Narcistische ouders en de invloed op kinderen: Wat ouders moeten weten
juli 8, 2025
Lichamelijke opvoeding (LO) is een essentieel onderdeel van het onderwijs in Nederland, met name in het voortgezet onderwijs (vo). De afgelopen jaren zijn er aanzienlijke veranderingen geweest in de regelgeving rondom de uren die op school worden besteed aan lichamelijke opvoeding. Deze ontwikkelingen zijn voortgekomen uit de behoefte aan duidelijkheid, structuur en consistentie in het onderwijs. In dit artikel wordt gekeken naar de regelgeving, de uren die per schoolsoort zijn vastgesteld, en de impact van deze maatregelen op de leerlingen en het onderwijs.
In het voortgezet onderwijs wordt lichamelijke opvoeding meestal aangeduid als “LO”. Het vak is van groot belang voor de ontwikkeling van lichamelijke vaardigheden, gezondheid en sociaal gedrag bij leerlingen. In het vo zijn er specifieke kerndoelen en eindtermen die het onderwijs bepalen. Deze kerndoelen zijn onderdeel van het algemene curriculum en vormen de basis voor de eindtermen in de bovenbouw.
In de onderbouw vo zijn zes kerndoelen bewegen en sport opgesteld, die gericht zijn op het ontwikkelen van lichamelijke vaardigheden, sporten en bewegen in groepen. Deze kerndoelen zijn van toepassing op alle leerlingen, ook als zij een keuzevak LO2 kiezen. In de bovenbouw moeten alle leerlingen voldoen aan de eindtermen. Deze eindtermen worden vertaald in een programma van toetsing en afsluiting (PTA), dat elk jaar voor 1 oktober moet worden vastgesteld en gepubliceerd.
Voor vmbo zijn de eindtermen voor LO1 in het gemeenschappelijk deel van toepassing. Leerlingen kunnen ook het keuzevak LO2 kiezen op vmbo-tl/gl, met een omvang van 200 lessen van 50 minuten. LO2 wordt op ruim 250 scholen aangeboden. Voor de beroepsgerichte keuzevakken in bovenbouw vmbo-bb/kb behoren de keuzevakken Voorkomen van ongevallen en EHBO (Z&W) en ondersteuning bij sport- en bewegingsactiviteiten tot de top 3 meest gekozen keuzevakken.
Op havo/vwo gelden de eindtermen LO voor alle leerlingen als verplicht vak in het gemeenschappelijk deel. Het schoolexamenvak Bewegen sport en Maatschappij (BSM) kan gekozen worden in het vrije deel met een studielast van 320 uur voor havo en 440 uur voor vwo. BSM wordt inmiddels op bijna 250 havo/vwo-scholen aangeboden.
De reperatiewet, die op 16 april 2024 is aangenomen in de Eerste Kamer, bracht duidelijkheid over de urennormen voor lichamelijke opvoeding in het voortgezet onderwijs. De wet stelt nu duidelijke landelijke urennormen vast voor lichamelijke opvoeding per schoolsoort, namelijk:
Deze nieuwe urennormen vervangen de vorige algemene richtlijn die terugging tot de situatie van 1 augustus 2005. Ze geven scholen nu de nodige duidelijkheid waaraan te voldoen. De rekenmodule uren LO in het vo wordt gerekend met 40 lesweken.
Deze urennormen zijn van toepassing op alle scholen in het vo, inclusief de school voor speciaal onderwijs en de school voor voortgezet speciaal onderwijs. De regelgeving is gebaseerd op de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra. Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van het aantal klokuren waarop de scholen aanspraak kunnen maken.
Bij het vaststellen van het aantal klokuren wordt rekening gehouden met het aantal leerlingen in de verschillende leeftijdscategorieën. Voor basisscholen wordt het aantal gymgroepen vastgesteld op het aantal formatieplaatsen dat wordt berekend met de volgende formule:
G = (A + B + C + D)
Waarbij:
- A = 0,05 x het aantal leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 7 jaar
- B = 0,343 x het aantal leerlingen in de leeftijd van 8 jaar en ouder
- C = 1,5642 – (het aantal leerlingen x 0,0115), met dien verstande dat C niet kleiner is dan nul
- D = 0,025 x het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 jaar en ouder
Deze berekening is van toepassing op de school voor basisonderwijs, de speciale school voor basisonderwijs, de school voor speciaal onderwijs, de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en de school voor voortgezet speciaal onderwijs.
Voor de school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs wordt het aantal groepen bepaald door het aantal leerlingen te delen door de N-factor, die afhankelijk is van de onderwijssoort. De N-factor varieert per cluster en onderwijssoort, zoals te zien is in Tabel 2. Het verkregen getal wordt alleen naar boven afgerond als het getal achter de komma groter is dan 5.
In het MBO is bewegingsonderwijs sinds ruim tien jaar geen verplicht vak meer. Toch zijn er verschillende MBO-instellingen die hun nek uitsteken en ten minste voor de eerstejaars studenten een wekelijks sportief aanbod verzorgen. Dit blijkt uit onderzoek dat de DSP-groep heeft uitgevoerd in opdracht van de ministeries van OCW en VWS. Het onderzoek vormde tevens de start van een benchmark bewegen en sport in het MBO. In dit artikel wordt verslag gedaan van zowel de onderzoeksresultaten als de plannen voor de benchmark.
In de omgeving van de HvA en andere scholen is er sprake van samenwerking met verschillende partijen, waaronder de gemeente, sportverenigingen en medische instellingen. Deze samenwerking speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van een actieve leefstijl bij kinderen en jongeren. Ook worden er diverse projecten gestart, zoals Sport West en Gym City, die gericht zijn op het weer én meer in beweging krijgen van kinderen en jonge mensen.
De ALO (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) en andere opleidingen zoals Sport, Management en Ondernemen (SM&O) spelen een belangrijke rol in de opvoeding van toekomstige sportdocenten en sportmanagers. Deze opleidingen zijn gericht op het ontwikkelen van vaardigheden in sport, management, marketing en organisatie. De studenten leren ook hoe ze hun kennis kunnen toepassen in het werkveld, bijvoorbeeld door stages te lopen en projecten uit te voeren.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet