Opvoeden van kind met ADHD en autisme: Aanpak, uitdagingen en ondersteuning
juli 9, 2025
Het opvoeden van kinderen met syndroom van Down vereist aandacht, begrip en specifieke aanpak. Het syndroom van Down is een aangeboren aandoening die ontstaat door het drie keer voorkomen van chromosoom 21. Dit leidt tot een verstandelijke beperking, maar ook tot fysieke kenmerken en ontwikkelingsverschijnselen. In dit artikel worden de belangrijkste aspecten van het opvoeden van kinderen met het syndroom van Down besproken, met aandacht voor gezondheid, ontwikkeling, onderwijs en ondersteuning. De informatie is gebaseerd op de beschikbare bronnen en richt zich tot ouders, verzorgers en educatoren.
Kinderen met het syndroom van Down ontwikkelen zich meestal langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Ze leren lopen, praten en schrijven later dan andere kinderen. Gemiddeld leren kinderen met het syndroom van Down lopen tussen de leeftijd van twee en drie jaar. Het lopen gaat vaak houterig, en kinderen vallen vaker. Ook lopen kinderen vaak in een langzamer tempo met hun voeten wat verder uit elkaar dan gebruikelijk. Tijdens het lopen bewegen kinderen meer met hun lichaam naar voren en naar achteren dan kinderen zonder het syndroom van Down.
Bij het leren praten verlopen de ontwikkelingen vaak langzamer dan bij andere kinderen. De eerste woordjes en zinnetjes komen op latere leeftijd dan bij leeftijdsgenoten. Vaak praten kinderen in korte zinnen. Het maken van langere zinnen is voor veel kinderen moeilijker. Kinderen vinden het vaak moeilijk om te vertellen hoe ze zich voelen. Daarnaast hebben kinderen met het syndroom van Down vaak een lagere spierspanning in het gezicht, waardoor ze de woorden en zinnen minder duidelijk uitspreiden.
Ook hebben kinderen met het syndroom van Down vaak problemen met leren. De mate waarin dit kan variëren, is sterk. Sommige kinderen volgen regulier onderwijs of speciaal basisonderwijs. Een ander deel bezoekt een school voor kinderen die moeilijk (MLK) of zeer moeilijk (ZMLK) kunnen leren. Het IQ van kinderen met het syndroom van Down ligt meestal tussen de 35 en 80. Een klein deel van de kinderen, vooral kinderen met mocaïsisme, heeft een hoger IQ. Het werkgeheugen van kinderen met het syndroom van Down is beperkter dan dat van kinderen zonder het syndroom van Down. Kinderen kunnen een beperktere hoeveelheid tegelijkertijd leren en hebben meer herhaling van het geleerde nodig om dit te onthouden.
Bij het leren van schrijven en knopen zijn kinderen met het syndroom van Down vaak minder vlot. Dit wordt dyspraxie genoemd. Ze hebben ook meer moeite met het maken van knopen en het schrijven. Ook hebben kinderen met het syndroom van Down vaak last van problemen met aandacht en concentratie. Ze kunnen snel afgeleid raken en vinden het moeilijk om lang stil te zitten en meteen een werkje te bezoeken. Kinderen kunnen heel impulsief zijn, eerst doen en dan pas nadenken. Veel kinderen met het syndroom van Down krijgen ook de diagnose ADHD.
Kinderen met het syndroom van Down hebben vaak verschillende gezondheidsproblemen. De helft van de kinderen heeft een aangeboren hartafwijking. Vaak gaat het om een gaatje tussen de beide kamers van het hart, dit wordt een VSD genoemd. Of een gaatje tussen de beide boezems van het hart, dit wordt een ASD genoemd. Ook kan de verbinding tussen de longslagader en de grote lichaamsslager die voor de geboorte normaal aanwezig is, na de geboorte aanwezig blijven. Dit wordt een persisterende ductus arteriosus genoemd. Ook kunnen combinaties van afwijkingen aan het hart voorkomen, zoals de zogenaamde tetralogie van Fallot.
Bij een deel van de kinderen met het syndroom van Down heeft een te traag werkende schildklier. Dit geeft klachten zoals moeheid, verstopping van de darmen, aankomen in gewicht, toegenomen slaapbehoefte. Veel minder vaak komt een te snel werkende schildklier voor. Dit geeft juist klachten van hartkloppingen, gejaagdheid, niet kunnen slapen, diarree en afvallen. Ook zijn kinderen met het syndroom van Down vatbaarder voor het krijgen van infecties. Regelmatig komen luchtweginfecties of oorontstekingen voor. Jonge kinderen met de ziekte van Down zijn vatbaar voor het krijgen van een RS-infectie. Zij kunnen als gevolg van deze infectie ernstige benauwdheid krijgen. Ook zijn kinderen met het syndroom van Down gevoeliger voor het krijgen van schimmelinfecties aan de nagels. Kinderen en volwassenen met Down syndroom bleken in 2021 ook kwetsbaarder te zijn voor het krijgen van een COVID-19 infectie.
Kinderen met het syndroom van Down hebben vaak last van hun aangeboren hartafwijking. Dit is te zien doordat zij erg moeten zweten met drinken, vaak dan bleek van kleur worden met blauwe lippen. Ook ademen kinderen sneller als gevolg van de aangeboren hartafwijking. Daarnaast zijn kinderen met het syndroom van Down gevoeliger voor het krijgen van ontstoken mondhoekjes. Ook hebben kinderen met het syndroom van Down vaak een lagere spierspanning in het gezicht, waardoor ze de woorden en zinnen minder duidelijk uitspreiden.
Kinderen met het syndroom van Down hebben vaak een verlaagde spierspanning. Ze zijn erg soepel in hun gewrichten (vergrote gewrichtsmobiliteit) en hebben moeite om hun houding te handhaven. Ze hebben een beperkt evenwicht. Ze ontwikkelen karakteristieke houdings- en bewegingspatronen. Ze kennen functionele problemen tijdens dagelijks spel- en verzorgingsactiviteiten. Daarnaast zijn kinderen met het syndroom van Down gevoeliger voor het ontwikkelen van jeugdreuma, ook wel juveniele idiopathische artritis genoemd. Vaak is er sprake van een ontsteking van meerdere gewrichten tegelijk (polyartritis). Ontsteking wordt vaak gezien in de gewrichten van de vingers en de polsen.
Kinderen met het syndroom van Down hebben vaak dunne gladde haren. Sommige kinderen hebben last van plaatselijke haaruitval waardoor kale plekken op het hoofd ontstaan. Dit wordt alopecia genoemd. Ook hebben kinderen met het syndroom van Down vaak korte en brede handen. Over de breedte van de hand loopt vaand aan een lijn, een zogenaamde viervinger handlijn. De gewrichten van kinderen met het syndroom van Down zijn vaak erg soepel. Gewrichten kunnen gemakkelijk overstrekt worden. Hierdoor kan een gewricht ook gemakkelijker verzwikt raken. Kinderen met het syndroom van Down hebben gemakkelijker last van een verzwikte enkel. De knieschijf kan gemakkelijker van zijn plek schieten en knieklachten veroorzaken.
Bij het opvoeden van kinderen met het syndroom van Down is het belangrijk om rekening te houden met hun fysieke ontwikkeling. Regelmatig bewegen is belangrijk voor alle kinderen, maar zeker ook voor kinderen met het syndroom van Down. Alle vormen van bewegen zijn goed. Het gaat erom een manier van bewegen te zoeken die bij het kind past. Bewegen zorgt voor verbetering van de spierkracht, de vaardigheid en de conditie. Wanneer een regulier sport niet haalbaar is, is het mogelijk via de website van uniek sporten adressen te vinden van sportmogelijkheden voor mensen met een beperking.
Kinderen met het syndroom van Down hebben vaak moeite in het omgaan met emoties. Ze vinden het moeilijk om aan te geven dat ze verdriet hebben en waarom ze verdrietig zijn. Ook vinden veel kinderen het moeilijk om met boosheid om te gaan. Kinderen kunnen ineens heel boos worden en vinden het moeilijk om dan weer kalm te worden. Kinderen met het syndroom van Down kunnen heel koppig zijn en moeilijk aannemen dat wat zij denken niet klopt.
Angst is een ander aspect dat vaak voorkomt bij kinderen met het syndroom van Down. Ze kunnen gemakkelijk angstig worden in onbekende en nieuwe situaties. Veel kinderen hebben voortdurend behoefte aan nabijheid van een bekende volwassene (vaak de moeder). In angstige situaties gaan kinderen vaak steeds dezelfde handelingen verrichten (bijvoorbeeld handen wassen, voorwerpen op een rijtje zetten) om zo controle over de angst te krijgen. Overprikkeling is ook een veel voorkomend probleem. Jongeren met Down syndroom zijn gevoeliger om last te krijgen van overprikkeling. De hersenen krijgen dan te veel prikkels te verwerken, waardoor de hersenen niet meer goed kunnen functioneren en het een jongere niet meer lukt om goed te functioneren en/of te komen tot leren. Allerlei verschillende soorten prikkels kunnen zorgen voor overpikkeling, het kan gaan om sensore prikkels (licht, beelden, geluiden, smaak, geur, aanraking, pijn), cognitieve prikkels (gedachten, informatieverwerking) of emotionele overprikkeling (verdriet, angst).
Kinderen met het syndroom van Down worden vaak vervolgd in hun ontwikkeling via een zogenaamde Down polikliniek. Dit is een polikliniek met behandelaars die allemaal veel ervaring hebben met kinderen met het syndroom van Down. Vaak wordt een kind op een dag gezien door meerdere behandelaars, zodat het kind niet al te vaak naar het ziekenhuis toe hoeft te gaan. Op verschillende plekken in Nederland zijn Downpoliklinieken.
Een belangrijk onderdeel van de zorg is het opvoeden van kinderen met het syndroom van Down. Ouders en verzorgers hebben veel steun, aandacht en liefde nodig. Het is belangrijk om met het kind te communiceren en hen te laten weten dat ze ondersteuning krijgen. Ook is het belangrijk om rekening te houden met de specifieke behoeften van het kind.
Mensen met het syndroom van Down worden steeds ouder, leeftijden van 60 of 70 jaar zijn nu gewoon. Wel verouderen mensen met het syndroom van Down sneller. Al vanaf hun 40e of 50e levensjaar krijgen ze verschijnselen waar anderen pas veel later mee te maken krijgen. Bijvoorbeeld een verhoogde kans op dementie, zoals de ziekte van Alzheimer. Volwassenen met downsyndroom krijgen vaker dan gemiddeld een vorm van dementie. Zij krijgen dit vaak op jongere leeftijd dan gemiddeld.
Bij het opvoeden van kinderen met het syndroom van Down is het belangrijk om rekening te houden met de toekomstige gezondheid van het kind. Het is belangrijk om vroegtijdig op te merken of te controleren of er sprake is van gezondheidsproblemen. Dit kan bijvoorbeeld via een botdichtheidsmeting of andere medische onderzoeken.
Het opvoeden van kinderen met het syndroom van Down vereist aandacht, begrip en ondersteuning. De ontwikkeling van deze kinderen verloopt vaak langzamer dan bij andere kinderen, en ze hebben vaak te maken met gezondheidsproblemen. Het is belangrijk om rekening te houden met de specifieke behoeften van het kind en om vroegtijdig ondersteuning te bieden. Ouders en verzorgers moeten veel steun, aandacht en liefde geven, en zich bewust zijn van de mogelijke gezondheidsproblemen. Door het opvoeden van kinderen met het syndroom van Down met begrip en geduld te benaderen, kan het kind op een betere manier groeien en zich ontwikkelen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet