Kinderopvang in Nederland: Uitdagingen, kosten en toekomstplannen
juli 20, 2025
In de 20e eeuw veranderde de opvoeding en het onderwijs in Nederland aanzienlijk. De eeuw wordt vaak aangeduid als de "eeuw van het kind", waarin het kind steeds centraler kwam te staan in het onderwijs. De opvoedingsideeën, de rol van het onderwijs en de uitvoering van de leerplannen onderhevig aan veelvuldige veranderingen. In dit artikel worden de belangrijkste ontwikkelingen, methoden en uitdagingen in de opvoeding en het onderwijs in de 20e eeuw besproken, gebaseerd op de beschikbare bronnen.
In de eerste helft van de 20e eeuw was het onderwijs in Nederland nog steeds sterk beïnvloed door klassikale methoden. De leerlingen zaten in jaarklassen, waarin het leerstofniveau en de leerlinggroepen nauwkeurig waren vastgelegd. De klas was meestal gesloten, met weinig ruimte voor individuele differentiatie. In die tijd werd het onderwijs gezien als een systeem dat vooral gericht was op het aanleren van kennis, met weinig aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling van het kind.
Echter, rond de eind van de jaren dertig begon het systeem geleidelijk aan verder te evolueren. De invloed van internationale pedagogische ontwikkelingen, zoals die van Jan Ligthart, Jan Ligthart was een pionier in de vernieuwing van het onderwijs. Hij stond bekend om zijn innovatieve ideeën, waarbij kinderen actief werden betrokken bij hun eigen leren. In de stadskinderen kweekten tarwe en groenten in de schooltuintjes, plantten bomen op het plein, karnden boter, hielden duiven en kippen. De kinderen verzorgden alles zelf en leerden zo "het volle leven" kennen. Dit soort praktische en actieve leermethoden kregen steeds meer aandacht in het onderwijs.
In de tweede helft van de 20e eeuw werd er steeds meer aandacht besteed aan differentiatie en individualisatie. Het leerplan begon zich te richten op de individuele behoeften van leerlingen. De klassieke klassenstructuur werd losgelaten, en leerlingen kregen meer ruimte om op hun eigen niveau te leren. Dit leidde tot de introductie van de brugklas en andere vormen van differentiatie. De wet van 1912 stelde ook regels op voor de klassengrootte en het aantal onderwijzers, afhankelijk van het aantal leerlingen. Zo werd er voor gezorgd dat het leerproces beter kon worden afgestemd op de behoeften van de leerlingen.
In de jaren zestig en zeventig kreeg het onderwijs in Nederland meer flexibiliteit. Het systeem van schooltypen werd aangepast, en leerlingen konden sneller doorstromen van het ene naar het andere schooltype. Dit leidde tot een betere toegankelijkheid van het voortgezet onderwijs, vooral voor kinderen uit arbeiders- en middenstanderschappen. De sociale verschillen in het onderwijs werden minder duidelijk, hoewel het systeem nog steeds niet volledig gelijkwaardig was.
De 20e eeuw was ook de eeuw van de wetenschappelijke benadering van de pedagogiek. De rol van de universiteiten werd steeds belangrijker, met het opzetten van leerstoelen voor psychologie, pedagogiek en onderwijskunde. Dit bracht een diepere inzicht in de ontwikkeling van het kind en de invloed van het onderwijs. Beroemde pedagogen zoals Maria Montessori, Helen Parkhurst, Rudolf Steiner en Jan Ligthart speelden een cruciale rol bij de vernieuwing van het onderwijs. Hun ideeën en methoden werden steeds vaker toegepast in het lager onderwijs.
In de jaren zestig werd er onderzoek gedaan naar het zittenblijven en de optimale verhouding tussen docent en leerling. Het eindrapport van het Cito-eindtoets van 1969 benadrukte dat het zittenblijven afgeschaft moest worden. Hierdoor kreeg het onderwijs meer aandacht voor de individuele leerontwikkeling en de aanpassing van leerplannen. De nadruk lag op het versterken van de leerling, in plaats van op het straffen of het beperken van leerlingen.
De opvoeding van het kind was niet alleen een taak van het onderwijs, maar ook van de ouders. In de 20e eeuw veranderde de visie op opvoeding en ouderschap. In de jaren vijftig en zestig werd er steeds meer aandacht besteed aan de rol van de ouder in het leren van het kind. Het boek "Baby- en kinderverzorging" van Benjamin Spock had een grote invloed op de opvoedingsstijl. Hij benadruide dat kinderen niet te makkelijk moesten worden verwend, maar dat het belangrijk was om op te letten voor signalen van het kind. Dit bracht een meer menselijke benadering van het opvoeden met zich mee, waarin de ouder actief betrokken raakte bij het leren van het kind.
In de jaren negentig begon de opvoedsteun zich te ontwikkelen tot een erkend onderdeel van het onderwijs. Er kwamen opvoedwinkels, opvoedbureaus en pedagogisch spreekuren. Deze vormen van ondersteuning werden steeds vaker aangeboden door de jeugdgezondheidszorg. Het concept van centra waarbij verschillende voorzieningen voor ouders bij elkaar onder één dak huizen, werd door de politiek omarmd. Dit bracht een nieuw tijdperk van ondersteunend aanbod met zich mee, waarin de ouder centraal stond in de opvoeding van het kind.
In de 19e eeuw was het onderwijs in Nederland vaak gekenmerkt door slechte hygiëne. Scholen werden vaak beschouwd als "moordholen" vanwege de vreselijke hygiëne: stank, muf, geen afvoer, pis potje in de hoek. De hygienisten zetten zich in voor de schoonheid van de stad, en ook voor de hygiëne in het onderwijs. Ze stelden voor dat de scholen beter moesten worden aangepast aan de hygiëne van de leerlingen. Dit leidde tot een verbetering van de sanitair voorzieningen in de scholen, wat bijdroeg aan een gezondere leeromgeving.
In de 20e eeuw veranderde de rol van de school ook. De school werd steeds meer een centrale plek voor het leren en groeien van het kind. Er werden meer scholen opgezet, en de indeling van de scholen werd aangepast. In de jaren twintig werd er bijvoorbeeld een splitsing van twee scholen in één gebouw aangevraagd. De A-school was met 6 klassen gevestigd op de benedenverdieping en de B-school was gehuisvest op de bovenverdieping. Beide scholen hadden een eigen hoofd der school.
De schoolplan en het Schoolwerkplan werden steeds belangrijker in het onderwijs. Elke school moest voor elke 4 jaar een Schoolplan opstellen, dat het onderwijs in al zijn facetten beschreef. De Schoolontwikkeling werd jaarlijks beschrepen in het Jaarplan. Dit maakte het mogelijk om de ontwikkeling van de school langzaam te plannen en te beheren.
De 20e eeuw was een periode van grote veranderingen in de opvoeding en het onderwijs in Nederland. Het kind kwam steeds centraler te staan in het onderwijs, en er werd steeds meer aandacht besteed aan de individuele leerbehoeften van leerlingen. De invloed van internationale pedagogische ideeën, de wetenschappelijke benadering van de pedagogiek en de rol van de ouder in het leren van het kind, maakten het onderwijs steeds geavanceerder. De hygiëne en de voorwaarden van de scholen werden verbeterd, en de school werd een centrale plek voor het groeien van het kind. De opvoeding in de 20e eeuw legde de grondslag voor het moderne onderwijs dat we vandaag de dag kennen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet