Belastingen bij kinderopvang: Overzicht van vennootschaps-, omzet- en loonbelasting

Kinderopvang is een essentiële ondersteuning voor vele ouders die werken of studeren. Tegelijkertijd betreft het een complexe sector die onderdeel is van het economisch verkeer en daarmee onderworpen is aan een aantal belastingverplichtingen. Voor kinderopvangorganisaties en zzp’ers die in de sector actief zijn, is het belangrijk om duidelijk te weten welke belastingen van toepassing zijn en hoe deze kunnen worden afgehandeld. In deze artikel wordt ingegaan op drie belangrijke belastingen: vennootschapsbelasting (Vpb), omzetbelasting en loonbelasting. Daarnaast worden aandachtspunten voor belastingvoordeel en verduurzaming belicht, zodat zowel organisaties als zzp’ers beter inzicht krijgen in de fiscale verplichtingen.

Vennootschapsbelasting

Voor veel kinderopvangorganisaties is de rechtsvorm een stichting, vooral binnen de maatschappelijke kinderopvang. Veel organisaties denken dan dat ze automatisch vrijgesteld zijn van vennootschapsbelasting. Dit is echter niet het geval. De wet stelt dat een stichting belastingplichtig is indien en voor zover een onderneming wordt gedreven. Dit betekent dat wanneer er sprake is van een organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het economisch verkeer en een winststreven heeft, vennootschapsbelasting wel van toepassing is.

De visie van de staatssecretaris is dat kinderopvangorganisaties vaak wel Vpb-plichtig zijn, zeker wanneer ze concurreren met andere organisaties of wanneer ze actief in het economisch verkeer zijn. Voor een stichting die kinderopvang verleent, is het dus belangrijk om te bepalen of sprake is van een onderneming. Bijvoorbeeld voor- en vroegschoolse educatie kan hieronder vallen, en het is dan verstandig om juridisch advies in te winnen om de status duidelijk te maken.

Omzetbelasting

Omzetbelasting speelt een rol bij zowel in- en uitleen van zzp’ers als bij het uitlenen van personeel tussen kinderopvangorganisaties of naar onderwijsinstellingen. Veel kinderopvangorganisaties gebruiken zzp’ers om flexibiliteit te creëren bij personeelstekorten. De vraag die dan vaak rijst is of deze zzp’ers btw in rekening moeten brengen.

In principe zijn zzp’ers die voldoen aan de eisen vrijgesteld van btw. De Belastingdienst is echter steeds vaker van mening dat deze btw wel moet worden in rekening gebracht, vooral bij werkzaamheden die duidelijk binnen een organisatie worden uitgevoerd. Dit brengt een btw-risico met zich mee, aangezien het niet alleen administratief lastig is, maar ook kan leiden tot naheffingen. Het is daarom verstandig om vooraf duidelijk af te stemmen of en hoe btw wordt afgedekt, zowel tussen de kinderopvangorganisatie en de zzp’er als tussen organisaties die personeel uitlenen.

Een mogelijke oplossing bij het uitlenen van personeel is het vormen van een fiscale eenheid voor de btw, bijvoorbeeld tussen gelieerde stichtingen. Dit vereist echter een duidelijke afstemming van de organisatorische en financiële structuur. Ook kan een 'overeenkomst kosten voor gemene rekening' worden opgesteld, waarbij de kosten verdeeld worden op basis van een vaste sleutel. Beide opties vereisen echter juridisch advies en een zorgvuldige voorbereiding.

Loonbelasting

De werkkostenregeling (WKR) biedt kinderopvangorganisaties een mogelijkheid om onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers te verlenen. Deze vrije ruimte bedraagt maximaal 1,7 procent van de loonsom tot €400.000, en 1,18 procent daarboven. Over het bedrag dat deze vrije ruimte overschrijdt, is een eindheffing verschuldigd, namelijk 80 procent. Deze eindheffing is een werkgeversheffing en kan niet verhaald worden op werknemers.

Kinderopvang is arbeidsintensief, wat betekent dat er relatief veel vrije ruimte binnen de WKR beschikbaar is. Veel kinderopvangorganisaties zijn echter niet voldoende geïnformeerd over de mogelijkheden van de WKR, wat leidt tot een risico op naheffingen. Een WKR-scan kan hierbij helpen om de fiscale verwerking van facturen te beoordelen en eventuele aandachtspunten te identificeren. Een concrete aanbeveling is om op de factuur goed zichtbaar te maken wat de specifieke aard van de kosten is, om eventuele discussies met de Belastingdienst te voorkomen.

Belastingvoordeel en verduurzaming

In de kinderopvangsector is er een toenemende aandacht voor verduurzaming. Initiatieven zoals De Groene Agenda Kinderopvang stimuleren organisaties om duurzame investeringen te doen. Daarbij kan ook gebruik gemaakt worden van fiscale faciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek. Deze aftrek bedraagt 45,5 procent van het investeringsbedrag, maar alleen als er sprake is van een vennootschapsbelastingplichtige organisatie en de investeringen gericht zijn op energiebesparing of duurzame energie.

Een belangrijk aandachtspunt is dat de investering tijdig moet worden gemeld bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) binnen drie maanden na het aangaan van een verplichting. Pas daarna kan het voordeel in de aangifte vennootschapsbelasting worden verzilverd. Het is daarom belangrijk om deze administratieve stappen zorgvuldig te plannen en eventueel juridisch of fiscaal advies in te winnen.

Kinderopvangtoeslag: Een overzicht

De kinderopvangtoeslag is een financiële bijdrage van de overheid om ouders te ondersteunen bij de kosten van kinderopvang. Deze toeslag is bedoeld voor ouders die werken, studeren of deelnemen aan een re-integratietraject. De hoogte van de toeslag hangt af van het inkomen, het aantal kinderen en het soort opvang. De overheid vergoedt kosten tot een bepaald tarief, afhankelijk van het soort opvang:

• Dagopvang: €10,71 per uur
• BSO (bij- en vroegschoolse opvang): €9,52 per uur
• Gastouderopvang: €8,10 per uur

De vergoeding hangt ook af van het inkomen van de ouders. Voor inkomen onder €29.400 wordt tot 96% van de kosten vergoed. Bij inkomen tussen €29.400 en €159.200 varieert de vergoeding tussen 95% en 34%. Voor inkomen boven €159.200 is er minimaal 33% vergoeding.

Per kind is maximaal 230 uur opvang per maand vergoed (2.760 uur per jaar). De berekening hangt af van het aantal uren dat de minst werkende ouder verwerkt. Voor dagopvang is dit 140% van die uren, en voor BSO 70%. Bijvoorbeeld: als een ouder 40 uur werkt en de andere 32 uur, wordt gerekend met 32 uur:

• Dagopvang: 32 × 140% = 44,8 uur per week
• BSO: 32 × 70% = 22,4 uur per week

De toeslag wordt meestal op de 20e van elke maand uitbetaald, bijvoorbeeld in 2025 op 20 januari, 20 februari, 20 maart, enzovoort. Aanvragen kunnen via Mijn Toeslagen op de website van de Belastingdienst worden gedaan. Belangrijk is om eventuele veranderingen in inkomen of opvanguren tijdig aan te passen om terugvorderingen te voorkomen.

Conclusie

Kinderopvangorganisaties en zzp’ers die in deze sector actief zijn, moeten zich goed richten op de fiscale verplichtingen. Vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting zijn drie essentiële belastingen die bij kinderopvang vaak een rol spelen. Het is belangrijk om vooraf af te stemmen over de verwerking van deze belastingen, zowel tussen zzp’ers en organisaties als tussen verschillende organisaties die samenwerken. Verder kan het gebruik van fiscale faciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek, een waardevolle bijdrage leveren aan de duurzaamheid en het verduurzamen van de sector. Voor ouders is de kinderopvangtoeslag een belangrijk instrument om de kosten van opvang te ondersteunen, maar ook hier is het van belang om duidelijk te weten hoe het systeem werkt en welke aandachtspunten er zijn.

Door een goed begrip van de fiscale verplichtingen en voordelen te hebben, kunnen zowel kinderopvangorganisaties als ouders beter voorbereid zijn op de administratieve en fiscale aspecten van kinderopvang.

Bronnen

1. Kinderopvang en belastingen – Naheffingen voorkomen
2. Kinderopvangtoeslag