Ratten opvoeden: een handleiding voor ouders en verzorgers
juli 11, 2025
De cognitieve ontwikkeling van kinderen wordt beïnvloed door verschillende factoren, waaronder de interactie met hun omgeving. Een belangrijk concept dat hierbij een rol speelt, is het begrip proximale processen. Deze term verwijst naar de directe interacties tussen kinderen en hun omgeving, zoals ouders, leerkrachten, en medekinderen. Deze processen spelen een cruciale rol in de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden, zoals taal, denken en geheugen. In dit artikel wordt ingegaan op de invloed van proximale processen op de cognitieve ontwikkeling van kinderen, met aandacht voor verschillen tussen verschillende sociale en culturele groepen.
Proximale processen zijn de directe interacties tussen kinderen en hun omgeving, waardoor kinderen leren en zich ontwikkelen. Deze processen omvatten onder meer het spelen met vriendjes, het lezen van een boek, of het leren rekenen met ouders. De term "proximaal" verwijst naar de nabijheid van het kind en de betrokkenheid van de omgeving. Deze interacties vormen de basis voor de ontwikkeling van het kind en zijn van cruciaal belang voor de cognitieve groei.
Volgens onderzoek is de invloed van proximale processen op de cognitieve ontwikkeling van kinderen aanzienlijk. In het artikel "Effecten van proximale processen op de cognitieve ontwikkeling van Nederlandse, Surinaams-Nederlandse en Turks-Nederlandse voorschoolse kinderen" wordt gesteld dat de kwaliteit en hoeveelheid van deze processen een grote invloed hebben op de cognitieve competentie van kinderen. In de Nederlandse middenklasse groep waren de proximale processen niet systematisch gerelateerd aan cognitieve uitkomsten. Bij de Nederlandse lagere klasse en Surinaamse groepen had alleen de kwaliteit van proximale processen effect. Bij de Turkse groep hadden zowel de kwantitatieve als kwalitatieve aspecten van proximale processen effect op de cognitieve ontwikkeling.
Deze bevindingen suggereren dat de kwaliteit van de interacties belangrijker is dan de hoeveelheid. Dit betekent dat het niet alleen om hoeveelheid gaat, maar ook om de manier waarop ouders en anderen met kinderen omgaan. Bijvoorbeeld, het leren lezen door ouders met het kind, of het bespreken van een verhaal, kan leiden tot betere cognitieve vaardigheden dan alleen maar veel tijd doorbrengen met het kind.
Er zijn grote verschillen tussen verschillende sociale en culturele groepen in de cognitieve ontwikkeling van kinderen. De resultaten van het onderzoek laten zien dat kinderen uit verschillende sociaaleconomische en culturele gemeenschappen al op vroege leeftijd verschillen in cognitieve competentie vertonen. Ook werden er tussen de groepen grote verschillen gevonden in zowel de kwantiteit als kwaliteit van de proximale processen.
Deze verschillen kunnen worden toegeschreven aan verschillen in opvoedpraktijken. Bijvoorbeeld, in sommige culturen wordt er meer aandacht besteed aan het leren van lezen en probleemoplossend denken, terwijl andere culturen dit mogelijk minder doen. Deze verschillen kunnen leiden tot verschillen in de cognitieve ontwikkeling van kinderen.
Er is sprake van een genetisch mechanisme dat de correlatie tussen omgeving en cognitieve competentie beïnvloed. Dit mechanisme, genaamd genetisch gemedieerde covariatie, kan leiden tot het feit dat verschillen in cognitieve ontwikkeling tussen kinderen uit verschillende sociale en etnisch-culturele groepen gedeeltelijk worden bepaald door verschillende opvoedpraktijken. Onderwijsbeleid kan hierdoor een invloed hebben door de proximale processen van jonge kinderen te veranderen, vooral sociale interacties m.b.t. geletterdheid en probleemoplossende interacties.
Deze bevindingen suggereren dat zowel genetische als omgevingsfactoren een rol spelen in de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Het is belangrijk om te beseffen dat deze factoren samenwerken en elkaar beïnvloeden. Dit betekent dat het niet alleen om de genen gaat, maar ook om de omgeving waarin het kind zich bevindt.
De invloed van opvoeding op de ontwikkeling van kinderen is een belangrijk onderwerp in de gezinspedagogiek. Er wordt onderscheid gemaakt tussen orthopedagogiek en de algemene of gezinspedagogiek. In de gezinspedagogiek gaat het over de normale ontwikkeling van kinderen in verschillende opvoedingscontexten binnen en buiten het gezin. De orthopedagogiek richt zich op opvoeding in problematische situaties met als doel de opvoeding te optimaliseren.
Er zijn drie theoretische modellen die gezamenlijk het pedagogisch omgevingsperspectief vormen. Dit zijn de modellen van Bronfenbrenner (1979), Belsky (1984) en Sameroff (1975). Bronfenbrenner stelt dat de ontwikkeling van kinderen plaatsvindt als gevolg van een toenemend complexe interactie tussen het zich ontwikkelende individu en personen, objecten en symbolen in zijn onmiddellijke omgeving. Deze interacties, ook wel proximale processen genoemd, vormen de basis voor de ontwikkeling van het kind.
Belsky gaat in zijn sociaal-contextueel procesmodel uit van opvoeding als tweerichtingsverkeer: er is sprake van wederzijdse beïnvloeding tussen opvoeder en kind. De opvoeding van de ouders wordt bepaald door de eigenschappen en het gedrag van het kind en van hun eigen ervaringen uit het verleden en hun eigen persoonlijkheid. Daarnaast zijn ook de mate van sociale steun, kwaliteit van partnerrelatie en het werk van invloed op het opvoedingshandelen van ouders.
Sameroff benadrukt dat het kind geen slachtoffer is van de opvoeding waarin ouders de uitkomsten bepalen, maar dat de eigenschappen en het gedrag van het kind bepaald opvoedgedrag uit kunnen lokken. Hij neemt afstand van een hoofdeffect van genen of omgeving en een interactie-effect tussen aanleg en omgeving, omdat deze de relatie niet juist weerspiegelen. Hij stelt dat de verandering onderling afhankelijk zijn van elkaar en elkaar beïnvloeden, wat leidt tot een complexe transactie van aanleg, omgeving en tijd die is vastgelegd in het transactioneel model.
Het bio-ecologische model van Bronfenbrenner is een belangrijk kader om de invloed van de omgeving op de ontwikkeling van kinderen te begrijpen. In dit model staan alle belangrijke partijen en zaken rondom het kind die invloed hebben op de ontwikkeling. In het model worden dit systemen genoemd. Hieronder leggen we uit waar elk systeem uit bestaat en wat voor invloed het heeft op de ontwikkeling van het kind.
Het microsysteem staat het dichtst bij het kind. Het kind heeft hier elke dag veel mee te maken. Het gezin, de school en de kinderopvang vallen onder dit systeem. Het is belangrijk om hier de beide kanten te benoemen. Zo heeft bijvoorbeeld het gedrag van de ouder invloed op het kind en andersom het gedrag van het kind invloed op de ouder.
Het mesosysteem is de omgeving die iets verder van het kind af staat. Hierbij gaat het om de gehele familie, de wijk, het dorp, de geloofsgemeenschap en de vriendenkring. In het mesosysteem gaat het ook om de contacten die de personen uit het microsysteem met elkaar hebben. Een voorbeeld hiervan is het contact tussen ouder en leerkracht. Ook gaat het er bij het mesosysteem om hoe de verschillende microsystemen elkaar beïnvloeden. Een kind kan zich bijvoorbeeld anders gaan gedragen op school door een verandering in het gezin.
Het exosysteem heeft indirecte invloed op het kind. Dit gaat om omgevingen of organisaties waar kinderen niet direct mee in contact staan, maar die wel invloed hebben op hun ontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn media, de gezondheidszorg en de werksituatie van ouders.
Het macrosysteem staat het verst van het kind af. Hierbij gaat het om alle culturele, politieke en economische invloeden op de ontwikkeling van het kind. Denk bijvoorbeeld aan de wet- en regelgeving van een land.
Het chronosysteem is de buitenste laag. Dit systeem gaat over de invloed van de tijd waarin het kind opgroeit en de levensfase waarin het kind zit.
De invloed van opvoeding op de ontwikkeling van kinderen is een belangrijk onderwerp in de gezinspedagogiek. Er wordt onderscheid gemaakt tussen orthopedagogiek en de algemene of gezinspedagogiek. In de gezinspedagogiek gaat het over de normale ontwikkeling van kinderen in verschillende opvoedingscontexten binnen en buiten het gezin. De orthopedagogiek richt zich op opvoeding in problematische situaties met als doel de opvoeding te optimaliseren.
Er zijn drie theoretische modellen die gezamenlijk het pedagogisch omgevingsperspectief vormen. Dit zijn de modellen van Bronfenbrenner (1979), Belsky (1984) en Sameroff (1975). Bronfenbrenner stelt dat de ontwikkeling van kinderen plaatsvindt als gevolg van een toenemend complexe interactie tussen het zich ontwikkelende individu en personen, objecten en symbolen in zijn onmiddellijke omgeving. Deze interacties, ook wel proximale processen genoemd, vormen de basis voor de ontwikkeling van het kind.
Belsky gaat in zijn sociaal-contextueel procesmodel uit van opvoeding als tweerichtingsverkeer: er is sprake van wederzijdse beïnvloeding tussen opvoeder en kind. De opvoeding van de ouders wordt bepaald door de eigenschappen en het gedrag van het kind en van hun eigen ervaringen uit het verleden en hun eigen persoonlijkheid. Daarnaast zijn ook de mate van sociale steun, kwaliteit van partnerrelatie en het werk van invloed op het opvoedingshandelen van ouders.
Sameroff benadrukt dat het kind geen slachtoffer is van de opvoeding waarin ouders de uitkomsten bepalen, maar dat de eigenschappen en het gedrag van het kind bepaald opvoedgedrag uit kunnen lokken. Hij neemt afstand van een hoofdeffect van genen of omgeving en een interactie-effect tussen aanleg en omgeving, omdat deze de relatie niet juist weerspiegelen. Hij stelt dat de verandering onderling afhankelijk zijn van elkaar en elkaar beïnvloeden, wat leidt tot een complexe transactie van aanleg, omgeving en tijd die is vastgelegd in het transactioneel model.
De invloed van proximale processen op de cognitieve ontwikkeling van kinderen is aanzienlijk. Deze processen spelen een cruciale rol in de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden, zoals taal, denken en geheugen. De kwaliteit en hoeveelheid van deze processen bepalen de cognitieve competentie van kinderen. Er zijn grote verschillen tussen verschillende sociale en culturele groepen in de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Deze verschillen kunnen worden toegeschreven aan verschillen in opvoedpraktijken. De invloed van opvoeding op de ontwikkeling van kinderen is een belangrijk onderwerp in de gezinspedagogiek. Er zijn drie theoretische modellen die gezamenlijk het pedagogisch omgevingsperspectief vormen. Het bio-ecologische model van Bronfenbrenner is een belangrijk kader om de invloed van de omgeving op de ontwikkeling van kinderen te begrijpen. De invloed van opvoeding op de ontwikkeling van kinderen is een belangrijk onderwerp in de gezinspedagogiek.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet