Hoe een puppy leren om alleen te zijn: een stap-voor-stap handleiding
juli 11, 2025
In de achttiende eeuw veranderde de opvoeding van kinderen op grote schaal. In tegenstelling tot vroeger, waarin kinderen meestal direct in het volwassen leven werden gestuurd, werd er nu steeds meer aandacht besteed aan de jeugd en hun ontwikkeling. De Verlichting speelde hierbij een cruciale rol, waarin het denken over opvoeding en onderwijs centraal stond. In dit artikel worden de belangrijkste aspecten van de opvoeding in de achttiende eeuw besproken, inclusief de invloed van filosofen als John Locke, de rol van literatuur, de structuur van scholen, en de opvattingen over kinderen en hun ontwikkeling.
De Verlichting, een filosofische stroming die in de achttiende eeuw grote invloed had op het denken in West-Europa, legde de grondslag voor een nieuw begrip van opvoeding. Volgens deze stroming lag het belang van de opvoeding in het ontwikkelen van kennis en morele waarden in de jonge jaren. De Verlichte pedagogen, zoals John Locke en Jean-Jacques Rousseau, benadrukten niet alleen het belang van aanschouwelijk en speels onderwijs, maar presenteerden ook een nieuwe kijk op de kindertijd als een soort quarantaine voor de intrede in de wereld van volwassenen.
John Locke, een van de belangrijkste filosofen van de Verlichting, stelde dat kinderen van nature weten willen en dat de opvoeding hierop moet inspelen. In zijn werk Some Thoughts Concerning Education benadrukte hij het belang van het ontwikkelen van de rede en de morele kant van het kind. Hij stond ook bekend om zijn voorkeur voor huisonderwijs, omdat alleen dat onderwijs er voor kon zorgen dat er een individuele benadering naar het kind toe ontstond.
In Nederland was de Verlichting van invloed op het denken over opvoeding en onderwijs, en leidde dit tot een bredere aanvaarding van een nieuw idee van burgerschap. Dit nieuwe burgerschapsidee was moreel van aard: de nadruk lag op de christelijke en maatschappelijke deugden. Het nieuwe burgerschapsidee was ook inclusief, dat wil zeggen het gold voor alle Nederlanders, ongeacht rang, stand of sekse. Om een goede burger te zijn, moest men een deugdzaam mens zijn. Daarom werd verbetering van opvoeding en onderwijs gezien als de absoluut noodzakelijke voorwaarde om het nieuwe burgerschapsideaal te verwezenlijken.
In de achttiende eeuw erkenden volwassenen steeds meer de eigen aard van kinderen. Tegelijkertijd waren ze van mening dat kinderen zo snel mogelijk volwassen moesten worden en nuttig voor de maatschappij moesten zijn. Kinderboeken vormden een belangrijk medium om dit opvoedingsdoel te verwezenlijken. De roep om leesmateriaal dat aansloot bij dit verlichte kindbeeld zorgde in de tweede helft van deze eeuw voor een snelle toename in de kinderboekenproductie.
Een van de bekendste kinderboeken uit die tijd is Proeve van kleine gedichten voor kinderen uit 1778 van Hiëronymus van Alphen. Het boek is lang gezien als het eerste Nederlandse kinderboek, maar dat idee doet geen recht aan de kinderboeken die voor die tijd al op de markt waren. De bundel markeert echter wel een overgang naar een andere benadering van kinderen dan daarvoor het geval was. Van Alphen positioneerde kinderen in hun eigen leefwereld en sprak tot hen in begrijpelijke taal. Hij schreef de gedichtjes voor zijn drie jonge kinderen. De bundel bestaat uit meer dan twintig versjes over ijverige en gehoorzame jongens en meisjes in herkenbare situaties die jonge lezers tot voorbeeld moesten strekken.
In de achttiende eeuw werd de opvoeding van kinderen in Nederland anders dan tegenwoordig. Kinderen werden opgevoed in een tijd van inzinking en reactie op de grootheid van de vorige eeuwen. In de tweede helft van de eeuw, eerst bij de geestelijke leiders, later bij het volk, oversloeg een heftig verzet tegen alle dwang en gezag, zowel van de kerk, als van de staat. De bovennatuurlijke opvattingen werden hoe langer hoe meer losgelaten; een nieuw inzicht in moraliteit brak door, dat zich onafhankelijk stelde van theologische gronden.
De mensheid dient eigen lot in eigen handen te nemen en zich daarbij uitsluitend te laten leiden door de eigen rede. De wetenschap maakte zich geheel los van de kerkelijke controle, waardoor de antithese tussen geloof en wetenschap sterk voelbaar werd. Het is niet als bij de Renaissance een herleving van het oude, maar een doorbraak naar nieuwe opvattingen, een zoeken en vorsen naar nieuwe oplossingen van de grote levensproblemen, die, na verwerping van alle tradities en kerkelijke autoriteit, onder ogen moesten worden gezien.
In Nederland kende de achttiende eeuw verschillende soorten scholen. Er waren matressenschooltjes, lees- en schrijfscholen, diaconiescholen voor arme kinderen, werk- of spinscholen, Franse scholen, Latijnse scholen, kostscholen en hogescholen. Tot de 19e eeuw waren er verschillende kleinkinderscholen of matressenscholen. Matres was afgeleid van het Franse woord voor schooljuf. Amsterdam had zelfs 378 matressen-schooltjes. Deze scholen, die vooral voor jonge kinderen bedoeld waren, waren vaak vies, rumoerig en leerden er weinig.
De matressenscholen werden geleid door vrouwen, die vaak zelf niet eens kon lezen of schrijven. Ze leerden de kinderen het 'Onzevader', de 10 geboden, enkele psalmen en gebeden, het abc en tellen. Deze matressenschooltjes, die een aanklacht tegen alle regels van de hygiëne waren, waren pedagogische wangedrochten.
In de achttiende eeuw was de opvoeding van meisjes en jongens sterk gescheiden. Gouvernantes onderwezen alleen meisjes uit de elite. Buiten de elite werden meisjes meestal opgevoed door hun moeder of andere familieleden. Voor jongens was het meestal de vader die verantwoordelijk was voor hun opvoeding, hoewel in veel gevallen ook een opleiding in een school of via een opleidingsprogramma plaatsvond.
De opvoeding van jongens was in veel gevallen gericht op het leren lezen, schrijven en rekenen. Daarnaast werd er ook aandacht besteed aan morele opvoeding. In de late achttiende eeuw werd er steeds meer aandacht besteed aan de opvoeding van meisjes, hoewel dit nog steeds beperkt was tot de elite. Er werd ook steeds meer op aandacht gegeven aan het leren van handwerken, wat een belangrijk onderdeel werd van de opvoeding van meisjes.
De Verlichting had een grote invloed op het onderwijs in de achttiende eeuw. Er kwam een nieuw denken dat leidde tot wat later het burgerlijk beschavingsoffensief is genoemd. De samenleving tot nut van ’t algemeen heeft zich daar behoorlijk sterk voor gemaakt. Deze heeft veel betekend voor de omslag die het onderwijs in de 19e eeuw heeft gemaakt.
De Verlichting bracht ook een nieuw soort literatuur met zich mee, namelijk niet-religieuze literatuur op het niveau van de kinderen. Dit was een grote verandering ten opzichte van de vorige eeuw, waarin de literatuur van kinderen meestal gericht was op religieuze onderwerpen.
De Verlichting had een grote invloed op de opvoeding van kinderen in de achttiende eeuw. De nadruk lag op het bijbrengen van kennis en deugd in de meest cruciale periode van de mens: de jeugd. De samenleving moest worden heropgevoed en dat moest door middel van volksonderwijs.
De Verlichting bracht ook een nieuw soort literatuur met zich mee, namelijk niet-religieuze literatuur op het niveau van de kinderen. Dit was een grote verandering ten opzichte van de vorige eeuw, waarin de literatuur van kinderen meestal gericht was op religieuze onderwerpen.
In de achttiende eeuw veranderde de opvoeding van kinderen op grote schaal. De Verlichting speelde hierbij een cruciale rol, waarin het denken over opvoeding en onderwijs centraal stond. In dit artikel zijn de belangrijkste aspecten van de opvoeding in de achttiende eeuw besproken, inclusief de invloed van filosofen als John Locke, de rol van literatuur, de structuur van scholen, en de opvattingen over kinderen en hun ontwikkeling.
De opvoeding van kinderen in de achttiende eeuw was anders dan tegenwoordig. Kinderen werden opgevoed in een tijd van inzinking en reactie op de grootheid van de vorige eeuwen. De Verlichting bracht een nieuw inzicht in moraliteit met zich mee, dat zich onafhankelijk stelde van theologische gronden. De wetenschap maakte zich geheel los van de kerkelijke controle, waardoor de antithese tussen geloof en wetenschap sterk voelbaar werd.
De opvoeding van meisjes en jongens was in de achttiende eeuw sterk gescheiden. Gouvernantes onderwezen alleen meisjes uit de elite. Buiten de elite werden meisjes meestal opgevoed door hun moeder of andere familieleden. Voor jongens was het meestal de vader die verantwoordelijk was voor hun opvoeding, hoewel in veel gevallen ook een opleiding in een school of via een opleidingsprogramma plaatsvond.
De Verlichting had een grote invloed op de opvoeding van kinderen in de achttiende eeuw. De nadruk lag op het bijbrengen van kennis en deugd in de meest cruciale periode van de mens: de jeugd. De samenleving moest worden heropgevoed en dat moest door middel van volksonderwijs.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet