Seksuele opvoeding op school: een essentieel onderdeel van het onderwijs
juli 11, 2025
Lichamelijke opvoeding (LO) is een essentieel onderdeel van het onderwijs in Nederland, met name in het voortgezet onderwijs (VO). De hoeveelheid uren die scholen moeten besteden aan lichamelijke opvoeding, is geregeld in wetten en richtlijnen. In de bronnen wordt duidelijk gemaakt dat er een minimum aantal uren per leerjaar is vastgesteld, afhankelijk van het niveau (vmbo, havo, vwo). De inspectie van het onderwijs en het ministerie van OCW werken hieraan om de kwaliteit van LO te waarborgen, maar ook om het tekort aan leraren te bestrijden. In dit artikel worden de belangrijkste richtlijnen, regels en praktische uitvoering van lichamelijke opvoeding in het VO besproken.
Volgens de bronnen is er een minimumaantal uren lichamelijke opvoeding dat scholen moeten geven per leerjaar. De gegevens zijn gebaseerd op de situatie die op 1 augustus 2005 gold. Dit is een belangrijke uitgangspunt voor het vaststellen van de uren. Het is belangrijk op te merken dat het hier niet om letterlijke eisen gaat, maar om het handhaven van de kwaliteit, intensiteit en variëteit van de activiteiten.
Voor het vmbo is het gemiddelde aantal uren per leerjaar 2,5 lesuur van 50 minuten. Voor de havo is dit 2,2 lesuur, en voor het vwo 2 lesuren. Deze aantallen zijn uitgegaan van 40 schoolweken per jaar. Er is echter ook een afwijkend voorschrift voor het laatste leerjaar. Hierbij mag het onderwijs in lichamelijke opvoeding niet eerder worden afgesloten dan in december. Tot die tijd kan het onderwijs in aangepaste vorm worden gegeven.
Deze uren moeten worden verdeeld over het schooljaar en gespreid over de weken. Dit is nodig om de inhoudelijke eisen te voldoen. De eisen zijn vastgelegd in kerndoelen en examenprogramma’s. De kwaliteit, intensiteit en variëteit van de activiteiten moeten voldoen aan de eisen. Het is dus belangrijk dat de uren goed worden gepland en dat de activiteiten variatie bevatten.
De inspectie van het onderwijs heeft het toezicht op het lichaamseigen onderwijs. Ze krijgt regelmatig signalen dat scholen te weinig uren besteden aan lichamelijke opvoeding. In dat geval nemen ze contact op met de school en het bestuur. Als blijkt dat er inderdaad te weinig uren worden gegeven, dan maken zij herstelafspraken met het bestuur en de school.
De inspectie stelt ook regels op voor het omgaan met signalen. Bijvoorbeeld, bij ernstige of meerdere signalen neemt de inspectie direct actie. Ze stelt de school en het bestuur onder de aandacht van de medezeggenschapsraad, omdat deze een rol speelt bij de invulling van de onderwijsactiviteiten.
De wet modernisering onderwijstijd bepaalt dat scholen de onderwijstijd bewust moeten plannen en verzorgen. Er is geen gedetailleerde landelijke richtlijn die bepaalt wat scholen precies moeten of mogen binnen de onderwijstijd. Scholen hebben dus veel keuzevrijheid. De medezeggenschapsraad moet hier ook mee instemmen, want ze speelt een belangrijke rol bij de onderwijstijd.
Voor het vak lichamelijke opvoeding is de situatie iets anders. Er is een aparte notitie ‘Hoe om te gaan met de beleidslijn ‘uren LO in het VO’ van de onderwijsinspectie’. Deze notitie bevat de beleidslijn die de onderwijsinspectie zal hanteren in haar toezicht. De beleidslijn is in afstemming met het ministerie van OCW opgesteld. Dit is gebeurd naar aanleiding van de wens van de KVLO om de uren voor het vak lichamelijke opvoeding te kwantificeren en te borgen.
Voor het geven van lichamelijke opvoeding is een bepaalde bevoegdheid vereist. Een leerkracht is volgens de wetgeving bevoegd om les te geven in het vak lichamelijke opvoeding (LO) na het verkrijgen van een getuigschrift LO (hbo). Dit getuigschrift geeft aan dat de leraar voldoende bekwaam is om LO te geven in alle vormen van onderwijs.
Er zijn verschillende manieren om een bevoegdheid voor LO te verkrijgen. Een pabo-diploma geeft bijvoorbeeld enkel een bevoegdheid voor het geven van bewegingsonderwijs aan kleuters (groepen 1 en 2) in het po. Daarnaast zijn er ook andere getuigschriften die een bevoegdheid opleveren. Bijvoorbeeld, een pabo-diploma behaald na 1 september 2005, met daarnaast een getuigschrift van de ‘Leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs’; of een diploma kleuterleidsteropleiding (KLOS; tot 1984).
In het speciaal onderwijs gelden dezelfde bevoegdheden als in het reguliere basisonderwijs. De leerkracht moet ook in het bezit zijn van een verklaring omtrent gedrag. Dit is belangrijk, omdat de kwaliteit van het onderwijs ook afhankelijk is van de gedragscode van de leraar.
De medezeggenschapsraad speelt een belangrijke rol bij de onderwijstijd. Ze moet er vooraf mee instemmen:
De medezeggenschapsraad is dus niet alleen betrokken bij de planning van de onderwijstijd, maar ook bij de invulling van de activiteiten. Ze moet meewerken aan de keuzes die de school maakt, omdat ze het recht heeft om instemming te geven.
Hoewel er regels zijn voor het aantal uren lichamelijke opvoeding, blijven er uitdagingen bestaan. De scholen moeten zich houden aan de bepalingen, maar ook aan de praktische uitvoering. De technologische ontwikkelingen kunnen hierbij helpen, bijvoorbeeld door apps en spellen in te zetten om de gymles leuker te maken of om jongeren te monitoren.
De politieke ontwikkelingen spelen ook een rol. Het aantal uren beweegonderwijs hangt af van het verandervermogen van de school. Dit is vaak beperkt, omdat de school te maken heeft met concurrentie met bestaande vakken. Ook financiële beperkingen spelen een rol, aangezien scholen meer accommodatie moeten huren dan in het primair onderwijs.
Het ministerie van OCW werkt samen met de inspectie van het onderwijs en de KVLO aan een aanscherping van de huidige wet. Hierin staat dat scholen voor het aantal uren lichamelijke opvoeding moeten uitgaan van de situatie die op 1 augustus 2005 op het lesrooster werd aangeboden. Daarbij wordt gewerkt aan een concrete minimale urennorm voor het vak.
De KVLO biedt ondersteuning aan scholen die last hebben met de uitvoering van de urennorm. Ze geeft tips over hoe goed en voldoende bewegingsonderwijs gegeven kan worden. Ook helpt het ondersteuningsteam van de KVLO scholen met raad en daad bij praktische problemen.
De hoeveelheid uren lichamelijke opvoeding in het voortgezet onderwijs is geregeld in wetten en richtlijnen. De inspectie van het onderwijs controleert of scholen voldoen aan de eisen. De medezeggenschapsraad speelt hierbij een belangrijke rol, omdat ze instemming moet geven met de onderwijsactiviteiten. De bevoegdheden voor leraren zijn belangrijk om te voldoen aan de kwaliteitseisen. Er zijn ook praktische uitdagingen, zoals de financiële beperkingen en het verandervermogen van de school. De samenwerking tussen de scholen, de KVLO en het ministerie van OCW is essentieel om de kwaliteit van lichamelijke opvoeding te waarborgen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet