De Week van de Opvoeding 2021: Verhalen delen en samen puzzelen
juli 13, 2025
Opvoeden is een complex en veelzijdig proces, dat zich voortdurend aanpast aan de ontwikkelingsbehoeften van het kind en de veranderende maatschappelijke context. Dit artikel biedt een overzicht van verschillende perspectieven op opvoeden, gebaseerd op inzichten uit de orthopedagogiek en pedagogische theorieën, met aandacht voor de rol van de opvoeder, de dynamiek tussen opvoeder en kind, en de verschillende strategieën die ingezet kunnen worden.
De opvoeder hoeft niet gezien te worden als een afgezonderde leider, maar kan een integraal onderdeel zijn van het opvoedingsproces. Dit proces heeft een functioneel karakter voor de samenleving als geheel en vindt plaats binnen een kleine, primaire gemeenschap. Opvoeding verloopt sneller dan maatschappelijke ontwikkelingen, die zich over generaties uitstrekken. Een cruciale aspect is dat de opvoeder niet aan de zijlijn staat, maar door zijn presentatie voortdurend verbonden is met degene die wordt opgevoed. Dit resulteert in een minder fragmentarisch karakter en stimuleert reflectie. Het kind ontwikkelt zich op basis van het proces, niet primair op basis van de doelen die de opvoeder voor ogen heeft. Opvoeder en opgevoede zijn gelijkwaardige deelnemers, samen zoekend naar de optimale omstandigheden voor de ontwikkeling van het kind.
De opvoeder presenteert zich als een concreet mens, met fouten en sterke punten, in plaats van een ideaalbeeld. Dit wordt de ‘opvoederspresentatie’ genoemd. Het gaat erom een authentiek beeld te geven, waardoor het kind zich kan identificeren en leren van de opvoeder.
Een belangrijk aspect van opvoeden is het creëren van een positief opvoedingsklimaat. Dit vereist creativiteit en persoonlijke kwaliteiten van de opvoeder, aangevuld met methoden. Het ideale klimaat is afhankelijk van de specifieke vraag of situatie. Opvoeden gaat over het hanteren van situaties, niet over het controleren van kinderen. Kinderen moeten de kans krijgen om zich te ontwikkelen, en de opvoeder moet er zijn voor het kind, direct en pedagogisch handelend.
Bij opvoeden wordt aandacht besteed aan zowel het cognitieve als het affectieve aspect. De formele vorming richt zich op de ontwikkeling van cognitief-analytisch vermogen, waardoor het kind kan leren en groeien door ervaring. Flexibiliteit is hierbij essentieel. Samen vormen deze aspecten de ‘ken-apparatuur’ van een kind, inclusief het vermogen om te structureren. De aanleg van een kind bepaalt de mogelijkheden en grenzen.
Voor veel kinderen is of het affectieve of het cognitieve aspect een zwak punt. Dit openbaart zich vaak in stressvolle situaties. Het is belangrijk om dit te herkennen en de opvoeding daarop aan te passen.
Een beroepsopvoeder moet zich bewust zijn van het verschil tussen intentie en effect van zijn handelen. Het is belangrijk om alert te zijn op de reactie van de ouder en daarop in te spelen. Daarnaast is het essentieel om goed te letten op non-verbaal gedrag en om ouders het gevoel te geven dat er onvoorwaardelijk voor hen is. Taalvaardigheid is ook cruciaal, zodat de opvoeder zich kan aanpassen aan het taalniveau en taalgebruik van de ouders. Een beroepsopvoeder moet in staat zijn om ouders op een subtiele manier te sturen, gebaseerd op expertise en kennis van de mogelijkheden van het kind en de ouders.
De begeleider kan ook docenten of groepsleiders ondersteunen, waarbij de relatie eveneens horizontaal is. De begeleider helpt bij de ontwikkeling van functionerende handelingskennis. Bij het afbouwen van de begeleiding leren ouders zelf plannen en evalueren, waardoor ze spontaan met hun kind omgaan.
De opvatting van de kennismaatschappij is dat mensen levenslang moeten leren om te ontwikkelen en te produceren. Dit kan leiden tot een focus op rationaliteit, waarbij het gevoelsleven en het lichamelijk bestaan naar de achtergrond worden gedrukt. Het is belangrijk om te erkennen dat het lichaam de basis is van het menselijk bestaan en dat stress en frustraties effect hebben op het lichaam. Problemen zoals dyslexie en dyspraxie kunnen voortkomen uit problemen met automatisering van handelingen.
Kok maakt onderscheid tussen ‘opvoeden’ en ‘specifiek opvoeden’. Bij een normale ontwikkeling spreekt men van opvoeden, terwijl specifiek opvoeden nodig is wanneer er sprake is van afwijkende ontwikkeling of specifieke behoeften. Het is belangrijk om ouders duidelijk te maken dat opvoeden en specifiek opvoeden door elkaar heen lopen. Een kind met een beperking moet niet in alles speciaal behandeld worden, maar moet ook leren rekening te houden met anderen en zich aanpassen aan de normale verwachtingen.
Bij specifiek opvoeden is het belangrijk om een kind te classificeren en een diagnose te stellen. Classificatie houdt in dat een label wordt gegeven aan de stoornis, door overeenkomsten te zoeken met soortgelijke gevallen. Diagnose is het individuele verhaal van het kind, waarbij gekeken wordt naar de specifieke situatie en de oorzaken van de problemen.
Kok onderscheidt drie strategieën bij specifiek opvoeden: eerstegraadsstrategieën, tweedegraadsstrategieën en derdegraadsstrategieën. Eerstegraadsstrategieën betreffen het dagelijkse opvoedproces en aanpassingen in de omgeving. Tweedegraadsstrategieën omvatten specifieke therapieën, eventueel inclusief medicatie. Derdegraadsstrategieën zijn speciale stappen om het kind te stimuleren bepaalde dingen te leren, bijvoorbeeld door middel van beloningen.
Opvoeding is een transactioneel proces, waarbij ouders en kinderen elkaar wederzijds beïnvloeden in relatie tot de omgeving. Zowel kindfactoren, ouderfactoren als omgevingsfactoren spelen een rol. Risicofactoren kunnen de opvoeding bedreigen, terwijl beschermende factoren het proces juist kunnen ondersteunen. Het is belangrijk om een balans te vinden tussen deze factoren.
De definitie van orthopedagogiek is in de loop der jaren verschoven. Van een focus op het ‘in opvoedbaarheid beperkte kind’ (Van Gelder, 1962) naar een bredere benadering die zowel het kind als de opvoeding van de ouders betrekt (Vliegenthart, 1970). Moderne definities benadrukken de rol van de omgeving en de manier waarop die het gedrag van het kind ervaart. Preventie is ook een belangrijk aspect geworden.
Opvoeden is een complex en dynamisch proces dat vraagt om een holistische benadering. De opvoeder speelt een cruciale rol, niet als een afgezonderde leider, maar als een partner in het proces. Het creëren van een positief opvoedingsklimaat, aandacht voor zowel cognitieve als affectieve aspecten, en het inzetten van passende strategieën zijn essentieel voor een succesvolle opvoeding. Het is belangrijk om te erkennen dat elk kind uniek is en dat de opvoeding moet worden aangepast aan de specifieke behoeften van het kind en de context waarin het opgroeit.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet