Opleiding tot kinderbegeleider: een weg naar een betrokken rol in de jeugd
juli 12, 2025
De lichamelijke opvoeding, ook wel bekend als bewegingsonderwijs, speelt een cruciale rol in de vorming van kinderen en jongeren. Het is niet alleen gericht op het lichamelijk ontwikkelingsproces, maar ook op het bevorderen van sociale en emotionele vaardigheden. Dit artikel beschrijft de geschiedenis, de ontwikkeling en de praktijk van lichamelijke opvoeding in Nederland, gebaseerd op de beschikbare bronnen.
De geschiedenis van lichamelijke opvoeding in Nederland is lang en rijk aan inhoud. De Vereniging van Gymnastiek Onderwijzers in Nederland (VGON) werd in 1862 opgericht, en in 1903 verscheen voor het eerst het ‘Correspondentieblad van de Vereniging van Gymnastiek-Onderwijzers in Nederland’. Deze publicatie was een belangrijk middel om informatie en ervaringen te delen onder onderwijzers. In 1913 veranderde de naam van het blad in De Lichamelijke Opvoeding, wat aangeeft dat het vakgebied zich ontwikkelde en zich steeds meer richtte op de praktijk van lichamelijke opvoeding.
In de loop van de jaren ontstonden er verschillende vakbladen die gericht waren op de lichamelijke opvoeding. Zo verscheen vanaf 1933 het blad Ons Tijdschrift van de Nederlandsche Christelijke Vereeniging van Leeraren en Onderwijzers in de Lichamelijke Opvoeding (NCvLO). In 1950 werd de vereniging opnieuw georganiseerd en kreeg de naam R.K. Vereniging van leerkrachten in de Lichamelijke Oefening St. Thomas van Aquino (Thomas). Tijdens deze periode ontstond ook het Mededelingenblad en later het St. Thomas van Aquino-blad, dat gericht was op het bevorderen van de ontwikkeling van de vereniging.
Na de jaren 1960 ontstond er een nieuwe generatie vakbladen, waaronder Het Tijdschrift van de werkgroep Bewegingsonderwijs, dat in 1960 werd opgericht door afgestudeerden en docenten van de CALO. In 2015 verscheen het blad 't Web, dat gericht was op kritische reflectie op de theorieën en praktijk van bewegingsonderwijs.
De lichamelijke opvoeding in Nederland heeft zich in de loop van de jaren ontwikkeld vanuit een traditionele benadering naar een meer ecologische en inclusieve benadering. In de jaren zeventig en tachtig was de nadruk op het leren van specifieke vaardigheden, zoals de volleybalservice, met een expliciet leren en een interne focus. Tegenwoordig is er meer nadruk op het ecologische denken, waarin het leren van bewegingen wordt gezien als een proces dat wordt beïnvloed door de omgeving en de persoonlijke mogelijkheden van de leerling.
In de jaren 2020’s is er een groeiende aandacht voor inclusie en diversiteit in de lichamelijke opvoeding. Dit blijkt uit artikelen in het LO Magazine, zoals Iedereen doet mee en Beter leren bewegen. Hierin wordt benadruid dat bewegingsonderwijs, buitenspelen en beweegactiviteiten in en rondom de school natuurlijke en doelgerichte manieren zijn om aan burgerschapsdoelen te werken. Ook wordt er aandacht besteed aan de rol van het fysieke contact in de gymles, waarbij nabijheid, grenzen en samenwerking worden leren herkennen en respecteren.
De lichamelijke opvoeding wordt steeds vaker geïntegreerd met andere vakken, zoals rekenen en taal. Hierbij wordt benadruid dat kinderen in de praktijk meer bewegen tijdens bijvoorbeeld reken- en taallessen. Ook wordt er aandacht besteed aan de rol van het pedagogische klimaat, waarin een ondersteunend en motiverend klimaat de kern vormt van de lessen. Dit klimaat wordt gecreëerd door verbinden, samen bewegen, luisteren en betrokken zijn op elkaar.
In de praktijk van lichamelijke opvoeding staat de leerling centraal. De leraar moet een balans vinden tussen het leren van bewegingsvaardigheden en het bevorderen van sociale en emotionele ontwikkeling. Hierbij spelen de conceptkerndoelen een belangrijke rol, die in 2025 worden ingevoerd. Deze kerndoelen beschrijven wat leerlingen moeten kennen, kunnen en ervaren in het primair (speciaal) onderwijs en de onderbouw van het voortgezet (speciaal) onderwijs.
De lichaamsgewicht, schermgedrag en fysieke activiteit worden steeds vaker besproken in het vakblad Lichamelijke Opvoeding. In het artikel Wat heeft corona met onze leerlingen gedaan? worden de gevolgen van de coronapandemie besproken, met name op het gebied van lichamelijke activiteit, schermgedrag en lichaamsgewicht. Er wordt ook gekeken naar de rol van beweging in het leren, zoals in het artikel Bewegend leren: zorg of zegen.
In de praktijk wordt er aandacht besteed aan het ontwikkelen van een beweegidentiteit, waarin leerlingen leren omgaan met hun eigen lichaam en bewegingsmogelijkheden. Ook wordt er aandacht besteed aan het ontwikkelen van een sportieve houding, zoals in het artikel Sportieve po-school. Hierin wordt besproken hoe scholen kunnen bijdragen aan een actieve leefstijl bij leerlingen.
De huisvesting van lichamelijke opvoeding speelt een belangrijke rol in het onderwijs. In het artikel Huisvesting wordt besproken hoe sportaccommodaties worden gebruikt en ingezet in het onderwijs. Er wordt aandacht besteed aan de samenwerking tussen scholen en gemeenten om de nodige accommodaties te realiseren. Ook wordt er aandacht besteed aan de akoestiek in sportzalen, die vaak onvoldoende wordt bekeken.
In het artikel Kwaliteit van bewegingsonderwijs wordt besproken hoe kwaliteit van bewegingsonderwijs kan worden verbeterd. Hierin wordt gesproken over het ontwikkelen van een kwaliteitskader, dat kan worden gebruikt om de kwaliteit van bewegingsonderwijs te meten en te verbeteren.
In het vakblad Lichamelijke Opvoeding wordt ook gesproken over samenwerking en ondersteuning. In het artikel Allemaal meebewegen? wordt besproken hoe alle leerlingen tot bewegen kunnen worden aangezet. Hierbij wordt gesproken over de rol van de leraar, de rol van de ouders en de rol van de scholen.
In het artikel Beter leren bewegen wordt gesproken over de nieuwste inzichten in leermethoden en hoe deze kunnen worden toegepast in de lespraktijk. Ook wordt er gesproken over de kracht van het arrangement, waarin leerlingen leren omgaan met verschillende leerstrategieën.
De lichamelijke opvoeding is een belangrijk onderdeel van het onderwijs in Nederland. Het is niet alleen gericht op het lichamelijk ontwikkelingsproces, maar ook op het bevorderen van sociale en emotionele vaardigheden. De geschiedenis van het vakgebied laat zien dat het zich heeft ontwikkeld vanuit een traditionele benadering naar een meer ecologische en inclusieve benadering. In de praktijk wordt er aandacht besteed aan de leerling, de leraar en de samenwerking tussen scholen, gemeenten en ouders. De toekomst van de lichamelijke opvoeding ligt in de handen van de leraar, die moet zorgen voor een ondersteunend en motiverend klimaat, waarin leerlingen kunnen leren omgaan met hun eigen lichaam en bewegingsmogelijkheden.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet