Ouderschap en opvoeding: het belang van een gestructureerde en ondersteunende omgeving
juli 10, 2025
De negentiende eeuw was een periode van grote veranderingen op het gebied van onderwijs en opvoeding. In Nederland en andere delen van Europa werd de opvoeding van kinderen steeds belangrijker geacht en er werden nieuwe methoden en systemen ingevoerd om de leerprocessen te verbeteren. De bronnen die beschikbaar zijn, tonen aan dat er op verschillende gebieden sprake was van vooruitgang, maar ook van uitdagingen, vooral in de vroege jaren van de eeuw. In dit artikel worden de belangrijkste aspecten van de opvoeding in de negentiende eeuw behandeld, met aandacht voor de rol van onderwijs, opvoedingsstrategieën, de invloed van buitenlandse pedagogen, de ontwikkeling van schoolmethoden en de rol van de gezamenlijke maatschappij.
Aan het begin van de negentiende eeuw was de toestand van het lager onderwijs in Nederland ronduit slecht. Er was geen duidelijk systeem voor de opleiding van onderwijzers, en wie als leraar wilde werken, werd meestal in de leer gegeven bij een schoolmeester. De opleiding was beperkt en er was geen specifieke voorlichting over de pedagogische methoden. Pas in de loop van de jaren werd er aandacht besteed aan de opleiding van leraars, met de invoering van kweek- en normaalscholen. De wet van 1857 zorgde voor de eerste keer voor een duidelijke structuur in de opleiding van onderwijzers.
In de jaren voor 1857 was er geen wet die de opleiding van leraars regelde. De opvoeding van de leerkrachten was dus sterk afhankelijk van de individuele ervaring en kennis van de schoolmeester. De opvoeding van kinderen was daarom vaak onregelmatig en onvoldoende. Pas na 1857 werden er tal van kweekscholen opgericht, waaronder de Haarlemse Kweekschool, die later door de overheid overgenomen werd. Deze scholen hadden als doel om de kwaliteit van het lager onderwijs te verbeteren door betere opleidingen voor onderwijzers.
De opvoeding in de negentiende eeuw werd beïnvloed door filosofen en pedagogen uit verschillende landen. De Denen en Duitsers hadden al in de achttiende eeuw ideeën ontwikkeld over het onderwijs van kinderen, maar deze kregen pas in de negentiende eeuw een bredere invloed. De Duitse pedagoog Friedrich Fröbel had bijvoorbeeld ideeën over het onderwijs van kleuters en peuters, waarbij het spel een belangrijke rol speelt. Zijn ideeën werden in Nederland ingevoerd door onder anderen Elise van Calcar-Schiotling, die cursussen gaf aan onderwijzers. De Fröbelscholen en bewaarscholen kregen zo steeds meer ruimte voor jonge kinderen om spelend te leren.
Bijna tegelijkertijd met de invloed van buitenlandse pedagogen, zoals Fröbel, ontwikkelde de Nederlandse opvoeding zich ook op basis van eigen denkbeelden. De filosofen zoals John Locke en Jean-Jacques Rousseau hadden al in de achttiende eeuw invloed gehad op het denken over opvoeding, maar hun ideeën kregen pas in de negentiende eeuw een brede toepassing. In de bronnen wordt duidelijk dat de opvoeding van kinderen steeds meer gericht was op het ontwikkelen van verstand, deugd, welgemanierdheid en geleerdheid. Deze waarden werden gezien als essentieel voor het gedrag van het kind en de toekomstige rol in de maatschappij.
In de loop van de negentiende eeuw veranderde de opvoeding van kinderen op verschillende manieren. Aan het begin van de eeuw was het zo dat kinderen meestal thuis werden opgevoed, met een beperkte invloed van school. Pas in de loop van de eeuw werd het lager onderwijs steeds belangrijker, en werd er aandacht besteed aan het leren lezen, schrijven en rekenen. De Franse revolutie had hierin een grote rol in, aangezien de Franse ideeën over gelijkheid en toegankelijkheid van onderwijs een grote impact hadden op de Nederlandse opvoedingsstrategieën.
In de bronnen wordt duidelijk dat kinderen in de negentiende eeuw steeds vaker in de schoolbanken moesten zitten, met als doel om de grondslagen van het leerproces te leggen. De klassen werden steeds groter, en het aantal leerlingen per klas nam toe. In sommige gevallen liep het aantal leerlingen per klas op tot tachtig kinderen, wat het leren en lesgeven moeilijker maakte. Ook was er geen leerplicht, waardoor veel kinderen niet op school kwamen.
In de loop van de negentiende eeuw nam de rol van de moeder in de opvoeding steeds toe. Het huishouden kostte minder tijd, waardoor moeders meer aandacht konden besteden aan hun kinderen. De relatie tussen moeder en kind werd intiemer en minder formeel, wat leidde tot een andere vorm van autoriteit binnen het gezin. De vader, die vroeger vaak de centrale figuur was in de opvoeding, werd minder dominant. De moeder kreeg een belangrijke rol in het leren van de kinderen, met name in de vroege jaren.
De opvoeding werd steeds meer geïnspireerd op liefde en begrip, in plaats van op harde drilmethoden. Pedagogen pleitten al langer voor een liefdevolle behandeling van het kind, maar pas aan het einde van de negentiende eeuw werd dit mogelijk gemaakt door de toenemende toegankelijkheid van onderwijs en de groeiende bewustwording over de rol van de moeder. Het straffen was niet langer de belangrijkste strategie, maar de onthouding van liefde en het aanwenden van schuldgevoelens werden belangrijke methoden in de opvoeding.
De Franse revolutie had een grote impact op het onderwijs in Nederland. De Franse ideeën over gelijkheid en toegankelijkheid van onderwijs werden opgenomen in de Nederlandse opvoedingsstrategieën. De Franse invloed leidde tot de invoering van een algemeen schoolwezen en een systeem dat voor iedereen toegankelijk was. Er kwam een opleiding voor onderwijzers, en de staat moest verantwoordelijk zijn voor het onderwijs.
In de bronnen wordt duidelijk dat de Franse tijd (1795-1813) een periode was waarin het lager onderwijs van de staat werd georganiseerd. Er werd gekeken naar wat er veranderd moest worden, en er kwam een systeem voor de inspectie van lagere scholen. De kinderen uit de laagste standen kregen nu toegang tot leren lezen, schrijven en rekenen, wat een grote stap voorwaarts was in de geschiedenis van het onderwijs.
De opvoeding in de negentiende eeuw was ook gekoppeld aan de ontwikkeling van schoolmethoden, vooral op het gebied van het leren lezen. In de jaren voor 1806 had het leren lezen nog veel te maken met het leren van losse letters en ongepaste woorden. Pas in de loop van de eeuw werden er nieuwe boekjes opgezet, waarin elke nieuwe letter voorzien was van een plaatje en een tekst die geschikt was voor kinderen.
De methodiek van het leren lezen veranderde ook. De klassikale methode, waarbij de leraar voor de klas stond en de leerlingen luisterden, werd steeds belangrijker. De oude methode, waarbij de leerlingen alleen in het lokaal zaten, werd vervangen door een meer gestructureerde aanpak. Er werd ook gesproken over de introductie van het klankmethode, waarbij eerst de klinkers werden geleerd, en daarna woorden werden gecreëerd met medeklinkers.
In de negentiende eeuw was er een duidelijk verschil tussen de opvoeding van kinderen uit de burgerlijke bovenlaag en die uit de lagere klassen. Kinderen van de bourgeoisie kregen een grondige opvoeding, waarin zelfdiscipline en onderscheiding van andere groepen belangrijk was. Ze moesten zich onderscheiden van de kinderen van het lagere volk, en werden opgeleid om zich te gedragen op een manier die passend was voor hun stand.
De opvoeding van meisjes was eveneens ingewikkeld. Ze kregen een opvoeding in omgangsvormen en zelfdiscipline, maar hadden weinig toekomstmogelijkheden. De opvoeding van jongens was gericht op het ontwikkelen van verstand, deugd en zedelijkheid. De opvoeding was dus niet gelijk voor alle kinderen, maar had een duidelijke klasse- en geslachtsgerichte verdeling.
De opvoedingsstrategieën in de negentiende eeuw veranderden voortdurend. De nadruk lag steeds meer op het leren van de kinderen en de manier waarop ze konden omgaan met de maatschappij. De invloed van buitenlandse pedagogen, zoals Herbart, was hierbij van belang. Deze pedagogen pleitten voor een gestructureerde aanpak van het leren, waarbij het leerproces geleidelijk werd opgebouwd.
In de bronnen wordt duidelijk dat de opvoeding van kinderen steeds meer gericht was op het ontwikkelen van verstand, deugd, welgemanierdheid en geleerdheid. De invloed van de Verlichting was nog steeds zichtbaar, en de opvoeding was gericht op het vormen van redelijke wezens, die kennis en gevoel kregen over hun verantwoordelijkheden ten opzichte van het Opperwezen, de maatschappij, hun ouders, zichzelf en hun medemensen.
De opvoeding in de negentiende eeuw was een periode van grote veranderingen en uitdagingen. De opvoeding van kinderen werd steeds belangrijker geacht, en er werden nieuwe methoden en systemen ingevoerd om de leerprocessen te verbeteren. De invloed van buitenlandse pedagogen, de ontwikkeling van schoolmethoden en de rol van de gezamenlijke maatschappij speelden hierbij een cruciale rol. De opvoeding was niet gelijk voor alle kinderen, maar had een duidelijke klasse- en geslachtsgerichte verdeling. De opvoeding van kinderen was gericht op het vormen van redelijke wezens, en de nadruk lag op het leren van de kinderen en de manier waarop ze konden omgaan met de maatschappij.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet