Maatschappelijke factoren en hun invloed op het opvoederschap
juli 7, 2025
Lichamelijke opvoeding, ook wel aangeduid als LO, is een essentieel onderdeel van het schoolcurriculum in zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs. Het vak speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen en jongeren op verschillende vlakken, waaronder lichamelijke, sociale en emotionele vaardigheden. Tijdens de lessen leren kinderen niet alleen bewegen en sporten, maar ontwikkelen ze ook hun sociale vaardigheden, leren ze over gezondheid en ontdekken ze hoe leuk het kan zijn om actief bezig te zijn. In dit artikel wordt ingegaan op de doelstellingen van lichamelijke opvoeding, de inhoud van de lessen, het belang van beweging in het onderwijs en de impact op de ontwikkeling van kinderen.
De kerndoelen binnen lichamelijke opvoeding zijn geschreven voor de volgende domeinen:
De leerdoelen bij lichamelijk opvoeding in het onderwijs zijn onderverdeeld in drie categorieën:
De inhoud van de gymlessen is gevarieerd en hangt af van de school en de leeftijd van de leerlingen. Vaak komen er verschillende sporten aan bod, zoals atletiek (rennen, springen, werpen), turnen, en verschillende balsporten zoals voetbal, basketbal en volleybal. Ook dans en zwemmen kunnen onderdeel zijn van het lesprogramma. Verder is er vaak aandacht voor spelletjes en oefeningen die de algemene motoriek verbeteren. Zo leren kinderen bijvoorbeeld hoe ze snel kunnen reageren en hun lichaam goed kunnen beheersen.
In het voortgezet onderwijs wordt het vak lichamelijke opvoeding ingedeeld in verschillende domeinen:
Lichamelijke opvoeding draagt bij aan de ontwikkeling van kinderen en jongeren op verschillende vlakken. Het versterkt de lichamelijke conditie, helpt bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden, en draagt bij aan het mentale welzijn. Bovendien is er onderzoek gedaan naar het effect van beweging op cognitieve vaardigheden en schoolprestaties.
Er is onderzoek gedaan naar het effect van fysieke activiteit op cognitieve vaardigheden en schoolprestaties. Een meta-analyse van Haverkamp en collega’s (2020) suggereert dat ook voor jongeren op voortgezet onderwijs geldt dat voldoende bewegen het cognitief functioneren kan verbeteren. Hieruit blijkt dat voor jongeren vanaf 12 tot zelfs 30 jaar zowel eenmalige als langdurige lichamelijke activiteit een positief effect kan hebben op verschillende cognitieve functies. Er is dus geen reden om aan te nemen dat investeren in het integreren van meer bewegen gedurende de schooldag ook op voortgezet onderwijs tot wezenlijk andere effecten zou leiden. Voor speciaal onderwijs geldt eigenlijk hetzelfde. Daarbovenop helpt sport en bewegen bij leerlingen in het speciaal onderwijs om te ontdekken wat hun mogelijkheden zijn en leren hun beperkingen accepteren.
Lichamelijke opvoeding speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van kinderen. Het helpt bij het ontwikkelen van fysieke vaardigheden, sociaal gedrag en mentale gezondheid. Daarnaast is er onderzoek gedaan naar het effect van beweging op het leerklimaat en de concentratie van leerlingen.
Een van de gehanteerde uitgangspunten is een onderzoeks-geïnformeerde aanpak van het onderwijs in bewegen. Daarom vinden we dat de benadering van Mesker van de motorisch ontwikkeling geen rol zou moeten spelen binnen de verdere ontwikkeling van het bewegingsonderwijs. Daarnaast leidt samen sporten en matig intensief bewegen op school tot meer plezierbeleving en beter mentaal welzijn van kinderen (Bailey, 2006). Ook heeft meer sport en bewegen een positief effect op de binding met school en dit vertaalt zich dan weer in een positieve houding ten opzichte van de school. Daarnaast bevestigen veel leerkrachten dat de meeste kinderen beweging nodig hebben om hun energie kwijt te kunnen en om zich weer goed te kunnen concentreren op de les en onderschrijven dat op een gevarieerde manier aanbieden van lesstof goed is om veel zitten tijdens de schooldag te voorkomen (Skage & Dyrstad, 2019).
Het vak lichamelijke opvoeding is verplicht voor alle leerlingen op middelbare school, behalve leerlingen op VAVO-scholen en telt mee bij het combinatiecijfer. In Vlaanderen staat lichamelijke opvoeding voor twee lestijden per week geprogrammeerd. Enkele scholen richten meer lesuren sport/lichamelijke opvoeding in; met name in de studierichtingen wetenschappen-sport (aso), lichamelijke opvoeding en sport (tso) en de topsportscholen. Alleen met een medisch attest kunnen leerlingen vrijgesteld worden van het vak. In dat geval moeten ze aanwezig zijn in de les en een vervangende pedagogische taak verrichten.
In Nederland moet het onderdeel lichamelijke opvoeding met een voldoende of een goed worden afgesloten om deel te kunnen nemen aan het centraal eindexamen. Dit cijfer wordt bepaald door de school zelf. Het vak lichamelijke opvoeding kreeg bij het vervallen van de wettelijke lessentabel in 2005 een beschermde status. Hiermee wil de overheid garanderen dat leerlingen in het voortgezet onderwijs voldoende uren lichamelijke opvoeding krijgen. De beschermde status betekent dat scholen het aantal uur lichamelijke opvoeding moeten geven dat voor 1 augustus 2005 op het rooster stond.
Lichamelijke opvoeding is een essentieel onderdeel van het schoolcurriculum. Het draagt bij aan de ontwikkeling van kinderen en jongeren op verschillende vlakken. Tijdens de lessen leren ze niet alleen bewegen en sporten, maar ontwikkelen ze ook hun sociale vaardigheden, leren ze over gezondheid en ontdekken ze hoe leuk het kan zijn om actief bezig te zijn. De inhoud van de gymlessen is gevarieerd en hangt af van de school en de leeftijd van de leerlingen. De lessen spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen en jongeren op verschillende vlakken, waaronder lichamelijke, sociale en emotionele vaardigheden. Er is onderzoek gedaan naar het effect van beweging op cognitieve vaardigheden en schoolprestaties. Lichamelijke opvoeding speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van kinderen. Het helpt bij het ontwikkelen van fysieke vaardigheden, sociaal gedrag en mentale gezondheid.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet