Speciaal Onderwijs voor Moeilijk Opvoedbare Kinderen
juli 11, 2025
In de regio Hengelo, met name in de gemeente Hengelo, is het onderwijs voor moeilijk opvoedbare kinderen een cruciaal onderdeel van het onderwijsaanbod. De regels en voorzieningen die daarbij horen, zijn geregeld in diverse wetten en regelgevingen, waaronder de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet educatie en beroepsonderwijs. Deze wetten stellen voorzieningen vast voor het omgaan met leerlingen die behoefte hebben aan een speciaal onderwijs, waaronder leerlingen die moeilijk op te voeden zijn. In dit artikel wordt ingegaan op de regels, praktijk en uitdagingen bij het onderwijs voor moeilijk opvoedbare kinderen in de regio Hengelo.
In de bronnen is duidelijk te zien dat het onderwijs voor moeilijk opvoedbare kinderen, ook wel ZMOK (Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen), een specifieke categorie vormt binnen het onderwijs. Deze leerlingen behoren tot de categorieën die een intensief onderwijs en ondersteuning nodig hebben, met name op het gebied van gedragsproblemen en sociaal-emotionele ontwikkeling. De regels en voorzieningen zijn gericht op het aanbieden van een geschikt onderwijs, zowel op schoolniveau als op het gebied van lokaal bewegingsonderwijs.
De bronnen tonen aan dat een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, zoals de school in Hengelo, rekening houdt met de behoeften van leerlingen die moeilijk op te voeden zijn. Hierbij wordt gebruikgemaakt van specifieke regels en normen, zoals de N-factor, die het aantal klokuren bewegingsonderwijs bepaalt. De N-factor varieert afhankelijk van de onderwijssoort, en voor ZMOK is de N-factor 12. Hierdoor is het mogelijk om een bepaald aantal klokuren per week te bepalen dat geschikt is voor het lokaal bewegingsonderwijs.
Een belangrijk onderdeel van het onderwijs voor moeilijk opvoedbare kinderen is het lokaal bewegingsonderwijs. Dit onderwijs wordt aangeboden op basis van een bepaalde hoeveelheid bruto vloeroppervlakte. Voor een school voor speciaal basisonderwijs bedraagt de bruto-vloeroppervlakte van een speellokaal 90 m². Dit is van belang, omdat een speellokaal nodig is voor het aanbieden van bewegingsonderwijs, dat een essentieel onderdeel is van het onderwijs voor deze leerlingen.
De bronnen laten ook zien dat er sprake is van een normvergoeding per m² bruto vloeroppervlakte voor het buitenonderhoud van het lokaal voor bewegingsonderwijs. Deze vergoeding wordt bepaald op basis van tabel 3 van de regeling. De vergoeding wordt in twee termijnen uitgekeerd, wat helpt bij het financiële overzicht van de school.
Een ander belangrijk onderdeel van het onderwijs voor moeilijk opvoedbare kinderen is de noodzaak van uitbreidingen of aanpassingen van de gebouwen. Dit is vooral van toepassing als de school meer leerlingen opneemt dan oorspronkelijk bedoeld was. In de bronnen is te zien dat er sprake is van een noodzaak voor uitbreiding met een speellokaal, met name als het gebouw niet overeenkomt met de geldende wet- en regelgeving. Dit betekent dat er in sommige gevallen sprake is van een noodzaak voor een integratieverbouwing, zodat het gebouw geschikt gemaakt kan worden voor leerlingen jonger dan zes jaar.
De noodzaak van deze uitbreiding blijkt onder andere uit het feit dat de school voldoet aan de voorwaarden zoals vermeld in bijlage I, deel A, paragraaf 1.3.2. Hierbij wordt opgemerkt dat een eventueel aanwezig speellokaal niet in de capaciteitsbepaling wordt meegenomen. Daarnaast is er sprake van een noodzaak voor de aanpassing van het gebouw, zoals het aanbrengen van een traplift bij meerlaagse gebouwen of het maken van het terrein toegankelijk voor rolstoelgebruikers.
Een ander aspect dat in de bronnen wordt genoemd, is het medegebruik van lokaal bewegingsonderwijs. Dit gebeurt wanneer meerdere scholen gebruikmaken van hetzelfde lokaal. Hierbij wordt het aantal klokuren getotaliseerd, wat van invloed is op de hoeveelheid vergoeding die de school ontvangt. De bronnen laten zien dat het medegebruik van het lokaal bewegingsonderwijs kan leiden tot een verdeling van de kosten, wat vooral van belang is voor scholen die geen eigen speellokaal hebben.
Daarnaast is er sprake van een noodzaak voor medegebruik, wanneer het aantal klokuren gymnastiek noodzakelijk is en er binnen de huidig in gebruik zijnde gymnastiekruimte(s) geen ruimte is. Dit betekent dat scholen soms samenwerken om het lokaal bewegingsonderwijs te kunnen aanbieden, wat kan leiden tot een efficiëntere inzet van de ruimtes.
Een belangrijk punt is ook de prognose van het aantal leerlingen. De bronnen laten zien dat de prognose van het aantal te verwachten leerlingen van de school wordt gemaakt voor een periode van ten minste vijftien jaren. Dit is van belang, omdat het helpt bij het bepalen van de hoeveelheid voorzieningen die nodig zijn. De prognose houdt rekening met factoren zoals het voedingsgebied, de bevolking, de woningvoorraad en de veranderingen in de leeftijdsgroepen.
De prognose is ook van invloed op de keuze voor nieuwbouw, uitbreiding of vervangende bouw. Dit is vooral van toepassing als het gebouw niet overeenkomt met de geldende wet- en regelgeving. In zulke gevallen kan de noodzaak van de uitbreiding of aanpassing worden bepaald op basis van de prognose.
Het onderwijs voor moeilijk opvoedbare kinderen in Hengelo is een complex onderdeel van het onderwijsaanbod. Er zijn verschillende regels en voorzieningen van toepassing, waaronder de regels rond het lokaal bewegingsonderwijs, het medegebruik van ruimtes en de noodzaak van uitbreidingen of aanpassingen van gebouwen. De prognose van het aantal leerlingen is hierbij van groot belang, omdat deze helpt bij het bepalen van de hoeveelheid voorzieningen die nodig zijn. De school in Hengelo moet hierbij rekening houden met de behoeften van leerlingen die moeilijk op te voeden zijn, en zorgen voor een geschikt onderwijs dat voldoet aan de geldende wet- en regelgeving.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet