Opvoeding en verzorging van een Siamees: Wat je moet weten
juli 11, 2025
In de 18e eeuw, een periode van grote veranderingen in de samenleving en de opvoeding, speelde de morele ontwikkeling van kinderen een centrale rol in de opvoedingsfilosofie. De Britse filosoof John Locke, wiens ideeën in de jaren 1690's werden geformuleerd, had een grote invloed op de opvoeding in Nederland. Zijn visie op de opvoeding van kinderen, met name de nadruk op deugdzaamheid en de individuele natuur van het kind, vond veel aansluiting bij Nederlandse denkers zoals Pieter Adriaan Verwer en Kornelis van der Palm. Deze filosofen en opvoeders zochten naar manieren om de morele ontwikkeling van kinderen te bevorderen, met als doel hen te laten groeien tot nuttige en gelukkige personen. In dit artikel worden de kernprincipes van de morele ontwikkeling en opvoeding in de 18e-eeuwse opvoedingsfilosofie besproken, met aandacht voor de visie van Locke, de reactie van Verwer en Van der Palm, en de invloed op het onderwijs in arme en rijke gezinnen.
John Locke’s opvoedingsfilosofie, zoals deze is opgetekend in zijn werk "Some Thoughts Concerning Education" (1693), stond centraal op de ontwikkeling van de morele karaktertrekken van het kind. Volgens Locke is deugdzaam gedrag niet van buitenaf te leren, maar moet het van binnenuit komen. Dit komt doordat deugdzaamheid alleen op volwassen leeftijd kan worden gegarandeerd als het kind zelf de keuze maakt om deugdzaam te zijn. Het is daarom belangrijk dat kinderen leren om hun eigen neigingen te overwinnen en hun wensen te ontzeggen, zodat ze uiteindelijk het beste kunnen doen wat de rede als het beste aanduidt.
Locke pleit voor een opvoeding die gericht is op het vormen van de geest en de manieren van het kind. Hierbij speelt de individualiteit van het kind een cruciale rol. Volgens hem heeft elk kind een 'natural genius', een natuurlijke geest en gesteltenis, die door opvoeding in de juiste richting kan worden gebracht. Het is echter onmogelijk om de natuurlijke karaktertrekken van een kind volledig uit te roeien. De opvoeder moet daarom de kinderlijke natuur als uitgangspunt nemen en het kind nauwkeurig observeren om te weten wat het kind wil en of het in staat is om zich datgene wat het wil door ijver en oefening eigen te maken.
Een ander belangrijk punt in Lockes visie is het huiselijk onderricht. Volgens hem is dit de beste manier om het kind tot deugdzaamheid op te voeden. Hij stelt dat scholen, vooral in het zeventiende-eeuwse Engeland, vaak verzamelplaatsen zijn van slecht opgevoede en ongemanierde kinderen. Schoolmeesters zijn niet in staat om het gedrag van al hun leerlingen in de gaten te houden en tegelijkertijd hun geest in kennis en deugdzaamheid te vormen. Daarom is het beter dat kinderen thuis worden opgevoed, zodat de ouders direct invloed kunnen uitoefenen op de morele ontwikkeling van hun kind.
Hoewel Locke’s ideeën veel aansluitingen vonden in de Nederlandse opvoedingsfilosofie, had ook Verwer en Van der Palm kritische opmerkingen over zijn visie op het huiselijke onderricht. Pieter Adriaan Verwer, die in 1753 een aangepaste vertaling van Locke’s werk publiceerde, had een kritische houding tegenover het voorkeur voor het huiselijke onderricht. Hij meende dat kinderen, zeker in de lagere standen, beter op school konden worden opgeleid. Verwer benadrukte dat het in het belang van de samenleving is dat kinderen van jongs af aan naar school gaan. Hij stelde dat het probleem dat Locke formuleerde, dat de individuele ontwikkeling van kinderen door het schoolse onderwijs in het gedrang zou komen, in Nederland minder groot is.
Kornelis van der Palm, die twee prijsverdiende verhandelingen over opvoeding schreef, had een vergelijkbare houding. Hij was het eens met Locke over de waarde van de individualiteit van het kind, maar hij was van mening dat het openbare onderwijs in staat is om de opvoeding van kinderen te bevorderen, mits het op de juiste manier wordt gegeven. Hij stelde voor om het onderwijs in de scholen te verbeteren, met name voor arme kinderen. Volgens hem moet het onderwijs in de godsdienst een belangrijke plaats innemen, omdat het helpt om de kinderen te leren onderwerpen aan Gods wil en nauwgezette plichten te vervullen.
Van der Palm stelde ook voor om de schoolgaande leeftijd op zes à zeven jaar te stellen, met uitzondering van de scholen voor de kleine kinderen van arme lieden. Hij meende dat het belangrijk is dat kinderen van jong af aan naar school gaan, zodat ze de verschillende standen in de samenleving kunnen leren kennen. Hij benadrukte dat het niet alleen om kennis gaat, maar ook om het leren omgaan met anderen en het ontwikkelen van morele waarden.
Hoewel Verwer en Van der Palm het eens waren met Locke over de waarde van de individualiteit van het kind, hadden ze ook kritiek op het huiselijke onderricht. Ze stelden dat kinderen, vooral in de lagere standen, beter op school konden worden opgeleid. Ze benadrukten dat het openbare onderwijs een belangrijke rol speelt in de morele ontwikkeling van kinderen, mits het op de juiste manier wordt gegeven.
Volgens Verwer moet het huiselijke onderricht echter niet volledig worden afgebroken. Hij stelde dat ouders een belangrijke rol spelen in de opvoeding van hun kinderen. Ze moeten aandacht besteden aan de vorderingen van hun kinderen, zowel wat betreft de lesstof als de handwerken die een dochter nodig heeft te weten. Van der Palm benadrukte dat de moeders erop moeten toezien dat hun dochters ‘verstandige Juffers worden’, maar dat ze niet te ver mogen gaan in de letterkunde. Vrouwen moeten hun eigen kunst eer aandoen en vermakelijke gezellinnen van hun mannen worden.
De opvoeding van meisjes had een aparte rol in de opvoedingsfilosofie van de 18e eeuw. Van der Palm stelde duidelijke grenzen aan de opvoeding van meisjes, waarbij de vaders erop toezien dat hun dochters zich goed gedragen en hun huishoudens niet verzuimen. Dit was een veelvoorkomend probleem in de samenleving, waarin vrouwen vaak werden beoordeeld op hun gedrag en hun vermogen om een huishouden te leiden.
In de 18e eeuw speelde het onderwijs voor arme kinderen een cruciale rol in de morele ontwikkeling van het kind. Volgens Van der Palm moest het onderwijs in de godsdienst een belangrijke plaats innemen, omdat het helpt om de kinderen te leren onderwerpen aan Gods wil en nauwgezette plichten te vervullen. Dit was vooral belangrijk voor de kinderen uit de lagere standen, die vaak niet thuis werden opgeleid.
De opvoedingsfilosofie van de 18e eeuw benadrukte ook het belang van spel en het vermijden van het belasten van het geheugen van het kind. Locke stelde dat kinderen niet te veel informatie mogen krijgen, omdat dit hun ontwikkeling kan hinderen. Van der Palm was het hiermee eens en benadrukte dat het belangrijk is om het kind te laten spelen en te laten leren op een manier die past bij hun natuurlijke vermogens.
De morele ontwikkeling en opvoeding van kinderen in de 18e eeuw stond centraal in de opvoedingsfilosofie van Locke, Verwer en Van der Palm. Deze filosofen en opvoeders benadrukten de waarde van de individualiteit van het kind, de invloed van de opvoeder en de rol van het openbare onderwijs. Hoewel Locke het huiselijke onderricht voorkeurde, zagen Verwer en Van der Palm het openbare onderwijs als een betere manier om de morele ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Ze benadrukten ook het belang van spel, het vermijden van het belasten van het geheugen en de rol van de godsdienst in de opvoeding van kinderen. De visie van deze denkers heeft een diepe invloed gehad op de opvoedingsfilosofie in Nederland en heeft bijgedragen aan de opkomst van een meer gerichte opvoeding die rekening houdt met de individuele behoeften van het kind.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet