School voor moeilijk opvoedbare kinderen in Den Haag: Aanbod, structuur en ondersteuning
juli 11, 2025
In de 18e eeuw was de opvoeding van kinderen sterk beïnvloed door de filosofische en morele ideeën van de Verlichting. De nadruk lag op het vormen van deugdzame burgers en het ontwikkelen van kritisch denkvermogen. In Nederland waren de regels rond opvoeding en onderwijs nauw verbonden aan de maatschappelijke en religieuze structuur, met een sterke rol voor de kerk en de staat. De opvoedingsmethoden variëren van strikte discipline tot meer gerichte vorming, afhankelijk van de klasse en het type school. In dit artikel wordt uitgebreid aandacht besteed aan de regels en praktijken van opvoeding in de 18e eeuw, met een blik op de rol van onderwijs, morele opvoeding, en de invloed van filosofen zoals John Locke en Elisabeth Wolff Bekker.
De 18e eeuw is gekenmerkt door de opkomst van de Verlichting, een filosofische beweging die zich richt op het verstand, de morele waarden en de vrijheid van het individu. In Nederland was dit geïnspireerd door ideeën uit het buitenland, zoals die van John Locke, die pleitten voor een opvoeding gebaseerd op het spel en de ervaring in plaats van op straf. In overeenstemming met deze filosofen werd het idee van de "deugdzame burger" steeds belangrijker. Deze burger was actief, productief, maatschappelijk betrokken, beschaafd en godsdienstig. De opvoeding moest de kinderen hiertoe leiden, met een sterke nadruk op morele waarden en het ontwikkelen van een kritische houding ten opzichte van autoriteiten.
De Verlichting had ook een invloed op het onderwijs. De nadruk lag op het leren van lezen, schrijven en rekenen, maar ook op het ontwikkelen van een ethische houding. De opvoedkundige ideeën van deze tijd vormden de basis voor latere vernieuwingen in het onderwijs, zoals de invoering van klassikaal onderwijs in plaats van hoofdelijk onderwijs, en de invoering van een gestandaardiseerde spelling en uitspraak.
In de 18e eeuw was het onderwijs in Nederland sterk geregeld door de kerk en de staat. De school was onderworpen aan de regels van de regenten en de kerkenraad. Het onderwijs was afhankelijk van de klasse van de kinderen, en de toegang tot een school was vaak beperkt. De regels voor het onderwijs en de opvoeding varieerden per regio, maar hadden veel overeenkomsten met die van de 17e eeuw. De reglementen die werden gevolgd, waren in hoofdzaak een uitwerking van de voorschriften van de Nationale Synode te Dordrecht (1618).
In de 18e eeuw werden er verschillende soorten scholen geopend, waaronder matressenscholen, lees- en schrijfscholen, diaconiescholen voor arme kinderen, werk- of spinscholen, Franse scholen, Latijnse scholen, kostscholen en hogescholen. De matressenscholen, die vooral voor jonge kinderen bedoeld waren, waren vaak armoedig en onhygiënisch. De schooljuffen, die vaak niet opgeleid waren voor het werken met kleine kinderen, leerden de kinderen het ABC, tellen en enkele basisgebeden. Deze scholen werden beschouwd als een wangedrocht in termen van hygiëne en onderwijskwaliteit.
De opvoeding in de 18e eeuw was zeer streng, met veel nadruk op discipline en gehoorzaamheid. In de weeshuizen heerste een streng regime. De meest voorkomende zonden waren overtredingen van deugdzaamheid en fatsoen, het verbod op geweld, liegen, vloeken, schelden, ruziemaken, ongehoorzaamheid, brutaliteit, slordigheid, luiheid en slapen in de kerk. Ook werden vechten, slaan, smijten, te laat thuis komen, wegblijven van tafel/bed, diefstal, seksuele misdragingen, dronkenschap, kaarten en gokken verboden.
De straffen voor overtredingen varieerden, maar konden variëren van het opgeven van een les tot het opsluiten in een kelder of het geven van fysieke straffen. In sommige gevallen werden de regels in de eetzaal opgehangen, zodat de leerlingen de regels konden zien en zich ervan bewust zijn. De straffen werden vaak gegeven door de schoolmeester, die ook verantwoordelijk was voor het opvoeden van de leerlingen.
In de 18e eeuw lag de nadruk op de morele opvoeding van kinderen. De opvoeding moest de kinderen leiden tot deugdzame en nuttige leden van de maatschappij. De meeste scholen hadden als doel om kinderen op te leiden tot goede burgers, met een sterke nadruk op morele waarden. De opvoeding moest ook bijdragen aan het ontwikkelen van een kritische houding ten opzichte van autoriteiten.
De Verlichte burgers spraken over moreel verval, waarbij ze bedoelden dat de regenten hun deugden verloren, en de volksklasse goddeloos en ondeugdzaam was. Dit leidde tot armoede en uitzichtloosheid. De Verlichte burgers ontwikkelden een verlicht burgerschapsideaal, waarin goede burgers deugdzame burgers waren: actief, productief, maatschappelijk betrokken, verdraagzaam, beschaafd en godsdienstig.
De kerk en de staat hadden een sterke rol in de opvoeding van kinderen in de 18e eeuw. De school was onderworpen aan de regels van de regenten en de kerkenraad. Het onderwijs was afhankelijk van de klasse van de kinderen, en de toegang tot een school was vaak beperkt. De regels voor het onderwijs en de opvoeding varieerden per regio, maar hadden veel overeenkomsten met die van de 17e eeuw. De reglementen die werden gevolgd, waren in hoofdzaak een uitwerking van de voorschriften van de Nationale Synode te Dordrecht (1618).
De kerk had ook een rol in de opvoeding van kinderen. Het toezicht, in het bijzonder op het godsdienstonderwijs, was ook in de 18e eeuw aan de predikanten toevertrouwd. Vanaf 1806, toen de eerste onderwijswet verscheen, ontstond in Nederland de volgende ontwikkeling: afschaffing van de gezindteschool en de oprichting van scholen waar voor ieder toegankelijk onderwijs in de maatschappelijke en christelijke deugden zou worden gegeven. Er kwam een scheiding van kerk en staat en door de invloed van de "Verlichting" kwam er een school voor iedereen, een openbare school.
De filosofen van de Verlichting hadden een grote invloed op de opvoeding van kinderen in de 18e eeuw. John Locke, een Engelse filosoof, pleitte eind zeventiende eeuw voor een opvoeding gebaseerd op het spel en de ervaring in plaats van op straf. Meer dan een halve eeuw later liet de Zwitserse schrijver Jean-Jacques Rousseau zijn hoofdpersoon Emile uit Emile, ou de l’Education (1762) opgroeien in de natuur, zodat het kind niet zou worden bedorven door aangeleerd, cultureel gedrag, maar vanuit zijn eigen ervaringen en behoeften kon leren.
De zogenaamde “filantropijnen” in Duitsland experimenteerden rond 1775 met nieuwe vormen van onderwijs, die vertrokken vanuit de directe leefomgeving van kinderen zelf. De nieuwe opvoedkundige idealen hadden met elkaar gemeen dat mensen het karakter van een kind als kneedbaar beschouwden en de eigen ervaring een centrale rol gaven in het proces van kennisverwerving.
De opvoeding in de 18e eeuw was sterk beïnvloed door de filosofische en morele ideeën van de Verlichting. De nadruk lag op het vormen van deugdzame burgers en het ontwikkelen van kritisch denkvermogen. In Nederland waren de regels rond opvoeding en onderwijs nauw verbonden aan de maatschappelijke en religieuze structuur, met een sterke rol voor de kerk en de staat. De opvoedingsmethoden variëren van strikte discipline tot meer gerichte vorming, afhankelijk van de klasse en het type school. De invloed van filosofen zoals John Locke en Elisabeth Wolff Bekker was groot, en leidde tot een verandering in de opvoedingsmethoden. De Verlichting had ook een invloed op het onderwijs, met een sterke nadruk op het leren van lezen, schrijven en rekenen, maar ook op het ontwikkelen van een ethische houding.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet