Kinderopvang in het Engels: betekenis, toepassing en praktijkvoorbeelden
juli 14, 2025
De opvoeding van kinderen is een essentiële taak die zowel emotioneel als financieel verantwoordelijkheid vereist. In Nederland zijn ouders wettelijk verplicht om voor het levensonderhoud en de opvoeding van hun kinderen te zorgen. Deze verplichting geldt zolang het kind minderjarig is, dus tot zijn of haar achttiende verjaardag. Dit artikel behandelt de financiering van de opvoeding van kinderen tot 18 jaar, inclusief de verdeling van kosten tussen ouders, de rol van het hoofdverblijf, en de eventuele financiering uit een nalatenschap in geval van overlijden van een ouder.
Ouders zijn verplicht om naar hun draagkracht de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen te betalen. Deze verplichting blijft bestaan, ook als ouders uit elkaar gaan of na scheiding. Dit geldt ongeacht of de ouders gehuwd zijn, niet gehuwd of uit elkaar zijn. De wet legt uit dat ouders samen verantwoordelijk zijn voor de zorg en opvoeding van hun kinderen, inclusief de financiële verantwoordelijkheid.
Totdat een kind 18 jaar is, zijn ouders verplicht om alle kosten te dekken die met de opvoeding en verzorging van het kind gepaard gaan. Deze kosten omvatten onder andere eten, drinken, lichaamsverzorging, kleding, schoolgeld, en eventuele kosten voor sport of andere activiteiten. Na het achttiende verjaardag van het kind ligt de verantwoordelijkheid voor de kosten van levensonderhoud en eventuele studiekosten tot het 21e levensjaar van het kind. Echter, ouders kunnen in overleg afspreken dat deze verplichting ook daarna verder loopt.
De verdeling van de kosten voor opvoeding en verzorging hangt vaak af van wie de hoofdverblijfplaats van het kind is. De ouder waar het kind verblijft, draagt doorgaans de meeste verantwoordelijkheid voor het dagelijks levensonderhoud van het kind. Deze ouder ontvangt dan ook vaak de kinderalimentatie van de andere ouder. Deze alimentatie is bedoeld om de financiële druk te verlichten die bij het opvoeden van een kind hoort.
De hoofdverblijfplaats is bepalend voor wie de kinderalimentatie ontvangt, omdat deze ouder de meeste kosten voor het levensonderhoud van het kind draagt. Tot de verblijfskosten horen bijvoorbeeld kosten voor eten, drinken en lichaamsverzorging. Tot de verblijfsoverstijgende kosten behoren bijvoorbeeld kosten voor kleding, sportgeld of contributies voor een sportvereniging. De ouder die het kind niet dagelijks verzorgt, betaalt deze kosten via de kinderalimentatie.
In bijzondere gevallen kan de ouder waar het kind niet verblijft toch kinderalimentatie ontvangen. Dit gebeurt wanneer er bijzondere omstandigheden zijn, zoals een ruime omgangsregeling met de andere ouder. In zulke gevallen kan het rechtskundig noodzakelijk zijn om de alimentatie aan de andere ouder te laten gaan, om de financiële druk op die ouder te verlichten.
Om de financiële verantwoordelijkheden van ouders duidelijk te maken, is het aan te raden om een ouderschapsplan op te stellen. In dit plan worden afspraken vastgelegd over de verdeling van kosten voor opvoeding en verzorging. Het is gebruikelijk dat de ouder waar het kind verblijft alle kosten betaalt en een bijdrage ontvangt van de andere ouder via kinderalimentatie.
Het ouderschapsplan kan ook bepalen hoe de alimentatie verandert in de loop van de tijd. Bijvoorbeeld als het kind ouder wordt en meer kosten met zich meebrengt, of als een ouder minder inkomen heeft. In zulke gevallen kan de alimentatie aangepast worden. Dit kan belangrijk zijn bij veranderende omstandigheden, zoals het verlies van een baan of een vermindering van inkomsten.
In geval van overlijden van een ouder kan de financiële verantwoordelijkheid voor de opvoeding van het kind worden aangepakt via de nalatenschap. Het kind kan aanspraak maken op een zogenaamde “som ineens” uit de nalatenschap. Dit is een bedrag dat uit de nalatenschap wordt genomen om het levensonderhoud van het kind te waarborgen.
De hoogte van deze som ineens hangt af van de omstandigheden. Het bedrag moet voldoende zijn om het kind te ondersteunen tot zijn of haar achttiende verjaardag, of tot 21 jaar als het kind studeert. Een voorbeeld uit een rechtszaak laat zien dat een ouder die overlijdt, al een alimentatie betaalde aan de andere ouder. Na overlijden kan het kind deze alimentatie verder ontvangen, eventueel aangepast aan de omstandigheden.
Het is belangrijk om te weten dat de som ineens een schuld is van de nalatenschap en ten laste komt van de erfgenamen. Dit betekent dat de erfgood kan worden verminderd door de uitkering van deze som. Het recht op een som ineens is echter niet automatisch toegestaan. Als de andere ouder al verplicht is om voor het kind te zorgen, kan het kind geen aanspraak maken op deze som ineens.
De kinderalimentatie kan aangepast worden in de loop van de tijd, afhankelijk van veranderende omstandigheden. Bijvoorbeeld als een ouder minder inkomen heeft of als het kind ouder wordt en meer kosten met zich meebrengt. In zulke gevallen kan een herberekening van de alimentatie noodzakelijk zijn.
Ook als het kind werkt naast zijn of haar opleiding, kan de alimentatie aangepast worden. In dat geval kan het kind een deel van zijn of haar levensonderhoud zelf betalen, wat leidt tot een vermindering van de alimentatie. Ouders kunnen in overleg bepalen hoe de alimentatie verandert, afhankelijk van de situatie van het kind en de ouders.
Naast kinderalimentatie van ouders kan het levensonderhoud van kinderen ook worden ondersteund via de overheid. De Algemene Kinderbijslagwet (AKW) biedt ouders een tegemoetkoming in de kosten van opvoeding en verzorging. Deze bijslag wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Ouders van kinderen tot 18 jaar hebben recht op kinderbijslag, mits het kind voldoet aan de leerplichtwet.
De hoogte van de kinderbijslag hangt af van de leeftijd van het kind. Voor kinderen jonger dan 6 jaar is de bijslag bijvoorbeeld hoger dan voor oudere kinderen. In 2022 bedroeg de kinderbijslag voor kinderen van 0 tot 5 jaar €249,31. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. Bovendien is er een extra tegemoetkoming voor kinderen met een ziekte of handicap, of voor kinderen die niet thuis wonen vanwege hun onderwijs.
Zodra het kind 18 jaar is, ontvangt het in beginsel de alimentatie rechtstreeks. Tot die tijd gaat de alimentatie naar de ouder waar het kind verblijft. Echter, ouders kunnen in overleg afspreken dat de alimentatie verder loopt tot het kind 21 jaar is, zolang het kind studeert of aan een opleiding werkt. Dit is bijvoorbeeld van belang als het kind nog niet in staat is om voor zichzelf te zorgen.
Ouders kunnen ook afspreken dat de alimentatie verder loopt na het 21e levensjaar, als het kind bijvoorbeeld nog steeds niet in staat is om voor zichzelf te zorgen. In dat geval moet het kind aantonen dat het nog behoeftig is en dat het niet in staat is om voor zichzelf te zorgen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het kind een ziekte heeft of financiële problemen heeft.
De opvoeding van kinderen is een wettelijke verantwoordelijkheid voor ouders, die geldt tot het 18e levensjaar van het kind. Ouders zijn verplicht om naar hun draagkracht de kosten van opvoeding en verzorging te betalen. Deze verplichting blijft bestaan, ook als ouders uit elkaar gaan. De verdeling van kosten hangt af van wie de hoofdverblijfplaats van het kind is. In geval van overlijden van een ouder kan het kind eventueel aanspraak maken op een som ineens uit de nalatenschap. Bovendien kan het levensonderhoud van kinderen worden ondersteund via de overheid via de Algemene Kinderbijslagwet. Het is belangrijk dat ouders afspraken maken over de financiering van de opvoeding van hun kinderen, bijvoorbeeld via een ouderschapsplan. Ook kan de alimentatie aangepast worden in de loop van de tijd, afhankelijk van veranderende omstandigheden.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet