Opvoeden doe je zo: Kandidaten, opvoedstijlen en de rol van professionele ondersteuning
juli 9, 2025
Lichamelijke opvoeding is een belangrijk onderdeel van het onderwijs in Nederland en België. Het vak is ontstaan als onderdeel van een bredere opvatting over gezondheid, lichamelijke ontwikkeling en het opvoeden van kinderen. De geschiedenis van lichamelijke opvoeding is gecomplexificeerd en verandert continu, maar de kern van het vak blijft het bevorderen van lichamelijke en mentale ontwikkeling van leerlingen.
De geschiedenis van lichamelijke opvoeding in Nederland begint in de 18e eeuw, toen er voor het eerst sprake was van beweging en gezondheid als onderdeel van het onderwijs. De eerste stappen in dit opzicht werden gezet door figuren zoals Matthias van Geuns, die het belang van beweging en gezondheid benadruidden. In de jaren 1800 begon de bewegingscultuur zich te ontwikkelen, en er werd steeds meer aandacht besteed aan het opvoeden van kinderen via lichamelijke oefeningen.
In 1857 werd lichamelijke opvoeding opgenomen in de Wet op het Lager Onderwijs. Hierin werd gesproken over 'vrije en orde-oefeningen' van gymnastiek, maar het vak was nog niet verplicht. Pas in 1890 werd de lichamelijke opvoeding op de lagere scholen verplicht. In 1920 werd de lichamelijke opvoeding opgenomen in de wet als verplicht vak voor alle lagere scholen. Dit was een belangrijke stap in de geschiedenis van het vak.
In de jaren 1860 werd het vak ook opgenomen in het middelbaar onderwijs. De vereniging van Onderwijzers in de Gymnastiek in Nederland speelde hierbij een cruciale rol. Ze pleitten voor de verplichting van gymnastiek in het onderwijs en zorgde ervoor dat het vak een vaste plaats kreeg in het curriculum. In 1863 werd het vak opgenomen in de Wet op het Middelbaar Onderwijs, waarin minister J.R. Thorbecke het vak als verplichte onderdeel opnam.
In de loop van de jaren veranderde het vak lichamelijke opvoeding. Tot ongeveer 1980 werd gymnastiek meestal aan jongens en meisjes apart gegeven, maar sindsdien is het meestal gemengd. Ook is er steeds meer aandacht geweest voor het geslacht van de leraar. Voor de meisjes was het een vrouw, voor de jongens een man, om misbruik te voorkomen.
In de jaren 1970 en 1980 werd het vak lichamelijke opvoeding uitgebreid. Er kwam meer aandacht voor sport, beweging en gezondheid. De naam van het vak veranderde ook: van 'lichamelijke opvoeding' naar 'bewegingsonderwijs'. Dit kwam door de groeiende aandacht voor gezondheid en het belang van lichamelijke inspanning voor de ontwikkeling van kinderen.
In het huidige onderwijs is lichamelijke opvoeding een verplicht vak op de basisschool en het voortgezet onderwijs. Het vak is opgenomen in het curriculum van het voortgezet onderwijs, inclusief het vwo, havo en vmbo. In Vlaanderen is lichamelijke opvoeding verplicht voor alle leerlingen op de basisschool en middelbare school.
De inhoud van lichamelijke opvoeding varieert per school, maar het vak omvat vaak verschillende sporten, zoals voetbal, basketbal, hockey, turnen, atletiek, en bewegen op muziek. Ook wordt er aandacht besteed aan teambuilding, samenwerking en sportiviteit. Het vak draagt bij aan de ontwikkeling van motorische vaardigheden, sociale en emotionele vaardigheden, en cognitieve vaardigheden.
Het aantal uren dat lichamelijke opvoeding per week wordt gegeven, varieert per schoolniveau. Op de basisschool wordt ongeveer 2 uur gym per week aangeboden. Op de middelbare school verschilt het aantal uren per niveau. Volgens de Onderwijsinspectie moet een leerling in het vmbo 2,5 uur per week lichamelijke opvoeding krijgen. Op de havo is dit 2,2 uur en op het vwo is dit 2 uur. Het aantal uren kan variëren per school, maar de minimale aanbeveling is 2 uur per week.
In Vlaanderen wordt op de basisschool en middelbare school twee uur lichamelijke opvoeding per week ingepland. Sommige richtingen, zoals wetenschappen-sport (ASO), lichamelijke opvoeding en sport (BSO), en topsportscholen, krijgen meer uren lichamelijke opvoeding.
Lichamelijke opvoeding telt mee als examenvak. Het vak is echter geen centraal examen, maar het schoolexamen telt mee. Op het schooldiploma wordt dit aangegeven met een onvoldoende, voldoende of goed. Het kan wel op een schoolrapport staan.
Voor lichamelijke opvoeding bestaan vaak kledingvoorschriften of schooluniformen. Dit zorgt ervoor dat alle leerlingen veilig en goed kunnen sporten. Sommige scholen kiezen voor een schooluniform, waar meestal het logo van de school op staat afgebeeld. Andere scholen kiezen juist voor specifieke voorschriften. Hierdoor hebben leerlingen meer keuzevrijheid, maar hebben zij alsnog goed en veilig kleding.
Gymkleding moeten door de ouders van de leerling worden aangeschaft. Ook moeten zij deze thuis wassen. Dit bestaat meestal uit: - Gymschoenen; vaak ook aparte voor binnen en buiten. - Een sportbroek - Een sportshirt met eventueel een overjas voor koud weer
Het sporten in de normale kleding is meestal niet toegestaan. Voor en na de gymles is er tijd of om te kleden.
Leraren Lichamelijke Opvoeding worden opgeleid aan een Academie voor Lichamelijke Opvoeding. De universitaire studierichting lichamelijke opvoeding is van 1971 tot 1985 te volgen geweest op de Vrije Universiteit aan de Interfaculteit Lichamelijke Opvoeding. Hier werd Lichamelijke Opvoeding in brede zin (schoolvak, bewegingstherapie, bewegingsagogiek, sport) bedoeld. Vanaf 1985 is het curriculum veranderd, en gekozen voor de naam Faculteit der Bewegingswetenschappen.
Lichamelijke opvoeding draagt bij aan de ontwikkeling van kinderen. Het bepaalt niet alleen de fysieke conditie, maar ook de mentale en emotionele ontwikkeling. Het bevat ook lessen over teambuilding, samenwerking, sportiviteit en eerlijk spel. Het helpt kinderen om hun lichaam en geest in balans te houden.
De geschiedenis van lichamelijke opvoeding in Nederland is rijk en complex. Het vak is ontstaan als onderdeel van een bredere opvatting over gezondheid, lichamelijke ontwikkeling en het opvoeden van kinderen. De geschiedenis van lichamelijke opvoeding is gevolgd door vele veranderingen, waardoor het vak nu een belangrijk onderdeel is van het onderwijs. De inhoud van lichamelijke opvoeding varieert per school, maar het vak omvat vaak verschillende sporten, zoals voetbal, basketbal, hockey, turnen, atletiek, en bewegen op muziek. Het draagt bij aan de ontwikkeling van motorische vaardigheden, sociale en emotionele vaardigheden, en cognitieve vaardigheden. Het aantal uren dat lichamelijke opvoeding per week wordt gegeven, varieert per schoolniveau, maar de minimale aanbeveling is 2 uur per week. Lichamelijke opvoeding telt mee als examenvak, en het is een verplicht vak op de basisschool en het voortgezet onderwijs.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet