Spelenderwijs leren: een essentieel onderdeel van de vroegste ontwikkeling van kinderen
juli 11, 2025
In de 19e eeuw was het onderwijs in Nederland nog in oplopende mate onderworpen aan veranderingen. De periode rond 1880 vormt een belangrijk moment in de geschiedenis van het onderwijs, waarin zowel de praktijk van het lager onderwijs als de opvattingen over opvoeding en onderwijs centraal stonden. De bronnen tonen aan dat het onderwiets in die tijd niet alleen gericht was op het leren van lezen, schrijven en rekenen, maar ook op de vorming van de persoonlijkheid van het kind. In dit artikel worden de praktijken, opvattingen en ontwikkelingen van het onderwijs in de jaren rond 1880 beschreven, gebaseerd op de beschikbare bronnen.
In de jaren rond 1880 was het onderwijs in Nederland nog steeds sterk beïnvloed door de traditie en de tradities van het lager onderwijs. In een terugblik in de Gids voor den onderwijzer, in 1880 neergeschreven, wordt gesproken over de toestand van het onderwijs voor de schoolverbetering, die in ons land ingeleid werd door de wet van 1801. In die tijd werden de schoolgebouwen bijna nergens aangetroffen, en waren de onderwijzers vaak slechts geschikt om landbouw te bedrijven, in plaats van de jeugd te vormen. Dit wijst erop dat het onderwijs in die tijd nog niet zo sterk was georganiseerd als later.
In het artikel uit Paedagogische Bijdragen van 1883 wordt benadrukt dat een onderwijzer, ook wanneer hij niet voornemens is schoolboekjes te schrijven, op de hoogte moet zijn van de menselijke bedrijven zijner omgeving. De aanknopingspunten moeten steeds in de levenskring der kinderen gezocht worden. Dit wijst erop dat het onderwijs op dat moment sterk gericht was op de levenswereld van het kind, met als doel de opvoeding van het kind te bevorderen.
In de 19e eeuw was het beoordelen van leerlingen een centraal onderdeel van het onderwijs. In een artikel over schoolverzuim uit 1869 wordt gesproken over de rol van de onderwijzer als plaatsvervanger van de ouders. Het is belangrijk dat de onderwijzer zich zorgen maakt over het welzijn van de leerling, zowel in het geluk als in het verdriet. Men moet de leerling dan ook opzoeken als hij ziek is en zich met de oude leerling blijven bezighouden nadat die een werkkring gevonden heeft.
In het artikel uit School en Studie, dat in 1883 verscheen, wordt uitgebreid gesproken over het beoordelen van leerlingen. Er wordt gesproken over het tellen van punten, wat de facto neerkomt op het tellen van fouten, eventueel gewogen naar de zwaarte van vakken. Dit is een overgang van een volledig compensatorische examenregeling naar een volledig conjunctieve met een theoretische ontsnappingsmogelijkheid bij stemming in de examencommissie.
In de 19e eeuw werd er veel gesproken over de rol van de schoolbibliotheek. In een artikel uit het jaar 1883 wordt benadrukt dat een goede schoolbibliotheek bijeen te brengen, waarin enkel boeken voorkomen, geschikt voor de jeugd, boeken die de opvoeding in de hand, in plaats van haar tegen te werken, is voorwaar eene hoogst moeilijke zaak. Men probeert de beweging voor de schoolbibliotheek te bundelen, zodat ze niet op de schouders van de individuele onderwijzers alleen rusten.
Een belangrijk argument voor de schoolbibliotheek is het prikkelen van de fantasie bij de kinderen. Men ging er trouwens van uit dat de boeken, door de kinderen mee naar huis gebracht, ook door de ouders zouden worden gelezen en zo de vrije tijd der burgers zinvol zouden vullen. Hiermee wordt duidelijk dat het gebruik van de schoolbibliotheek niet alleen gericht is op het leren van de kinderen, maar ook op het bevorderen van de leescultuur in de gezamenlijke maatschappij.
In de 19e eeuw werd het spel als onderdeel van het lager onderwijs beschouwd als een belangrijk middel om het kind te vormen. In een artikel uit 1882 wordt gesproken over de rol van de onderwijzer bij het spel. De onderwijzer moet zich ook buiten de schooltijden met het spel der kinderen bemoeien, hen nieuwe spelen leren en waken tegen ongelukken. In een herinnering aan de beroemde schoolopziener Nieuwold wordt deze in 1887 als voorbeeld genoemd: “Dagelijks ontving hij een aantal kinderen aan zijn huis, vormde onder spel en vreugde hun verstand en hart”.
In dit verband wordt ook gesproken over de rol van de poppenkast in het onderwijs. In een artikel uit 1882 wordt benadrukt dat de poppenkast, die aan de vaderlandsche figuur van Jan Klaassens het leven schonk, een belangrijk onderdeel is van het lager onderwijs. Het is belangrijk dat de onderwijzer de kinderen helpt om gesprekken aan te knopen over de vertoningen, die van de kinderen met grote opwinding worden gevoerd.
In de 19e eeuw was het onderwijs sterk beïnvloed door de opvattingen over opvoeding. In het artikel uit Paedagogische Bijdragen van 1883 wordt benadrukt dat de onderwijzer de taak heeft om de kinderen te vormen, niet alleen op het gebied van kennis, maar ook op het gebied van karakter. De opvoeding is hierbij een belangrijk onderdeel van het onderwijs.
In het artikel uit 1883 wordt ook gesproken over het belang van de familie in de opvoeding van het kind. De ouders zijn de eerste opvoeders van het kind, en de onderwijzer dient hen te helpen bij de opvoeding. De onderwijzer moet zich ook buiten de schooltijden met het spel der kinderen bemoeien, hen nieuwe spelen leren en waken tegen ongelukken.
De periode rond 1880 vormt een belangrijk moment in de geschiedenis van het onderwijs in Nederland. In die tijd was het onderwijs sterk beïnvloed door de tradities van het lager onderwijs, maar ook door de moderne inzichten op het gebied van opvoeding en onderwijs. De bronnen tonen aan dat het onderwijs in die tijd niet alleen gericht was op het leren van lezen, schrijven en rekenen, maar ook op de vorming van de persoonlijkheid van het kind. De schoolbibliotheek, het spel en de opvoeding zijn hierbij belangrijke onderdelen geweest. Het onderwijs van die tijd legt de basis voor het moderne onderwijs, waarin zowel de kennis als de opvoeding van het kind centraal staat.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet