Kinderopvang Baloe: Kleinschalig, inclusief en kindvriendelijk in Zijdelwaard
juli 14, 2025
De organisatie en financiële structuur van kinderopvanginstellingen zijn niet alleen gericht op het zorgen voor kinderen, maar ook op het naleven van fiscale verplichtingen. Voor zowel particuliere als maatschappelijke kinderopvangorganisaties is het belangrijk om zich bewust te zijn van de fiscale aspecten, zoals vennootschapsbelasting (Vpb), omzetbelasting (btw) en loonbelasting. Deze belastingen kunnen invloed hebben op de kosten van kinderopvang en het vermogen om personeel in te huren of uit te lenen. In dit artikel wordt ingegaan op de relevante belastingaandacht, op basis van de huidige fiscale regelgeving en praktijkuitvoering.
Voor veel maatschappelijke kinderopvangorganisaties is de rechtsvorm vaak een stichting. In de praktijk wordt vaak aangenomen dat een stichting automatisch vrijgesteld is van vennootschapsbelasting (Vpb), omdat ze geen winstoogstreefbedrijf zijn. Echter, volgens de fiscale regels is een stichting wel belastingplichtig op vennootschapsbelasting als ze een onderneming drijven. Dit is het geval als er sprake is van een organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het economisch verkeer en een winststreven vertoont.
De visie van de staatssecretaris is duidelijk: ook stichtingen die kinderopvang organiseren, kunnen onder de vennootschapsbelasting vallen, zeker als ze concurrentie aangaan op de markt. Dit betekent dat maatschappelijke kinderopvangorganisaties vaak toch Vpb-plichtig zijn. Het is daarom belangrijk om de activiteiten van de organisatie nauwkeurig te analyseren. Voorbeelden zijn onderwijsactiviteiten, zoals voor- en vroegschoolse educatie, die extra aandacht vereisen bij de fiscale evaluatie.
Een mogelijke faciliteit voor maatschappelijke organisaties is de energie-investeringsaftrek. Deze aftrek is toegestaan voor investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen of duurzame energie, mits de organisatie vennootschapsbelastingplichtig is. De aftrek bedraagt maximaal 45,5% van het investeringsbedrag. Hierbij is het belangrijk om de investering op tijd te melden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), binnen drie maanden na het aangaan van een verplichting. Dit maakt het mogelijk om het fiscale voordeel te verwerken in de aangifte van vennootschapsbelasting.
Een veelvoorkomend fenomeen in de kinderopvangsector is het gebruik van zzp’ers en het uitlenen van personeel. Dit is vaak het gevolg van personeelstekorten. De omzetbelasting (btw) speelt hierin een belangrijke rol. De vraag die regelmatig rijst is of zzp’ers btw in rekening moeten brengen bij hun werkzaamheden.
In principe zijn werkzaamheden van zzp’ers die voldoen aan de fiscale eisen vrijgesteld van btw. De Belastingdienst stelt zich echter steeds vaker op het standpunt dat zzp’ers wel btw moeten heffen. Dit betekent dat zowel de kinderopvangorganisatie als de zzp’er in de praktijk het risico lopen van extra kosten. Het heffen van btw werkt immers kostprijsverhogend, wat voor beide partijen ongunstig kan zijn.
Daarnaast komt het vaak voor dat kinderopvangorganisaties personeel uitlenen aan onderwijsinstellingen of andere kinderopvanginstellingen. In dat geval is er sprake van een met btw belaste prestatie. Dit geldt ook als het om een onderwijsassistent gaat. Het is daarom belangrijk om te kijken naar het doel en de strekking van de btw-richtlijnen en eventueel te onderzoeken of er pleitbare standpunten zijn om btw-heffing te vermijden.
Voor de vorming van een fiscale eenheid of het sluiten van een overeenkomst kosten voor gemene rekening zijn strikte voorwaarden van toepassing. Voor de vorming van een fiscale eenheid dient bijvoorbeeld sprake te zijn van een financiële, economische en organisatorische eenheid. Dit vereist zorgvuldige voorafafstemming tussen de betrokken partijen.
Loonbelasting is van toepassing op zowel betaald personeel als vrijwilligers. Het is een belangrijk aspect bij het inzetten van mensen in de kinderopvangsector. Ondanks de flexibiliteit die zzp’ers bieden, zijn er fiscale risico’s verbonden aan het niet heffen van btw en loonbelasting. Daarom is het belangrijk dat kinderopvangorganisaties duidelijk afspraken maken over de fiscale verantwoordelijkheden.
De Belastingdienst biedt via de kinderopvangtoeslag een subsidie voor gezinnen die kinderopvang nodig hebben. De hoogte van deze toeslag is jaarlijks aangepast en afhankelijk van de tarieven van de kinderopvangorganisatie. De toeslag wordt uitgekeerd voor het aantal uren kinderopvang dat noodzakelijk is, maximaal gelijk aan het aantal uren voor welke een toeslag mogelijk is. De maximale uurprijs die in acht wordt genomen, wordt door de Belastingdienst vastgesteld.
Voor de tussenschoolse opvang (TSO) is geen kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst beschikbaar. Toch kan een vergoeding worden verstrekt aan gezinnen die deze opvang noodzakelijk vinden. Deze vergoeding is gelijk aan het tarief dat door de lokaal kinderopvangorganisatie wordt gehanteerd. De betaling van deze vergoeding kan bij voorkeur worden uitbetaald aan de ouder, maar in bepaalde situaties, zoals bij ouders in een schuldensituatie of inburgeraars, kan de vergoeding rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie worden uitgekeerd.
Niet iedere ouder heeft recht op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Voor deze gezinnen bestaat de Sociaal Medische Indicatie (SMI) van de gemeente. Deze indicatie kan tijdelijk hulp bieden aan gezinnen die kinderopvang nodig hebben, maar die niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag. De SMI is bedoeld voor gezinnen met een lage inkomensstand of een andere sociaal medische beperking. De vergoeding kan bijvoorbeeld helpen met de kosten van kinderopvang voor kinderen die nog niet naar de basisschool gaan of die na school opvang nodig hebben.
De toegankelijkheid van kinderopvang is een essentieel onderdeel van het ondersteunen van ouders in hun werk- en levenssituatie. Het is daarom belangrijk dat gemeenten en kinderopvangorganisaties samenwerken om zowel de fiscale verplichtingen als de behoeften van gezinnen goed in beeld te krijgen.
De belastingaandacht in de kinderopvang is een complex maar essentieel onderdeel van de organisatie en financiering van deze sector. Vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting zijn allemaal relevante aspecten die een invloed hebben op de kosten en de mogelijkheden voor kinderopvangorganisaties. Het is belangrijk dat zowel maatschappelijke als particuliere instellingen zich bewust zijn van de fiscale regelgeving en deze correct toepassen.
Daarnaast speelt de kinderopvangtoeslag en de vergoeding van de tussenschoolse opvang een belangrijke rol in het ondersteunen van gezinnen met kinderopvangnoden. Voor gezinnen die niet in aanmerking komen voor deze subsidies is de Sociaal Medische Indicatie een alternatieve optie. Het is van belang dat deze regelingen duidelijk en toegankelijk zijn, zodat ouders de juiste hulp kunnen krijgen bij het organiseren van kinderopvang.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet