Opvoeden doe je zo: een overzicht van effectieve manieren en aanpakken
juli 9, 2025
De 20e eeuw was een periode van grote veranderingen in het onderwijs en de opvoeding in Nederland. Het onderwijs kreeg steeds meer aandacht vanwege de toenemende maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Tijdens deze eeuw werd het kind steeds centraler gesteld in het onderwijs, wat leidde tot vernieuwingen in de didactiek, de organisatie en de toegankelijkheid van onderwijs. Ook de invloed van wetenschappelijke inzichten en pedagogische bewegingen nam toe, wat leidde tot nieuwe benaderingen in het leren en onderwijzen.
Een centraal thema in de 20e eeuw is het centraal stellen van het kind in het onderwijs. De eeuw wordt vaak de "eeuw van het kind" genoemd, omdat het kind steeds meer in het midden van het onderwijs staat. Dit komt voort uit de veranderingen in de pedagogiek, waarbij de nadruk ligt op het individuele leerproces, de zelfstandigheid van het kind en het leren op maat. In de jaren tachtig van de 20e eeuw werd het ontwikkelingsgerichte onderwijs ingevoerd, waarin het leren wordt aangepast aan het niveau van het kind. Dit concept werd ontwikkeld door het Algemeen Pedagogisch Centrum in Utrecht en werd in 1985 ingevoerd met de Wet op het Basisonderwijs.
In dit model wordt de klas opgedeeld in 'hoeken' zoals knutselhoek, leeshoek, rekenhoek en themahoek. Hierin kunnen kinderen zelfstandig aan de slag en leren op hun eigen manier. Ook wordt er gewerkt met een 'unitonderwijs', waarin leerkrachten proberen kinderen uit te dagen en hen te leren onderzoeken. In dit model worden leerlingen in groepen van twee leerjaren geplaatst, zodat er meer aandacht kan worden besteed aan de verschillen tussen kinderen.
De technologische vooruitgang had een grote invloed op het onderwijs in de 20e eeuw. De eerste helft van de eeuw werd beheerst door de klassieke onderwijsvormen zoals het leesplankje, Ot en Sien, en het klassikale onderwijs. Maar met de opkomst van de techniek, zoals film, radio, televisie en uiteindelijk de computer, veranderde het onderwijs. De techniek bracht nieuwe manieren van leren en onderwijzen met zich mee, zoals het gebruik van projectoren, computers en digitale tools. Deze technologieën werden steeds meer ingezet om het onderwijs te versterken en de leerlingen te stimuleren.
In de 20e eeuw verschenen er verschillende vernieuwende pedagogische bewegingen, die het onderwijs opnieuw bekeken. De reformpedagogiek, die uitging van de aangeboren leergierigheid van het kind, had een grote invloed op het onderwijs. Jan Ligthart, een van de belangrijkste representanten van deze beweging, stelde dat de beste school is waar de bovenmeester niets doet en het kind bijna alles leert. Deze benadering stond in contrast met het klassikale, strak gereglementeerde onderwijs, dat steeds meer onder vuur kwam te liggen.
Verder zijn er ook andere pedagogische modellen ontstaan, zoals het Montessori-onderwijs, het Freinet-onderwijs, het Jenaplan-onderwijs en het Dalton-onderwijs. Deze modellen zetten het kind in het midden en gaven de leerlingen ruimte om op hun eigen manier te leren. Bijvoorbeeld het Montessori-onderwijs benadrukt het zelfstandig leren en het leren op maat, terwijl het Freinet-onderwijs zich richt op het leren door te werken en te experimenteren. Ook het Jenaplan-onderwijs, dat in de jaren tachtig van de 20e eeuw veel in de praktijk werd gebracht, richt zich op het leren in een uitdagende omgeving, waarin kinderen zelf hun eigen leerproces bepalen.
In de loop van de 20e eeuw veranderde het onderwijsstelsel van Nederland aanzienlijk. In 1900 werd een leerplicht van zes jaar ingevoerd, en in 1972 werd dit uitgebreid naar een leerplicht van 11 jaar. De wet van 1920 zorgde voor een gelijkstelling tussen het openbare en het bijzondere onderwijs, wat leidde tot meer vrijheid van onderwijs. De 'verzuiling' van de samenleving, die vooral in het onderwijs plaatsvond, bracht ook nieuwe vormen van onderwijs met zich mee, zoals de neutrale, gereformeerde en katholieke scholen.
In 1981 werd de Wet op het Basisonderwijs ingevoerd, die het kleuter- en lager onderwijs samenbracht tot één school. In 1993 werd de Wet Educatie en Beroepsonderwijs ingevoerd, die het voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs regelde. Ook werden er in de jaren tachtig en negentig nieuwe onderwijsconcepten ingevoerd, zoals het ontwikkelingsgerichte onderwijs, het ervaringsgerichte onderwijs, het handelingsgerichte werken, en het nieuwe leren. Deze concepten zetten het kind in het midden en gaven de leerlingen ruimte om op hun eigen manier te leren.
De overheid speelde een belangrijke rol in de veranderingen van het onderwijs in de 20e eeuw. In 1918 werd het ministerie van Onderwijs opgericht, wat leidde tot een grotere invloed van de overheid op het onderwijs. De Grondwet van 1917 bracht een einde aan de 'schoolstrijd' tussen openbaar en bijzonder onderwijs, en zorgde voor een gelijke financiering. Ook werd er een eigen departement voor onderwijs opgericht, dat verantwoordelijk was voor het beleid op het gebied van onderwijs, cultuur en wetenschap.
De overheid zorgde ook voor een grotere toegankelijkheid van het onderwijs. In 1955 werd het kleuteronderwijs wettelijk erkend, en in 1968 werd de Wet op het Voortgezet Onderwijs ingevoerd. Deze wet regelde de doorstromingsmogelijkheden tussen de verschillende soorten onderwijs, zoals het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (gymnasium, atheneum, lyceum), het algemeen voortgezet onderwijs (LAVO, MAVO en HAVO) en het beroepsonderwijs (LBO, MBO en HBO). Ook werden er tal van nieuwe elementen geïntroduceerd, zoals de brugklas en nieuwe vakken, zoals handvaardigheid en maatschappijleer.
De Tweede Wereldoorlog had ook een grote invloed op het onderwijs in Nederland. De oorlog bracht een einde aan de traditionele vormen van onderwijs, en leidde tot vernieuwingen in de didactiek en organisatie. Na de oorlog werd er meer aandacht besteed aan de individuele leerling, en werden er nieuwe benaderingen van onderwijs geïntroduceerd. De jaren na de oorlog brachten ook de opkomst van de individuele leerling in het oog, en het onderwijs begon zich steeds meer te richten op het leren op maat en het leren in een uitdagende omgeving.
De pedagogiek en wetenschap kregen in de 20e eeuw steeds meer invloed op het onderwijs. De invloed van de universiteiten op het lager onderwijs werd steeds groter door het instellen van leerstoelen voor psychologie, pedagogiek en onderwijskunde. Ook werden er nieuwe pedagogische modellen ontwikkeld, zoals het Montessori-onderwijs, het Freinet-onderwijs, en het Jenaplan-onderwijs. Deze modellen zetten het kind in het midden en gaven de leerlingen ruimte om op hun eigen manier te leren.
De inspectie speelde een belangrijke rol in de kwaliteitsborging van het onderwijs. In 1995 werd het Pedagogisch Centrum opgericht, dat zich bezighield met de kwaliteitsborging en het opvolgen van leerlingen. Ook werd er een systeem van leerlingvolgsystemen ingevoerd, dat de resultaten van de kinderen moest registreren. Dit systeem was geen nieuwe onderwijsvorm, maar een wettelijke verplichting voor alle basisscholen. Vanaf de jaren 70 werden alleen de kinderen in groep 8 getoetst, en vanaf de jaren 90 werden er door de hele basisschool heen Cito-toetsen gemaakt.
In de jaren tachtig en negentig van de 20e eeuw kregen de scholen steeds meer invloed op de vernieuwingen van het onderwijs. De moderne tijdsdelen brachten nieuwe onderwijsconcepten met zich mee, zoals het adaptief leren, het coöperatief leren en het iederwijs-onderwijs. Deze concepten zetten het kind in het midden en gaven de leerlingen ruimte om op hun eigen manier te leren. Ook werden er nieuwe vormen van onderwijs ingevoerd, zoals het unitonderwijs, waarin leerlingen in groepen van twee leerjaren worden geplaatst.
De 20e eeuw was een periode van grote veranderingen in het onderwijs en de opvoeding in Nederland. Het kind werd steeds centraler gesteld in het onderwijs, wat leidde tot vernieuwingen in de didactiek, de organisatie en de toegankelijkheid van onderwijs. Ook de invloed van wetenschappelijke inzichten en pedagogische bewegingen nam toe, wat leidde tot nieuwe benaderingen in het leren en onderwijzen. De technologische vooruitgang had een grote invloed op het onderwijs, en de overheid speelde een belangrijke rol in de veranderingen van het onderwijs. De pedagogiek en wetenschap kregen in de 20e eeuw steeds meer invloed op het onderwijs, en de inspectie speelde een belangrijke rol in de kwaliteitsborging van het onderwijs. De moderne tijdsdelen brachten nieuwe onderwijsconcepten met zich mee, die het kind in het midden stelden en de leerlingen ruimte gaven om op hun eigen manier te leren.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet