Positief Opvoeden: Een Veilige Basis voor Optimale Ontwikkeling
juli 12, 2025
In het onderwijs is het belangrijk dat leerlingen op een manier worden beoordeeld die past bij hun individuele behoeften en mogelijkheden. Dit geldt ook voor het vak lichamelijke opvoeding, dat in veel gevallen een verplicht onderdeel is van het curriculum. Voor leerlingen die hierdoor beperkingen ondervinden, zijn er bepaalde regels en mogelijkheden om deze te omzeilen of te vervangen. In dit artikel worden de regels rond vrijstelling van lichamelijke opvoeding, de mogelijkheid tot vervangende taken en de beoordeling van dit vak uitgebreid besproken, gebaseerd op de gegevens uit de bronnen.
De regels rond lichamelijke opvoeding zijn geregeld in verschillende wetten en regelgevingen, waaronder de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en het Eindexamenbesluit VO. De beoordeling van lichamelijke opvoeding is daarbij vaak gericht op het behalen van een cijfer of een beoordeling van «goed», «voldoende» of «onvoldoende». Voor leerlingen met beperkingen of die niet in staat zijn om het standaardonderwijs in lichamelijke opvoeding te volgen, zijn er verschillende mogelijkheden tot vrijstelling, vervangende taken of andere oplossingen. In deze bijdrrage worden de regels en praktijken rond deze onderwerpen uitgebreid besproken.
Volgens artikel 2.33, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) kunnen leerlingen die niet in staat zijn om lichamelijke opvoeding te volgen, vrijgesteld worden van dit onderwijs. Dit is in de regel bedoeld voor leerlingen met een handicap, die de vrijgekomen ruimte in veel gevallen goed kunnen gebruiken om aan de eisen van de rest van het programma te voldoen. Het initiatief voor de vrijstelling kan uitgaan van de leerling zelf, van ouders, voogden of verzorgers, of van de school. De vrijstelling moet echter worden verleend door het bevoegd gezag, en het bevoegd gezag moet de inspectie hierover informeren.
Voor leerlingen die vrijgesteld zijn van lichamelijke opvoeding, geldt dat er geen ander onderwijs in de plaats komt. Dit betekent dat het vrijstellingssysteem niet bedoeld is om een alternatief onderwijs aan te bieden, maar om te zorgen dat leerlingen die hierdoor beperkingen ondervinden, toch voldoen aan de eisen van het curriculum.
Voor leerlingen die vrijgesteld zijn van lichamelijke opvoeding, is het mogelijk om vervangende taken te kiezen. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit activiteiten die gericht zijn op het ontwikkelen van fysieke vaardigheden, maar die op een andere manier worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld, in plaats van een wedstrijd of sportactiviteit, kan een leerling een opdracht krijgen om een verslag te schrijven over een bezoek aan een sportevenement, of een evaluatie te geven van een bezoek aan een sportveld.
In de bronnen is niet uitgebreid aangegeven welke specifieke vervangende taken beschikbaar zijn voor leerlingen die vrijgesteld zijn van lichamelijke opvoeding. Wel staat wel duidelijk dat het bevoegd gezag moet zorgen voor een adequaat alternatief, zodat de leerling toch aan de eisen van het curriculum kan voldoen.
De beoordeling van lichamelijke opvoeding gebeurt in de meeste gevallen met «goed», «voldoende» of «onvoldoende». Voor leerlingen die niet in staat zijn om het standaardonderwijs in lichamelijke opvoeding te volgen, is het belangrijk dat de beoordeling rekening houdt met hun mogelijkeheden. Bijvoorbeeld, leerlingen die hun benen niet kunnen gebruiken, mogen niet worden verwacht dat ze een toets in hoogspringen op dezelfde manier afleggen als leerlingen zonder deze beperking.
De beoordeling van lichamelijke opvoeding is in veel gevallen onderdeel van het eindexamen. Voor leerlingen die in aanmerking komen voor het eindexamen, is het belangrijk dat ze voldoen aan de eisen die zijn gesteld voor dit vak. Zo moet een leerling die op het vwo of havo eindexamen doet, minstens «voldoende» of «goed» hebben behaald voor lichamelijke opvoeding. Dit geldt ook voor leerlingen die in het profielwerkstuk zijn opgenomen, waarbij het vak lichamelijke opvoeding ook een rol kan spelen.
Er zijn ook specifieke regels voor leerlingen die een sporttalent hebben en in aanmerking komen voor een licentie Topsporttalentschool. Voor deze leerlingen is het mogelijk dat ze vrijgesteld worden van het volgen van onderwijs in lichamelijke opvoeding, maatschappijleer, algemene natuurwetenschappen en culturele en kunstzinnige vorming. Deze vrijstelling is alleen mogelijk voor leerlingen die op een school of instelling werken die beschikt over een dergelijke licentie.
Bij de beoordeling van deze leerlingen is het belangrijk dat de beoordeling rekening houdt met hun talent en mogelijke verdere ontwikkeling. De beoordeling moet daarom gericht zijn op het ontwikkelen van hun vaardigheden, in plaats van alleen op het volgen van een standaard curriculum.
Voor leerlingen met beperkingen is het belangrijk dat er een passend onderwijs wordt geboden dat past bij hun mogelijkheden. Dit geldt ook voor lichamelijke opvoeding. De beoordeling moet hierbij rekening houden met de beperkingen van de leerling, en het is belangrijk dat de leerling op een manier kan deelnemen aan lichamelijke activiteiten die passen bij hun vermogens.
In de bronnen is niet uitgebreid aangegeven hoe dit precies wordt geregeld, maar het is duidelijk dat de beoordeling van lichamelijke opvoeding moet worden aangepast aan de mogelijkheden van de leerling.
De regels rond lichamelijke opvoeding en vrijstelling zijn geregeld in verschillende wetten en regelgevingen. Voor leerlingen die niet in staat zijn om lichamelijke opvoeding te volgen, zijn er verschillende mogelijkheden tot vrijstelling, vervangende taken en andere oplossingen. De beoordeling van lichamelijke opvoeding gebeurt in de meeste gevallen met «goed», «voldoende» of «onvoldoende». Voor leerlingen met beperkingen of sporttalenten zijn er specifieke regels die rekening houden met hun individuele behoeften.
Lichamelijke opvoeding is een belangrijk onderdeel van het curriculum, maar voor sommige leerlingen is het niet altijd mogelijk om dit onderwijs te volgen. In dat geval zijn er regels en mogelijkheden om dit te omzeilen of te vervangen. Het is belangrijk dat de beoordeling van lichamelijke opvoeding rekening houdt met de individuele behoeften van de leerling, en dat er passende vervangende taken worden aangeboden. Voor leerlingen met beperkingen of sporttalenten zijn er specifieke regels die rekening houden met hun individuele mogelijkheden. De beoordeling van lichamelijke opvoeding moet daarom gericht zijn op het ontwikkelen van de vaardigheden van de leerling, en niet alleen op het volgen van een standaard curriculum.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet