Kinderopvang in het Engels: betekenis, toepassing en praktijkvoorbeelden
juli 14, 2025
Lichamelijke opvoeding speelt een essentiële rol in de ontwikkeling van kinderen. Het draagt bij aan de motorische, sociale en emotionele groei, en heeft positieve effecten op gezondheid en leerprestaties. In het primair onderwijs is het belang van bewegingsonderwijs echter niet altijd voldoende ingezien, wat heeft geleid tot onvoldoende uren en kwaliteit. Om dit te verhelpen, zijn er initiatieven genomen om lichamelijke opvoeding wettelijk te borgen. Deze artikkel presenteert de huidige wettelijke en pedagogische ontwikkelingen rondom bewegingsonderwijs in het primair onderwijs, met aandacht voor de inhoud, de rol van docenten, en de onderliggende argumenten.
De wettelijke borging van lichamelijke opvoeding in het primair onderwijs is in de afgelopen jaren een centraal thema geworden. In reactie op zorgwekkende ontwikkelingen rondom motorische achterstanden, overgewicht en onvoldoende bewegingsuitvoering op scholen, zijn er initiatieven genomen om het onderwijs in lichamelijke en zintuigelijke ontwikkeling verplicht en wettelijk te maken. Deze maatregelen zijn onder meer gesteund door internationale organisaties zoals UNESCO en door onderzoek dat aantoont dat vroegtijdige motorische vaardigheden cruciaal zijn voor de levenskwaliteit van kinderen.
De Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO) stelt dat bewegingsonderwijs gaat om het leren bewegen, het waarderen van beweging, en het ontwikkelen van een gezonde levensstijl. Daarnaast worden sociale vaardigheden ondersteund door bewegingsactiviteiten. De KVLO benadrukt dat het geven van bewegingsonderwijs veel deskundigheid vereist en stelt dat vakleerkrachten uit ALO-opleidingen betere resultaten opleveren dan groepsleerkrachten met brede bevoegdheden.
Een belangrijk wetsvoorstel betreft de wijziging van de bevoegdheid tot het geven van onderwijs in lichamelijke en zintuigelijke ontwikkeling. De initiatiefnemer vindt het wenselijk dat deze lesgeving uitsluitend door docenten met een ALO-opleiding wordt gegeven. Dit wetsvoorstel beoogt de kwaliteit van bewegingsonderwijs te verhogen en tegelijkertijd de werkdruk van groepsleerkrachten te verminderen. Daarbij is gekozen voor een verplichte wettelijke borging van drie lesuren gym per week.
Bovendien wordt het gebruik van een overgangsrecht voor reguliere PABO-docenten afgelast. Op korte termijn is het mogelijk dat deze docenten een Leergang Vakbekwaamheid Bewegingsonderwijs volgen, maar dit wordt op de lange termijn afgeschaft. Het wetsvoorstel beoogt dat vanaf de eerste leerjaren bewegingsonderwijs wordt gegeven door vakdocenten, wat in de huidige praktijk niet het geval is.
Deze wettelijke wijzigingen worden ondersteund door verschillende partijen, waaronder het NOC*NSF, het Mulier Instituut, en de Algemene Onderwijsbond (AOb). Ook is er internationale steun van UNESCO, die benadrukt dat lichamelijke opvoeding in het curriculum moet worden ingebed om motorische achterstanden te voorkomen en kinderen te bevoorbereiden op de sport- en beweegcultuur.
De kwaliteit van bewegingsonderwijs hangt sterk af van de deskundigheid van de docenten. Uit onderzoek is gebleken dat er significante kwaliteitsverschillen zijn tussen vakleerkrachten en groepsleerkrachten met brede bevoegdheden. Vakleerkrachten, die specifiek zijn opgeleid voor bewegingsonderwijs, tonen betere didactische vaardigheden en een dieper begrip van de motorische ontwikkeling van kinderen.
Het wetsvoorstel maakt het wettelijk verplicht dat bewegingsonderwijs wordt gegeven door ALO-docenten. Dit betekent dat scholen in de toekomst geen gebruik meer kunnen maken van PABO-docenten voor deze lesgeving. De overgangsperiode, waarin het toegestaan was om de Leergang Vakbekwaamheid Bewegingsonderwijs te volgen, wordt afgeschaft. Hiermee wil men de kwaliteit van het onderwijs verhogen en het professionele profiel van bewegingsonderwijs versterken.
De initiatiefnemer van het wetsvoorstel heeft drie hoofdargumenten voor de wettelijke borging van lichamelijke opvoeding:
Het recht van het kind om te leren bewegen en zich te ontwikkelen
Kinderen hebben het recht om motorisch vaardig te worden en hun sociaal-emotionele vaardigheden te ontwikkelen. Op jonge leeftijd verworven motorische vaardigheden vormen een blijvende basis voor later bewegingsgedrag.
Het belang van een gezonde en sportieve samenleving
Bewegingsonderwijs draagt bij aan een gezondere leefstijl en vermindert het risico op overgewicht en gezondheidsverschillen. Door kinderen op vroege leeftijd te begeleiden in het ontwikkelen van sportieve vaardigheden, wordt een breed beweeggedrag ondersteund.
Het positieve effect op leerprestaties
Er zijn onderzoeken die aantonen dat kinderen die regelmatig bewegingsactiviteiten volgen beter leren en beter concentreren. Beweging stimuleert de hersenactiviteit en draagt bij aan het ontwikkelen van cognitieve vaardigheden.
Daarnaast zijn er bijkomende argumenten, zoals het verlichten van de werkdruk op groepsleerkrachten en het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs in bewegingsonderwijs. Door vakleerkrachten in te zetten, krijgen groepsleerkrachten meer tijd en ruimte om zich op andere aspecten van het onderwijs te concentreren.
Om de wettelijke borging van bewegingsonderwijs te realiseren, is het noodzakelijk dat scholen over de juiste infrastructuur en middelen beschikken. Daarnaast moet er aandacht zijn voor de opleiding van docenten en de voorbereiding van leerplannen. In het wetsvoorstel worden ook maatregelen genomen om de handhaving van de wettelijke normen te versterken.
De Inspectie van het Onderwijs speelt een belangrijke rol in de toezichtgevende functie. Tot nu toe was het voor scholen mogelijk om weinig uren bewegingsonderwijs aan te bieden, omdat er geen wettelijke verplichting was. Nu wordt dit onderdeel van het onderwijs wettelijk geregeld, waardoor scholen verantwoordelijk worden gehouden voor het naleven van de normen.
Een belangrijk voorbeeld van succesvolle wettelijke borging komt uit het voortgezet onderwijs. In 2006 werd een amendement aangenomen waarmee de hoeveelheid onderwijstijd voor lichamelijke opvoeding in het vwo en havo gewettelijk werd geregeld. Hieruit is gebleken dat wettelijke verplichtingen effect hebben op de kwaliteit en kwantiteit van bewegingsonderwijs. De ervaring uit het voortgezet onderwijs dient als een model voor het primair onderwijs.
Ouders en maatschappelijke organisaties spelen een cruciale rol in de steun voor bewegingsonderwijs. Uit het belevingsonderzoek van de Onderwijsinspectie "De Staat van de Leerling 2015" blijkt dat leerlingen zelf het belang van bewegingsonderwijs erkennen en vragen om meer uren, meer diversiteit en meer invloed in de lesactiviteiten. Ouders kunnen deze wensen ondersteunen door beweging in de thuissituatie aan te vullen en samen met scholen te werken aan een gezonde leefstijl.
Buiten de schoolwerking zijn er ook initiatieven van sportorganisaties, gemeenten en onderwijsbonden om bewegingsonderwijs te versterken. De samenwerking tussen scholen, ouders, docenten en sportclubs is essentieel voor het creëren van een beweegcultuur die kinderen begeleidt vanaf de kleuterklas tot in de voortgezette scholen.
De wettelijke borging van lichamelijke opvoeding in het primair onderwijs is een belangrijke stap in de richting van een gezondere en sportievere samenleving. Door het onderwijs in lichamelijke en zintuigelijke ontwikkeling wettelijk te verplichten en uitsluitend door vakleerkrachten te geven, wordt de kwaliteit en de betekenis van bewegingsonderwijs versterkt. Dit draagt bij aan de motorische, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen en helpt bij het voorkomen van gezondheidsproblemen zoals overgewicht en motorische achterstanden.
De initiatieven zijn gesteund door zowel nationale als internationale partijen en onderbouwd door wetenschappelijk onderzoek. De uitvoering van deze maatregelen vereist samenwerking tussen scholen, docenten, ouders en maatschappelijke organisaties. Door bewegingsonderwijs in het curriculum te verankeren, wordt ervoor gezorgd dat kinderen vanaf jonge leeftijd leren bewegen, samenwerken en een gezonde leefstijl ontwikkelen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet