast is het belangrijk dat er veel bewegingsactiviteiten zijn ingebouwd. Beweging draagt bij aan de motorische ontwikkeling en helpt kinderen zich beter te concentreren tijdens andere activiteiten.
Een belangrijk onderdeel van VVE is het leren spelen in groep. Spelen is een essentieel onderdeel van de ontwikkeling van kinderen en helpt hen om sociaal te leren omgaan met anderen. In VVE wordt er daarom veel aandacht besteed aan het leren spelen, niet alleen met leeftijdsgenoten, maar ook met oudere kinderen of medewerkers.
De kwalificaties van de medewerkers die betrokken zijn bij VVE zijn van groot belang voor de kwaliteit van het programma. Er zijn duidelijke eisen die gelden voor de medewerkers die werken in VVE-groepen.
Pedagogisch medewerkers die werken in VVE-groepen moeten minimaal op 3F taalniveau werken. Dit betekent dat ze in staat moeten zijn om professioneel te communiceren, zowel met ouders als met collega’s. Bovendien moeten ze in staat zijn om complexe teksten te lezen en te interpreteren, zoals pedagogische documenten of informatie uit het Jeugdinstituut.
Naast het 3F-niveau is er ook een verplichting tot het volgen van een specifieke scholing. Deze scholing is gericht op de specifieke kenmerken van VVE en moet medewerkers voorzien van kennis en vaardigheden die nodig zijn om VVE-effectief te kunnen uitvoeren. De scholing omvat bijvoorbeeld informatie over de ontwikkeling van peuters, specifieke interventies en het werken met ouders.
Vanaf 1 januari 2022 is het verplicht voor gemeenten om hbo’ers in te zetten in VVE-groepen. Deze hbo’ers, vaak in de rol van pedagogisch beleidsmedewerker, hebben een bredere kijk op het pedagogisch beleid van de kinderopvang en kunnen functioneren als coach voor medewerkers. De norm is dat deze hbo’ers ongeveer 10 uur per jaar per doelgroep peuter aanwezig zijn. Dit helpt om de kwaliteit van het VVE-programma te verbeteren en te zorgen dat kinderen een consistente en gerichte ondersteuning krijgen.
Het VVE-aanbod is uitgebreid van 10 naar 16 uur per week. Deze uitbreiding is bedoeld om kinderen voldoende tijd te geven om zich te ontwikkelen en om de kwaliteit van het programma te verbeteren. Het maximum aantal VVE-uren per dag is 6 uur, zodat kinderen ook voldoende rust en opvang kunnen krijgen buiten het educatieve deel.
Deze verandering is vanaf 1 augustus 2020 verplicht voor alle gemeenten. Gemeenten moeten zorgen dat alle peuters die een VVE-indicatie hebben, binnen het kader van 16 uur per week aan het programma kunnen deelnemen. Voor kinderen die al voor 1 augustus 2020 deelnamen aan VVE blijft de oude norm gelden, maar ze kunnen vanaf dat moment wel gebruik maken van het uitgebreide aanbod.
Het toezicht op VVE-voorzieningen is geregeld via een combinatie van gemeentelijk en landelijk toezicht. De GGD voert het gemeentelijke toezicht uit en controleert of de voorzieningen voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in de Wet Kinderopvang en het Besluit kwaliteit kinderopvang.
Daarnaast is er ook toezicht door de Inspectie van het Onderwijs (IvhO), die specifiek de kwaliteit van de voorschoolse educatie controleert. Dit toezicht is signaalgestuurd, wat betekent dat de inspectie vooral aandacht besteedt aan voorzieningen waarbij de GGD negatieve bevindingen heeft gemaakt.
VVE-voorzieningen moeten voldoen aan een aantal landelijke regelgevingen, waaronder: - De Wet Kinderopvang - De Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK) - Het Besluit kwaliteit kinderopvang (AMvB) - Het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie - De Regeling Wet kinderopvang
Alle VVE-voorzieningen die aan deze eisen voldoen, worden opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). Dit register is een centraal overzicht van alle kinderopvangvoorzieningen die officieel geregistreerd zijn en voldoen aan kwaliteitsnormen.
Het betrekken van ouders is een belangrijk onderdeel van VVE. Ouders worden actief betrokken bij het VVE-programma van hun kind. Ze worden bijvoorbeeld ingelicht over de ontwikkeling van hun kind en hoe ze thuis kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun kind. Er zijn ook regelmatige gesprekken tussen pedagogisch medewerkers en ouders om te bespreken hoe het VVE-programma verloopt en of er aanpassingen nodig zijn.
Het doel is om ouders betrokken te houden bij de ontwikkeling van hun kind en om te zorgen dat er een samenwerking ontstaat tussen de kinderopvang en de ouders. Deze samenwerking helpt om de effectiviteit van het VVE-programma te verhogen en de kansen voor het kind te vergroten.
Naast de landelijke regelgeving zijn er ook aanvullende voorwaarden op gemeentelijk niveau die gelden voor VVE-voorzieningen. Deze voorwaarden zijn vaak van invloed op de toegankelijkheid van het VVE-aanbod en de kwaliteit ervan. Zo moeten VVE-voorzieningen bijvoorbeeld voldoen aan bepaalde normen op het gebied van het bereik van het programma.
In gemeenten zoals Bloemendaal is het streven om minstens 75% van de doelgroeppeuters te bereiken met een VVE-programma. Dit betekent dat gemeenten en betrokken partijen inzetten op het vergroten van de bekendheid van het VVE-aanbod bij ouders. Daarnaast wordt er gekeken naar hoe het programma toegankelijk is en of er voldoende plekken beschikbaar zijn voor kinderen die een VVE-indicatie hebben.
Voorschoolse en Vroegschoolse Educatie (VVE) is een belangrijk programma dat gericht is op peuters die een risico lopen op een ontwikkelingsachterstand. Het doel van VVE is om dit risico te verminderen of te voorkomen, zodat kinderen beter voorbereid zijn op de basisschool. Aan VVE zijn verschillende eisen verbonden, zowel op het gebied van de inhoud van het programma als op het gebied van de kwalificaties van de medewerkers en de duur van het aanbod.
De kwaliteit van VVE is van groot belang voor de ontwikkeling van kinderen en voor de effectiviteit van het programma. Daarom zijn er duidelijke richtlijnen en regelgevingen opgesteld die ervoor zorgen dat VVE een kwalitatief hoogwaardig programma is. Bovendien is er een sterke nadruk op het betrekken van ouders, omdat hun betrokkenheid een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van het kind.
Het VVE-aanbod is momenteel uitgebreid naar 16 uur per week, wat meer tijd biedt voor het werken aan de ontwikkeling van kinderen. Tevens zijn er hbo’ers ingezet in VVE-groepen om de kwaliteit van het programma verder te verbeteren. Het toezicht op VVE-voorzieningen is zorgvuldig geregeld via zowel gemeentelijk als landelijk toezicht, zodat kinderen en ouders zeker weten dat ze te maken hebben met een kwalitatief hoogwaardige voorziening.
In de toekomst is het de bedoeling dat VVE voor alle kinderen met een VVE-indicatie beschikbaar is en dat de kwaliteit van het programma blijft verbeteren. Het is van groot belang dat kinderopvangorganisaties, medewerkers en ouders samenwerken om ervoor te zorgen dat kinderen de beste start in hun leven krijgen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet