Opvoeden in 2017: Belangrijke aspecten en aanpakken
juli 8, 2025
De jeugd in Nederland vormt een belangrijk deel van de bevolking. Volgens de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is op 1 januari 2025 ruim 4,9 miljoen jongeren jonger dan 25 jaar, wat overeenkomt met 27 procent van de bevolking. In de afgelopen jaren is het aandeel jongeren gedaald, van 45 procent in de jaren zestig tot 27 procent in 2025. Dit geeft een overzicht van de verdeling van de jeugd per leeftijdsgroep en de regio’s waarin ze wonen.
De verdeling van de jeugd per leeftijd is als volgt: 18 procent is tussen de 0 en 5 jaar, 18 procent tussen de 5 en 10 jaar, 19 procent tussen de 10 en 15 jaar, 21 procent tussen de 15 en 20 jaar en 24 procent tussen de 20 en 25 jaar. Deze cijfers laten zien dat de jeugd over de verschillende leeftijdsgroepen verdeeld is, met een toename van jongeren van 20 tot 25 jaar. Daarnaast is het aandeel jeugd per provincie verschillend. De meeste kinderen en jongeren wonen in Zuid-Holland, gevolgd door Noord-Holland, terwijl Flevoland de 'jongste' provincie is met 30 procent van de inwoners jonger dan 25 jaar.
In het schooljaar 2024/2025 zaten er bijna 1,5 miljoen kinderen in het primair onderwijs. Hiervan zaten bijna 1,4 miljoen kinderen in het regulier basisonderwijs, bijna 33.000 kinderen in het speciaal basisonderwijs en bijna 75.000 leerlingen volgde onderwijs in het speciaal onderwijs gericht op kinderen met een beperking, psychische problemen en/of gedragsproblemen. In het voortgezet onderwijs ging het om bijna 930.000 kinderen en jongeren. Hiervan volgde ruim 20 procent een vmbo-opleiding (leerjaren 3-4), 3 procent het praktijkonderwijs, bijna 17 procent havo (leerjaren 3-5) en ruim 17 procent vwo (leerjaren 3-6). 42,5 procent van de jongeren zat in een algemeen leerjaar.
De verdeling per onderwijssoort is als volgt: algemene leerjaren (42 procent), vwo (17 procent), havo (17 procent), vmbo (20 procent) en praktijkonderwijs (3 procent). Deze cijfers laten zien dat het voortgezet onderwijs in Nederland grotendeels is opgebouwd uit de verschillende onderwijsvormen, met een aanzienlijk deel in de algemene leerjaren.
Het aantal gezinnen in Nederland is in de afgelopen jaren toegenomen. In 2024 is het aantal gezinnen met kinderen gestegen, met name bij ongehuwde paren en eenoudergezinnen. Het percentage ongehuwde paren met thuiswonende kinderen is gestegen van 9 procent in 2004 naar bijna 18 procent in 2024. Ook het aantal eenoudergezinnen is gestegen. In 2004 was circa 17 procent van de gezinnen een eenoudergezin. In 2024 is dit gestegen naar circa 23 procent. De meeste gezinnen met kinderen zijn gehuwde paren, met ruim 1,5 miljoen gezinnen in 2024. Dit is 59 procent van alle huishoudens met thuiswonende kinderen.
De verdeling van het aantal kinderen per type gezin is als volgt: ongehuwde paren (469.618 kinderen), gehuwde paren (1.560.260 kinderen) en eenoudergezinnen (618.056 kinderen). De meeste gezinnen hebben twee kinderen, maar bij eenoudergezinnen heeft de meerderheid (bijna 62 procent) één kind. Dit geeft een overzicht van de verspreiding van kinderen over verschillende gezinssituaties.
De armoedecijfers van minderjarige kinderen in Nederland zijn in de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald. In 2018 was 8,6 procent van de minderjarige kinderen in armoede, terwijl dit in 2023 op 3,6 procent lag. Het percentage kinderen in armoede daalde stap voor stap van 8,6 procent in 2018 naar 7,5 procent in 2019, 6,2 procent in 2020, 5,6 procent in 2021, 4,0 procent in 2022 en 3,6 procent in 2023. Dit toont aan dat het aantal kinderen in armoede is gedaald, maar er nog steeds sprake is van armoede.
Het grootste deel van de minderjarige kinderen die in armoede leven, woont in een eenoudergezin. In 2023 was 8,3 procent van de minderjarige kinderen in eenoudergezinnen in armoede. In 2018 was dit nog 23 procent. Deze cijfers tonen aan dat het aantal kinderen in eenoudergezinnen dat in armoede leeft, is gedaald, maar nog steeds een significant deel van de jeugd betreft.
Volgens het onderzoek Jeugd en Opgroeien (OJO) maakte ruim een kwart (26,3 procent) van ouders van kinderen van 0 tot 18 jaar zich in 2011 zorgen over de opvoeding, het gedrag of de ontwikkeling van hun kinderen. Dit is de meest recente cijfers over opvoedingsproblemen. Daarnaast is er sprake van opvoedingscrisis en opvoedingsnood, waarbij verdergaande interventies nodig zijn, zoals intensieve trainingen voor ouders, begeleiding in het gezin, bijzondere voorzieningen voor het kind of ingrepen via de Raad voor de Kinderbescherming.
Een ander aspect is de opvoedingscompetentie. Bijna 17 procent van de ouders voelt zich incompetent als opvoeder, terwijl 12 procent ontevreden is over de relatie met hun kind. Deze cijfers tonen aan dat er sprake is van opvoedingsproblemen, die zowel in het gezin als in de jeugdsector moeten worden aangepakt.
De jeugdzorg is de verzamelnaam voor drie typen hulp: jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. In 2024 had ruim 481.355 jongeren tot 23 jaar te maken met jeugdzorg, wat overeenkomt met 10,8 procent van de jongeren tot 23 jaar. Het percentage jongeren tot 18 jaar met jeugdzorg bedroeg 14 procent, terwijl het percentage jongeren van 18 tot 23 jaar met jeugdzorg 1,6 procent was.
De cijfers laten zien dat het gebruik van jeugdzorg is toegenomen, met name bij jongeren tot 18 jaar. In 2024 had 14 procent van de jongeren tot 18 jaar te maken met jeugdzorg, terwijl dit in 2016 nog 11,5 procent was. Ook bij jongeren van 18 tot 23 jaar is het gebruik van jeugdzorg toegenomen, van 1,4 procent in 2016 naar 1,6 procent in 2024.
Het aantal dak- of thuisloze kinderen en jongeren in Nederland is moeilijk in kaart te brengen, omdat veel mensen die dak- of thuisloos zijn, geen gebruik maken van maatschappelijke voorzieningen. Het CBS schat dat 7 op de 10 mensen niet in de gebruikte registraties als dakloos staan vermeld. Het daadwerkelijke aantal dak- en thuislozen is dus hoger. In 2025 is het aantal dak- of thuisloze kinderen en jongeren niet precies bekend, maar het wordt geschat dat het aandeel jongeren dat dak- of thuisloos is, aanzienlijk is.
In sommige gemeenten wordt het aantal dak- of thuisloze kinderen en jongeren opgetekend, maar het is moeilijk om een overzicht te geven van het exacte aantal. Dit betekent dat het aantal jongeren dat dak- of thuisloos is, moeilijk te bepalen is, maar wel aanzienlijk is.
De cijfers over jeugd en opvoeding in Nederland laten zien dat de jeugd een belangrijk deel van de bevolking vormt. De verdeling per leeftijdsgroep, het onderwijs, de gezinsstructuur, de armoedecijfers, de opvoedingsproblemen en het gebruik van jeugdzorg zijn allemaal onderwerpen waarover informatie beschikbaar is. Deze cijfers geven een overzicht van de stand van zaken in de jeugdsector en helpen bij het bepalen van beleid en maatregelen voor de jeugd.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet